Mijn Trots – Frank Kanters
« Terug naar Mijn TrotsVan een oud motorfietsje voor erbij – eentje die wel nat mag worden van de regen – raakt Frank Kanters al snel totaal in de ban van de bouw van Streetfighters. De teller staat op dertien exemplaren waarvan deze Suzuki de favoriet is.
“Mijn eerste motorfiets was een Kawasaki Z1000. Vanwege mijn lengte zocht ik er iets comfortabelers bij, iets wat ook nog eens een keer nat mocht worden. Viavia kwam ik terecht bij een Suzuki streetfighter. Ik was destijds redelijk naïef want het woord streetfighter zei me niets en ook bij Yoshimura ging er geen lampje branden. De motor zelf beviel me wel – het was niet zo’n eenheidsworst – en daarom heb ik hem gekocht. Dat beviel zo goed, dat de Kawasaki er direct uit mocht. Om een stukje te toeren en voor ritten naar het buitenland heb ik toen een Ducati ST4R gekocht.”
“Deze GSX-R1100 is een van de laatste modellen die ik heb gebouwd en het is een van mijn favorieten. Deze heb ik helemaal van scratch opgebouwd. Bij mijn andere motoren vormde een al bestaande streetfighter de basis. Niet bij deze, deze is helemaal van mij, dit is honderd procent van eigen hand. Vooraf zit het hele plaatje in mijn hoofd, dan weet ik al welke onderdelen ik wil combineren. Een detail dat ik op motor zet, kan de hele motor maken of breken. Het levert me soms letterlijk pijn in mijn hoofd op van het nadenken. Een enkele keer pakt het in de praktijk niet helemaal zo uit als je had bedacht, maar meestal pas ik ook dan niet te veel aan.”
“De speurtocht begint altijd met een frame en daarna zoek ik er allerlei onderdelen bij die ik soms moet aanpassen om alles te laten passen. Dit achterframe moest ik aanpassen om het kontje van de Ducati Panigale erop te krijgen. Het normaal aluminiumkleurige blok is zwart gepoedercoat. Het stuur is veel te breed en het levert ook een oncomfortabele zithouding op, maar het oogt – ook door de Fischer wielen – wel uiterst futuristisch. En dat bij een motorfiets die bijna 35 jaar oud is. Daarom noem ik deze motor ook Black to the future. Natuurlijk heeft deze motorfiets de 1100cc oliekoeler van Suzuki. ‘Oliekoeler’ is een magisch woord onder bouwers van streetfighters. Het blok is rauw, bruut en is niet kapot te krijgen. Het heeft karakter, heel veel koppel en is sterk genoeg voor een dragracer. Het is een oliekoeler of niets, na 1992 stopt het qua blokken voor bouwers van streetfighters.”
“Het mooie aan een streetfighter is om allerlei onderdelen te combineren en te laten samen smelten tot iets wat had kunnen bestaan. Voor mij is dat absoluut geen Duitse stijl. Een eigen stijl heb ik niet, als ik een keer iets heb gebouwd, probeer ik daarna iets anders. Ik bouwde een caféracer, maar bouwde ook een turbo op een Bandit 1200. Die was goed voor 206 pk op het achterwiel. Ik heb maar een probleem: als ik iets bouw en er heel veel energie insteek, kan ik die niet aan iemand anders verkopen. Daarom staan er dertien motoren in de garage en ieder jaar bouw ik wel twee motoren. Soms zelfs wel meer.”
“Ik studeerde werktuigbouwkunde en ik kan 3D vormgeven. Van te voren weet ik dus hoe iets er uitziet. 3D-printen heb ik mezelf geleerd, daardoor kan ik mijn eigen onderdelen spuiten. Aan sleutelen spendeer ik elk vrij uurtje. Een draaibank heb ik niet, daarvoor roep ik de hulp van een kameraad in. Elektronica heb ik mezelf ook meester gemaakt. Het begint met de aankoop van een multimeter en dan ga je analyseren wat er allemaal gebeurt. Het is leuk om alles zelf voor elkaar te krijgen.”
“Met deze motorfiets heb ik prijzen gepakt en dat voelt als pure waardering voor al het werk dat ik er in stak. Het is mooi om het enthousiasme van anderen voor jouw motorfiets te zien, het is fijn als anderen ook de schoonheid zien. En als fans van de originele oliekoeler jouw motorfiets goed gelukt vinden, is dat helemaal een compliment.”