Mijn Trots – Frank van Ooijen

« Terug naar Mijn Trots
Vanaf dat hij begon met motorrijden, is Frank van Ooijen al groot Harley-fan. In het begin was het nog een onbereikbaar doel, maar inmiddels is hij al 21 jaar in het bezit van een Heritage Springer. En die gebruikt hij niet voor een typisch zondags rondje om de kerk, maar vooral voor verre reizen. Van de Stelvio tot de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, het kan allemaal met de Harley. “Ik heb het altijd als een fijne reismotor ervaren!”

“Ik ben begonnen met motorrijden toen ik zeventien was. Ik kocht toen meteen een Suzuki T500, zo’n tweetakt. Die heeft mijn vader toen nog aan de ketting gelegd tot ik achttien was. In plaats van de paar straten die je met het proefrijbewijs mocht rijden, hield ik toen het gebied van twintig kilometer aan van de verzekering, dus voordat ik op moest voor mijn rijbewijs, had ik al vijfduizend kilometer gereden. Vrij snel nadat ik mijn rijbewijs haalde, ben ik al flinke reizen met de motor gaan maken, in mijn studententijd toen nog. Mijn vader zat vroeger bij de marine, dus ik ben grootgebracht met verhalen over verre streken. Dat was voor mij de trigger om ook te gaan reizen. Aanvankelijk begon ik in wat dichter bij huis, Italië en Frankrijk, maar later ben ik ook naar onder meer Griekenland en Joegoslavië geweest. Al sinds ik begon met motorrijden, heb ik veel interesse gehad in Harleys, vooral die met een klassiek uiterlijk, zoals de WLA Liberator uit de Tweede Wereldoorlog. Maar dat was altijd een onbereikbaar doel, die Harleys waren zo duur. In 1994 had ik eindelijk genoeg geld om een tweedehands Harley te kopen. De week nadat ik die kocht, was er meteen een bijeenkomst van de Europese Harley Owners Group in West-Brabant, waar uiteindelijk vierduizend Harley-rijders op af kwamen. Daar ben ik toen samen met een vriendin naartoe gegaan. Dat wakkerde het vuur wel aan. Met een vriend van de middelbare school ben ik vanaf 1994, toen hij ook een Harley had, tochten door Europa gaan maken. Dat begon in Normandië, met als thema de bevrijding van 1944. Zo zijn we steeds dieper Europa ingedoken en dat is altijd heel erg goed gegaan. We hebben nooit een technisch probleem gehad onderweg, gewoon je motor goed onderhouden en dan blijkt het allemaal heel betrouwbaar te zijn.”

“Na mijn eerste Harley heb ik ook nog een Road King gehad, die ik in 2003 inruilde voor een nieuwe Springer, deze nog altijd. Ik vond ‘nóg mooier dan die Road King, omdat deze een nog meer klassiek uiterlijk heeft. Die klassieke springer voorvork, die tassen, het zwevende zadel en de lijn van de hele motor, dat vind ik echt fantastisch. Het enige wat ik aan de Springer heb gedaan, is een ander voorwiel met dikke spaken en deze zwart-beige kleurstelling, verder is ‘ie origineel gebleven. Al zijn er vanwege met die voorvork wel heel vaak nieuwe lagers ingezet, ongeveer om de drie jaar. Want zeker met die tochten in de bergen heeft het toch wel behoorlijk wat te lijden. Als je op de Stelvio naar beneden dendert, schiet ‘ie echt tot het eind van z’n veerweg, dat heeft natuurlijk ook meteen impact op je sturen. Maar dat hoort nu eenmaal bij dat klassieke design, dat neem je voor lief en je went er ook wel aan hoor. Verder is de Harley trouwens buitengewoon comfortabel. Op dat zweefzadel met die veren eronder kan ik gewoon negenhonderd kilometer op een dag rijden, geen enkel probleem. Ik heb het altijd als een hele fijne reismotor ervaren. De zithouding, het zweefzadel, prima hoor. Lange afstanden zijn geen probleem. Waar ik ook altijd enorm van baal, is dat mensen denken dat het geen betrouwbare motor is. Ik heb vanaf 1994 gereisd met Harleys zonder enig probleem, het zijn gewoon echt betrouwbare motorfietsen. Inmiddels staat er 55.000 kilometer op de teller, enkel reiskilometers. Dat maakt meteen ook dat er zoveel emotionele waarde in deze motor zit. Zoveel inmiddels dat ‘ie niet meer weggaat, daarvoor gaat deze motor me teveel aan het hart. Wanneer ooit het moment komt dat ik ‘m niet meer kan rijden, dan denk ik dat ‘ie uiteindelijk in de woonkamer komt te staan!”