Mijn Trots – Harco le Blanc
« Terug naar Mijn TrotsZijn ‘dagelijkse’ motor is een BMW K1600GTL, “een dikke toerfiets met alles d’r op en d’r aan”. Maar vraag Harco le Blanc (50) naar zijn trots en dan is het niet de Duitse zescilinder die hij noemt, maar deze Suzuki GT750. Toen hij hem kocht verkeerde de tweetakt in staat van ontbinding, na een intensieve restauratie echter kan de ‘waterbuffel’ probleemloos als fotomodel voor de originele folder worden gebruikt.
“Al op de lagere school was ik in de weer met crossbrommers, een vriend van me woonde op een boerderij en daar stonden ze. Met zestien kwam er natuurlijk een brommer, een Tomos Sprint schakelbrommer en die heb ik nog steeds. Hij stond nog altijd in de schuur, maar in 2006 moesten ze ineens verplicht geschouwd en op kenteken worden gezet. Dan kun je kiezen tussen ‘m weg doen of opknappen en op kenteken zetten. Wegdoen vond ik jammer, dus heb ik ‘m gerestaureerd. Mijn eerste echte motor was een Honda Nighthawk 650, waar ik toch een aantal jaartjes op gereden heb, ondanks dat ‘ie al snel een beetje te klein bleek. Ik ben vrij groot en pas eigenlijk bijna nergens fatsoenlijk op. Dat was een van de redenen dat ik in 1998 een Gold Wing 1500 heb gekocht, die ik vervolgens een jaar of zestien heb gehad. Toen werd het wel een keer tijd voor wat anders. Iets moderners, met ABS, maar dan wel weer een dikke toerfiets. Met mijn lange benen viel eigenlijk elke Japanner af, en zo kwam ik bij de BMW K1600GTL uit, ook omdat ik die gewoon erg mooi vond hoor.
Een jaar of zes geleden echter, nog in m’n Gold Wing-tijd, wilde ik er wat anders bij. Een tweetakt, vanwege dat mooie geluidje. En dan wel een beetje een zware, ik had daarom vanaf het begin al mijn zinnen gezet op een Suzuki GT750. Dat heb ik altijd een prachtige motorfiets gevonden, een beetje te Spartaans voor dagelijks rijden, maar al toen ik nog jong was, wist wel dat er ooit zo’n ding zou komen. En een jaar of zes geleden was het moment daar.
De zoektocht naar een geschikte heeft daarbij best lang geduurd, ik wilde een volledig originele, nog onverziekte GT750 namelijk, en die zijn bijna onvindbaar. Uiteindelijk vond ik er eentje hier in de buurt, in Boekelo. Hij was nog van de eerste eigenaar, die zelfs nog de originele rekening en boekjes er bij had. Hij had er altijd gewoon woon-werk mee gereden, maar inmiddels stond de motor al een paar jaartjes stil. Tot zover klinkt het allemaal best goed, maar de motor zelf was, hoe zal ik het netjes zeggen, in een soort van staat van ontbinding. Hij reed niet meer, startte niet eens, de velgen en uitlaat waren verroest en de banden waren net bakeliet geworden. Die heb ik er zelf met een slijptol afgeslepen, zo hard waren die. Was allemaal geen probleem, want ik was toch op zoek naar een opknapper. Was ik er eentje in concoursstaat tegengekomen, dan was het misschien ook wel goed geweest, maar dan is het toch vaak net niet zoals je zelf gedaan zou hebben. Bovendien zijn ze die dingen ook behoorlijk prijzig natuurlijk. Niet dat deze heel goedkoop was, er zit behoorlijk veel tijd en geld in. Ik ben begonnen met de motor helemaal uit elkaar te halen, ook het blok. De cilinders heb ik laten honen en vervolgens nieuwe zuigers erin. Dat was misschien niet eens nodig, maar ik had zoiets van, alles wat ik nu nog kan krijgen, wordt ook meteen vernieuwd. Nu is het nog te koop immers! Zelfs de kleinste rubbertjes en boutjes zijn vervangen als dat kon, ook al was er de noodzaak niet toe. Gewoon uit voorzorg eigenlijk. Ik had er zo’n exploded view bij, met alle originele artikelnummers er bij, en zo loop je eigenlijk de complete motorfiets langs. Nagenoeg alles is wel vervangen, gepolijst of opnieuw gecoat of verchroomd. Met een foto van de originele uitvoering bij de hand uiteraard, want hij moest echt volledig origineel zijn, niet grotendeels. De eerste velgen zitten er bijvoorbeeld nog onder. Je kunt wel mooie imitatievelgen kopen, maar dan is ‘ie strikt genomen niet origineel meer hè. Dus heb ik ze opnieuw laten spaken en verchromen. Onder de streep is alles wat draait, scharniert of op een andere manier beweegt uit elkaar geweest. Een monnikenwerk, dat me zo’n anderhalf jaar heeft gekost. Hij is nu wel precies zoals ‘ie in 1975 van de band rolde, maar dan met beter chroom. Nuchter bekeken brengt ‘ie natuurlijk nooit meer op wat ‘ie gekost heeft, maar zo’n motorfiets moet je ook niet nuchter bekijken. Ik rijd er zelfs niet eens veel mee, als ik de duizend kilometer per jaar haal, is het veel. De meeste voldoening haal ik denk ik gewoon uit het feit dat ik ‘m heb. Hij staat bij ons in de garage, met enige regelmaat loop ik er langs en dan moet ik toch altijd even kijken. Ik zeg wel eens gekscherend: ‘Zelfs als ik omval, mag ‘ie niet weg!’”