Mijn Trots – Jerry Krijn
« Terug naar Mijn TrotsZijn buurman riep begin jaren negentig de hulp in van Jerry Krijn bij de aankoop van een Moto Guzzi V1000G5. Uiteindelijk was het niet de buurman maar Krijn zelf die in het zadel belandde van de Italiaan. Het bleek de motorische liefde van zijn leven, een machine die hij helemaal naar eigen wens kneedde met een potpourri van Guzzi-onderdelen en die daardoor in Guzzi-kringen nog wel eens voor een opgetrokken wenkbrauw zorgt. Nee, makkelijk te plaatsen is de Guzzi van Jerry Krijn niet en dat was ook precies de bedoeling.
“Het begon inderdaad met mijn buurman die de Guzzi in een advertentie had gezien. Hij zocht een opknapper om bij ons in Amsterdam mee door de stad te kunnen rijden. Omdat ik al jaren Moto Guzzi had gereden, vroeg hij of ik mee wilde gaan. Het bleek een V1000 G5 te zijn die een paar jaar eerder door Teo Lamers Motoren helemaal in orde was gemaakt. Alleen had de verkoper een paar maand na die revisie een auto-ongeluk gekregen, waardoor die motor uiteindelijk een jaar of drie stil heeft gestaan. De motor verkeerde dan ook in redelijk deplorabele toestand, alles was verroest. We hebben de motor toch kunnen starten en met een meegebrachte compressiemeter heb ik meteen de compressie gecontroleerd. Die was perfect. Op de terugweg was mijn buurman enorm aan het twijfelen geslagen. We wonen aan een gracht en hebben geen schuur of garage. Hij zou de motor aan de straat moeten strippen en opknappen. Een ondoenlijke opgave, die ik hem uiteindelijk uit zijn hoofd heb gepraat. ’s Avonds heb ik de eigenaar van de Guzzi nog eens gebeld en hem verteld dat ik hem wilde kopen. Hij vroeg een nette prijs en ik heb hem dezelfde week nog opgehaald. Ik heb hem naar ons vakantiehuisje gebracht, waar ik wel een grote schuur heb en ruimte om te sleutelen. Daar heb ik de motor helemaal gestript om hem aan te passen en verder te verbeteren. Ik wilde hem met name beter sturend hebben, dus heb ik er een langere voorvork van een California II op gezet. De bovenste bevestigingspunten van de achterschokbrekers kwamen daardoor een paar centimeter naar achteren te staan, dus die heb ik ook aangepast. Het voordeel is meer rechtuitstabiliteit en strakker stuurgedrag in bochten, ook door de stabilisator tussen de achtervork. De uitlaten zijn ook van een California II. De standaard pijpen lopen recht, maar ik vond het mooier om ze iets op te laten lopen. Het achterspatbord is van een V7, een nog ouder type. Dat heeft zo’n golfje aan de achterkant, dat vond ik mooi. De zijschildjes zijn ook van een California. Die heb ik samen met de tank, het achterspatbord en het voorspatbord gespoten. Zwarte lak met een heel klein spiegeltje, zo’n metaalkorreltje. Het huidige zadel zat er al op toen ik de motor kocht. Dat heb ik zo gelaten, ik vond het mooi met de lijnen mee lopen. De tellerpartij is van een Guzzi Nevada, dat is net iets kleiner dan standaard en past perfect bij het ruitje dat ik er op heb gezet. Verder heb ik aan het blok wat dingen veranderd. Er zitten wat onderdelen van een LeMans-blok in, zodat ie ook redelijk op de snelweg mee kan komen. Alles is los geweest en gestraald en geëpoxeerd. Eigenlijk is het een samenraapsel van allerlei Guzzi-onderdelen en dat is altijd weer leuk als ik eens op een Guzzi-treffen ben. Dan staan er altijd wat Guzzi-rijders naar te kijken die mijn motor niet helemaal kunnen plaatsen. ‘Hij is helemaal origineel hoor’ zeg ik dan, ‘hij is alleen opgebouwd uit verschillende Guzzi’s.’ Ja, dit is absoluut een blijver. Ik lonk wel eens naar een nieuwe Guzzi, zo’n 1400 California, maar eigenlijk is deze precies zoals ik een Guzzi wil hebben.”