Mijn Trots – Karel van der Leek

« Terug naar Mijn Trots

“Eigenlijk moet er deze keer Onze Trots bovenstaan”, lacht Karel van der Leek. Zijn Norton/AJS, die deels via een Australische omweg in Nederland belandde, bouwde hij samen met vriend Jack Kreling op. Onder het genot van een hapje en een potje bier tekende Karel voor de ideeën en Jack, door collega’s MacGyver genoemd, klaarde uiteindelijk de technisch lastige klusjes. Het resultaat mag er zijn. “Het mooiste wat we samen hebben gemaakt”, aldus de heren in koor.

Karel: “Ik heb hem gekocht als een Norton met een frame uit 1957 en een Eso-motor, een speedway-blok. Dat blok zou helemaal gereviseerd zijn door iemand bovenin Groningen, maar dat bleek achteraf met een hamer en een schroevendraaier gedaan te zijn. Het was echt een puinzooi. Ik heb dat blok nog wel helemaal in orde gemaakt, maar het echte vertrouwen was al weg. Het liep ook nog eens op methanol, dus ik was er wel klaar mee. Tot ik tijdens een vakantie in Nieuw-Zeeland en Australië tegen een wrak van een AJS uit 1951 aanliep. Die moest ik hebben, want het blok kon ik de Norton gebruiken. Ik heb het ding gekocht en naar Nederland laten verschepen. Dan komt ook Jack in beeld, want die last alles en heeft voor alles een oplossing.”
Jack: “Vaak zeg ik tegen Karel onder het genot van een potje bier: ‘Bedenk het maar en maak het maar’. Daarna kom ik langs, dan gaan we een paar uur lassen en maken we het netjes af.”
Karel: “Op zijn werk noemen ze hem al MacGyver, hij heeft altijd een oplossing. Zeker als het op lassen aankomt. Als ik een las leg, dan ligt er zo’n dikke druppel op en dan zegt hij: ‘Is die vogel weer over gevlogen?’”
Jack: “Ik vind dat gewoon leuk, dat je een ander blij kunt maken met zulke dingen. Zie ik hem weer helemaal trots rondlopen, prachtig is dat.”
Karel: “Ik had bijvoorbeeld een spatbord met een achterlicht voor de Norton gemaakt. Netjes geklopt ook, vond ik zelf. En dan komt hij binnenlopen: ‘Dat ga je er echt niet op zetten hoor, dat is net een Stealth straaljager’. Dan luister ik toch maar naar hem, want dan wordt het resultaat veel mooier.”
Jack: “En sommige dingen moet je gewoon ook met zijn tweeën doen.”
Karel: “Inderdaad. Het uitrichten van het blok bijvoorbeeld. Dat kun je niet alleen. Twee paar ogen zien meer dan één en bovendien is Jack heel serieus in dat soort dingen. Dat is ook mooi meegenomen. Het blok is trouwens helemaal gereviseerd, alles zit er nieuw in. Op een gegeven moment hebben we een proefrit gemaakt om wat lassen te testen en knalde ik met 170 door een bocht bij de Benelux tunnel. We stoppen vlak daarna en zegt hij: ‘Wat doe je nou? Met dat laswerk?’”
Jack: “Het waren wel goede lassen, daar niet van, maar ik weet ook niet exact hoe een motorfabrikant dat doet. Maar goed, je moet ook een beetje vertrouwen hebben in je zelf. Ik zie ook wel eens laswerk op nieuwe motorfietsen, waarbij ik me echt afvraag hoe ze het zo durven af te leveren. Dan leg ik er liever een laagje extra op.”
Karel: “Hij is nu klaar, maar ik rijd er minder mee dan ik eigenlijk zou willen. Dat starten is zo lastig, ik trap me een breuk op die kickstarter. En met het weer van de laatste tijd wordt hij ook enorm vuil, dat vind ik zonde.”
Jack: “Maar hij rijdt geweldig. Tijdens een van de eerste ritjes riep Karel op een gegeven moment ‘hoe hard gaan we nu?’. Er zat geen teller op, dus ik zeg: ‘Dik 100!’. Hij zegt ‘100?’ en klapt zo met die snelheid een bocht in, geen centje pijn. Hij ligt heerlijk in de bocht, bizar gewoon.”
Karel: “Dat maakt je enorm trots, maar het mooiste compliment kregen we van de technische man van de AJS club. Ik kwam er op een gegeven moment niet uit met de afstelling, waarop ik de club heb benaderd. Die man kwam bij me langs om te helpen en heeft een paar keer gezegd dat Jack en ik mooi werk hadden geleverd. Dat is leuk als je dat onderweg eens een keer hoort, maar als een echte kenner zoiets zegt, dan is dat toch het mooiste compliment dat je kunt krijgen!”