Mijn Trots – Norbert Reijers
« Terug naar Mijn TrotsAangestoken door een motorrijdende neef zit Norbert Reijers (62) al vanaf zijn jeugd in het zadel. Nooit van een standaard motorfiets, altijd gaf hij er wel een persoonlijke noot aan. Eerst nog op redelijk bescheiden wijze, maar inmiddels is alle schroom wel overboord wat betreft zelfbouw, met deze prachtige Triumph 900 caféracer als lichtend voorbeeld!
“Een neef van me had een Honda CB550 en daar was ik zo van onder de indruk, dat wilde ik ook. Voor mijn achttiende moest er een motor komen, en die kwam er ook. Een Honda XL250 offroadje waar ik met mijn oefenvergunning op mocht leren rijden. Toen ik mijn rijbewijs eenmaal had, heb ik niet lang daarna de Honda ingeruild op een Suzuki GS750. En sindsdien heb ik er een heel aantal versleten, ik ben altijd blijven rijden namelijk, sinds 2003 op een FJR1300. Geen enkele van mijn motoren is ooit standaard gebleven, ik heb er altijd wel iets aan veranderd. Een hendeltje hier, beugeltje daar, niet heel ingrijpend, maar iets meer dan tien jaar geleden begon het ombouwen toch wat extremere vormen aan te nemen. Ik had altijd maar één motor, waarmee ik gewoon reed, maar speelde ook al lang met idee om zelfs eens een keer een caféracer te bouwen. Toen ik tijdelijk thuis kwam te zitten, heb ik een keer doorgepakt. Een Kawasaki KZ750 was mijn eerste echte ombouwproject, een Suzuki GSX1100 mijn tweede, de Papasaki en Papasuki.”
“Die eerste ombouw smaakte dus duidelijk naar meer en inmiddels heb ik al verschillende projecten gedaan. Ik heb een GS550 en paar BMW’s voor iemand verbouwd, maar bijvoorbeeld ook weer voor iemand anders een oude GS550 helemaal gerestaureerd. Ik wilde ook al heel lang eens een keer iets doen met een Triumph driecilinder en die handschoen pakte ik in 2018 op. De nieuwere driecilinders zijn nog wat zonde om te verbouwen, prijzig bovendien ook, en als je dan naar een oudere Triumph’s gaat kijken, kom je bijna automatisch bij een 900 uit. Bij Brabant Motors vond ik een Trophy 900, die daar al een paar jaar in de schuur stond. Een echte toermotor met veel kuipwerk, waar ik dan een caféracer van wilde maken. Maar ik zag mogelijkheden en heb ‘m meegenomen. Op de aanhanger, want er zat geen accu in, maar thuis een nieuwe accu erin en het was meteen starten en lopen.”
“Al eerste ging natuurlijk al het kuipwerk eraf. Vervolgens heb ik er een voorvork van een Triumph Tiger Sport, want ik wilde er graag een upside-down vork in, en de wielen van een Street Triple 675 in gezet. Dat is snel gezegd, maar zoiets zit er natuurlijk niet met een week in. Ik heb onder meer de balhoofdpen, asopname van het wiel en de remschijven moeten aanpassen. De remschijven pasten namelijk wel bij de vork, maar niet bij de wielen. De originele Trophy tank oogt absoluut niet op een caféracer, dus daar moest ook wat anders voor komen. Ik wilde graag een forse tank met een rechte onderkant. Veel tanks lopen aan de achterzijde naar beneden af, maar die lijn past niet bij een caféracer vind ik. Tank en zadel moeten een rechte lijn vormen. Dan blijven er een paar kandidaten over en uiteindelijk koos ik er eentje van een Suzuki GSX1400. Die is lekker breed en valt voor ook helemaal over het blok, dat kwam toevallig heel mooi uit. De tank pas gemaakt en vervolgens heb ik daar zelf een kontje bij gemodelleerd van bouwschuim. Aan de hand daarvan heb ik vervolgens de positieve en negatieve mal gemaakt, waarna ik het kontje van polyester kon maken. Deze kan ik trouwens helemaal met gasveren omhoog klappen, de accu en elektronica zit eronder en zo kan ik er makkelijk bij. Er zit bovendien ook nog een kleine bergruimte onder.”
“oewel ik het model in één keer goed had, zit er wel héél veel werk in. Van de hele ombouw was dit denk ik wel het meest arbeidsintensief. En nadat ik het kontje klaar had, moest ik er ook nog een passend subframe bij maken. Het blok is er wel uit geweest, omdat ik het frame moest laten poedercoaten, maar daar heb ik verder niets aan gedaan. Die heb ik een beurt gegeven, schoon gemaakt en zwart gespoten, meer niet. Maar toch, je vertelt dit even snel in een half uurtje, maar uiteindelijk is het gewoon best wel een groot project geweest. In totaal ben ik er toch zo’n twee jaar mee bezig geweest. Niet continu, want ik had tussendoor ook nog wat andere klusjes en er moet ook nog gewoon gewerkt worden, maar twee jaar heeft het wel geduurd. Alles kost ook tijd hé, schetsplaten voor de voetsteunen, kleine beugeltjes, sommige maak je dan twee keer omdat ze de eerste niet naar je zin zijn. Die hakbeschermers in de vorm van de Engelse vlag bijvoorbeeld, iedereen denkt dat ik die heb laten laseren. Maar die heb ik gewoon met de hand uitgezaagd en afgewerkt. Ouderwets handwerk. Het heeft dus wat tijd gekost, maar uiteindelijk staat er wel iets waar ik helemaal achter sta. Er is eigenlijk niets waarvan ik achteraf denk, ‘dat had ik anders moeten doen’. Ik zeg wel eens voor de grap: ‘Voor een goede prijs is alles te koop!’. Deze dus ook, maar eigenlijk wil ik ‘m gewoon houden!”