Mijn Trots – Phyllis Besems
« Terug naar Mijn TrotsEen familie zonder enige motortraditie en dan een dochter die besluit om op twee wielen het circuit op te gaan. Ga er maar aan staan. Maar pa en ma Besems hebben dochter Phyllis daarbij geen strobreed in weg gelegd. “Stiekem vinden ze het allemaal wel leuk”, denkt Phyllis, die sinds dit jaar met een opvallend roze Honda CBR600F op de circuits te vinden is. “Nee, ik kom niet bepaald uit een motorfamilie, maar ik wist van jongs af aan al dat ik een motorrijbewijs wilde halen. Een oom van me reed motor, dat vond ik als klein meisje al geweldig. Mijn achttiende verjaardag was dan ook een mooi moment. Ik heb meteen mijn autorijbewijs gehaald, dat is toch wel handig, en direct daar achteraan het motorrijbewijs. De eerste 2,5 jaar heb ik op straat gereden, met eerst een Yamaha FZS600 Fazer en daarna een Honda CBR600F Sport. Met die Honda ben ik vorig jaar voor het eerst het circuit op geweest en daar kreeg ik de smaak meteen goed te pakken. Je hoeft niet op het verkeer of op snelheidslimieten te letten en er komen geen auto’s van rechts. En als er vuil of olie ligt, gaat er een vlag omhoog. De snelheden liggen er hoger, maar ik vind het stukken veiliger dan op de weg. Er moest dus een circuitmotor komen en dat is deze CBR600F geworden. Ik wilde ook per se een 600, omdat ik daar ook al mee op straat reed. Hij was eerst groen/zwart, dat vond ik niet mooi, en hij had wat schade. Maar hij is helemaal nagelopen en ook de vering is helemaal nagekeken. Mijn vader heeft me nog geholpen met de kuipdelen en daarna heb ik de motor roze gespoten, lekker opvallend. Mijn ouders hebben nooit moeilijk gedaan over het motorrijbewijs, maar toen ik ze vertelde dat ik een circuitmotor had gekocht, moesten ze eerst wel even slikken. Maar inmiddels vinden ze het stiekem allemaal wel leuk hoor. Ze gaan nooit mee, het is toch vaak een eind rijden, maar ik stuur ze altijd foto’s door en ook op mijn website volgen ze me. Het rijden gaat nu lekker, alleen had ik in het begin wat probleempjes met de motor. Op een gegeven moment wilde ik hem starten, maar hij deed helemaal niets, zo dood als een pier. Bleek het lekstroom te zijn. Wist ik veel dat de accu er uit moest als ik de motor niet gebruikte. Dat ben je niet gewend bij een straatmotor. Maar ach, daar kom je gaandeweg allemaal achter. De eerste keer was ook zo’n verhaal, tijdens de Landelijke Motordagen. Ik was zo blij dat ‘ie het deed, dat ik hem een half uur stationair had laten draaien en er rondjes mee op de paddock mee ging rijden. Raakt dat ding oververhit en lag er allemaal groene vloeistof onder. Wist ik veel dat koelvloeistof groen was. Ik had alleen maar zoiets van ‘help, help!’. Gelukkig had ik mijn straatfiets nog mee, zodat ik toch nog kon rijden. Op Zolder heb ik uiteindelijk voor het eerst een hele dag kunnen rijden en had ik na iedere sessie zoiets van ‘hij doet, hij doet het’. Het knietje heb ik nog niet aan de grond gehad, mijn knee sliders zijn nog als nieuw…haha. Dat is vooral een kwestie van houding. Dat gaat wel steeds beter hoor. Alleen hangt mijn hoofd er vaak een eind naast en dan vergeet ik mijn kont. Het zijn allemaal kleine stapjes, maar het gaat steeds beter. Ook het vertrouwen in de motor is enorm gegroeid, ook op snelheid. Dan voelt alles veel natuurlijker en heeft dat hangen voor je gevoel ook nut. Anders lijkt het net of je een aap nadoet. Op het moment is circuitrijden nog een echte hobby voor me en heb ik nog veel te leren, maar op een gegeven moment zou ik best aan races mee willen doen. Het lijkt me enorm kicken om andere rijders in te halen en vooral op een roze motor!”