Mijn Trots – Bob Kemper
« Terug naar Mijn TrotsHoewel Bob Kemper net zo makkelijk jaren achtereen geen motorfiets rijdt, kruipt het bloed toch altijd weer waar het niet kan. De snelle jongen van weleer is getransformeerd in een rustige genieter, maar de motoren van weleer stelen nog altijd zijn hart.
“Het grootste gedeelte van mijn leven ligt achter me en daarom wil ik nog een keer een echte moderne machine. De afgelopen jaren heb ik mensen van mijn eigen leeftijd zien wegvallen en daarom moest het nu. Zoals Neil Young het al zong: ‘It’s better to burn out then to fade away.’
Als jonge jongen had ik op mijn slaapkamerwand een poster van de Kawasaki Z900 hangen. Toen Kawasaki in 2018 een klassieke remake van dat model maakte was ik gelijk onder de indruk. Het is pure nostalgie, ik ben dol op de motoren van de jaren zeventig. Daarin sta ik niet alleen, heel veel mensen reageren positief op deze motorfiets. Als je ergens stopt, beginnen mensen vaak een praatje. Veel mensen denken dat ik op een prachtig opgeknapte klassieker rij. Toch wil ik juist niet het origineel uit 1972. Met deze Z900RS kan ik ervaren hoe de technologie in de loop der jaren is veranderd. De oude heeft 76 pk en deze heeft er 111. En dan te bedenken dat mensen in 1972 zich al afvroegen waar het in hemelsnaam naar toe moest met die hoge vermogens voor straatfietsen. Een originele Z900 heeft maar een schijfrem en een matige wegligging en dan merk je hoeveel er sindsdien verbeterd en veranderd is. Over de Z900RS ben ik namelijk zeer tevreden. Oké de remmen mogen iets meer bijten, maar de wegligging, de acceleratie, zitcomfort en koppel zijn allemaal prima. Een scheurneus ben ik niet, maar van deze acceleratie kan ik echt genieten. Bij 140 km/uur ben je wel net een windvaan, maar ik heb nog nooit met een kuip gereden en ga dat ook niet doen. Tegenwoordig maken ze wel mooie kuipen zoals op een Triumph Thruxton, maar ik kom uit de tijd van de Windjammer en Gläser kuipen. Dat zag er echt niet uit. Nodig is een kuip ook niet. Onderweg hierheen mocht ik een stukje 120 km/uur rijden, maar het was zulk mooi weer en het ging zo lekker ontspannen dat ik 100 km/uur ook wel best vond.
Het uitlenen van mijn motorpak in 2014 aan een buurman die motorrijles nam was voor mij de reden om weer motor te gaan rijden. Ik had toen zoiets van ‘waarom hij wel ik niet?’ De tien jaar daarvoor had ik geen motorfiets aangeraakt en reed ik cabrio’s. Dan zie je motorrijders in tropische temperaturen van top tot teen aangekleed terwijl ik rond reed in korte broek met de radio op de achtergrond. Als kouwelijk type kan ik een cabrio ook bij lagere temperaturen waarderen. Ik heb vroeger wat afgestorven in mijn dunne leren overall met doorgestikte knieën en schouders. Veel anders had je toen niet. Met oordoppen reed je destijds ook niet en toen ik mijn eerste integraalhelm kocht, vertelde niemand hoe je hem moest passen. Die draaide tijdens het rijden dus rondjes op mijn hoofd. Nu rijd ik vooral met prachtig mooi weer. Mijn lange ritten van vroeger zijn veranderd in ‘even een vissie halen in Den Oever’. Dat is het huidige gebruik. Ik ben een recreatief rijder, geen wereldreiziger.
Niet alleen de motoren zijn de afgelopen decennia veranderd, het hele verkeer. Als motorrijder was je snel in de jaren zeventig. Tegenwoordig haalt een VW Lupo je met 200 km/uur in en dus moet je veel alerter zijn. Mijn motorfiets mag briljant accelereren, maar een Tesla houd je gewoon bij. Als elektrisch echt de toekomst is ga ik wel wat missen. Geluid is toch een onderdeel van de ervaring. Deze Kawasaki hoor je amper, maar in mijn vroege jaren had ik een Honda CB500 met een open vier-in-een die ik – als sociaal type – eerst de straat uitduwde voor ik hem startte. Beginnen deed ik op jankende tweetakten van Suzuki. Het begon allemaal met een T350, een paar GT250’s en twee GT750’s. Die waterbuffel was wel een zwaar ding en luidde de komst van de viertakt in. Die rijd ik nog steeds en zo lang als allemaal nog lukt, ga ik door. Als ik bang word, kap ik direct. En als het elke dag regent stop ik eveneens. Tot die tijd blijf ik lekker motor rijden want de tijd die we nog hebben wordt steeds korter en een tweede leven is nog nooit bewezen.”