Middelgebergtes Duitsland
Van het Ebbegebergte en het Rothaargebergte over het Thüringer Schiefer- en Elbsandsteingebergte tot aan het Zittauer gebergte. Dat zijn weliswaar geen Alpiene hoogstandjes, maar toch belooft een tour door deze Duitse middelgebergtes bochtengeluk van de bovenste plank. ‘Ausfsteigen’ maar!
‘Tik, tak, tik, tak’. De klok in de ontbijtruimte van het authentieke, landelijke hotel ‘Herscheider Mühle’ laat zijn gelijkmatige polsslag goed horen. Het ding is zo groot, daarin had een van de zeven geitjes uit het sprookje van de gebroeders Grimm zich met gemak kunnen verstoppen voor de grote, boze wolf. Ook wij gaan vandaag op jacht, al hebben we ons vizier wel gezet op een compleet andere prooi. Of prooien beter gezegd, onze strooptocht is namelijk gericht op mooie landschappen en uitdagende bochten. Alleen al de klinkende namen van de verschillende middelgebergten die we de komende dagen gaan aandoen, doen vermoeden dat we op onze wenken bediend worden. Al wordt het waarschijnlijk wel een flinke zit. Het gaat van Herscheid dwars door Duitsland helemaal richting de oostgrens naar Zittau, en nog iets verder. Het navigatiesysteem rekent voor dat we voor de kortste weg, ongeveer 632 kilometer zonder snelwegen, een dikke elf uur in het zadel moeten doorbrengen. Onze route is ruim twee keer zo lang, dat gaan we dus niet in een dag redden. Hoeveel dagen dan wel? Dat zien we onderweg wel. Eerst maar eens op weg!
We vertrekken daar waar volgens geruchten de dames nog wilder zijn dan de koeien, Sauerland. Ook het Ebbegebergte en de Nordhelle, met 662 meter de hoogte top van de regio, behoren tot het gebied. Het begint meteen goed met de L707 tussen Herscheid en Valbert, een roemruchte piste die geliefd is onder sportieve motorrijders, die er meer dan eens het gas wat al te enthousiast opendraaien met alle vervelende gevolgen van dien. De flanken van de Nordhelle lenen zich uitstekend voor het opwarmen van de bandjes, maar toch kan deze weg bij lange na niet tippen aan bijvoorbeeld de piste over de Kesselberg, tussen het Kochel- en Walchenmeer. Daarvoor moet je echter wel wat zuidelijker zijn, in Beieren en daar zijn we nu eenmaal niet. Maar meren zijn er hier in Sauerland ook meer dan genoeg, bijvoorbeeld de onder waterratten en badgasten geliefde Listertalsperre (stuwmeer). Direct ernaast ligt de Biggesee, ontstaan in de jaren zestig van de vorige eeuw nadat eerst enkele dorpen werden verplaatst, waarna de boel onder water werd gezet. De bouw van de stuwdam vormde destijds het grootste bouwproject van Duitsland. Wie even wat wil eten kan hier prima terecht bij motortrefpunt ‘Bigge Grill’ aan de westelijke oever tussen Sondern en Attendorn.
Rondom de Homert, de hoogste glooiing van het Lennegebergte, wemelt het van de Nordmann-sparren. Het diepe groen sluit lekker aan bij het groen van de Z900RS met zijn kekke racing-streepje. Zijn sportieve ambities beperken zich niet enkel tot het design, in de brede variëteit aan prachtige bochten kan de vier-in-lijn zijn potentie helemaal tentoon spreiden. Even langs Fort Fun – samen met onder meer de Attagrot (druipsteen) bij Attendorn en het Karl May festival in Elspe een van de vele toeristische trekpleisters van de regio – en dan snel verder naar Niedersfeld en omhoog richting de Langenberg, met een trotse 843 meter niet alleen de hoogste top van het Rothaargebergte, maar van heel Noordrijn-Westfalen. Op de parkeerplaats bij de ‘Hochheide Hütte’ staat een bord: ‘Wegens renovatie gesloten’. Geen koffie en taart dus, daarentegen wel rijkelijk veel uitzicht!
Dag Sauerland, op naar het Stölzingergebergte. Nooit van gehoord? Wij ook niet, maar volgens Wikipedia ligt het in Hessen en op onze route. Via Küstelberg en de Hanzestad Medebach gaat het eerst richting de Edersee. Een werkelijk prachtige weg voert ons langs de oevers van het meer, met helaas een maximale snelheid van 50 km/uur. Het waterpeil staat zo laag dat een toeristenboot bijna oogt als een vis op het droge. Motortreftpunt ‘Zündstoff’, aan de B253 bij Wega, lokt het hele jaar door zwermen motorrijders, maar wij laten het vandaag even links liggen. We gaan door naar het schilderachtige Melsungen. Een oud vakwerkstadje met een fabelachtig mooi oud centrum, waar we deze dag waardig zullen afsluiten.
Als een driekoppige stier heersen het Stölzinger-, Richeldorfer- en Knüllgebergte over het landschap van Noord-Hessen. Heerlijk ver van de bewoonde wereld, dit voormalige grensgebied tussen oost en west met zijn bonte mengeling van bossen, akkers, weiden en vooral kronkelende wegen. Gebergte mag dan als enigszins gespierde taal klinken voor de glooiingen in het landschap, fraai is het hier wel. Achter iedere heuvel en bocht wacht weer een ander fascinerend landschapsreliëf. In dorpjes als Wickersrode groeten de kinderen passerende motorrijders nog vol enthousiasme. Enkel een buizerd voelt zich door ons gestoord, stijgt met zijn markante schreeuw op uit een boom en glijdt vervolgens zacht over de hellingen van de Eisberg, de hoogste verheffing van het Stölzingergebergte. Het gebied waar volgens verschillende borden ‘thuis een huis heeft’. Ja, Duitsers kunnen best diepzinnig zijn.
Het gaat verder, meer specifiek naar het oude mijnwerkersplaatsje Nenterhausen aan de voet van de Herzberg, wat weer het hoogste punt van het Richelsdorfergebergte is. Aansluitend is het tijd voor een korte picknickpauze bij de ruïne Tannenberg, waarna de weg wordt vervolgd naar het Knüllgebergte, middenin roodkapjesland. In de jaren 50 van de vorige eeuw bouwden de Amerikanen hier een radarstation op de Knüllköpfchen, een uitgebluste vulkaan. Vermoedelijk om de ‘rooien’ af te luisteren. Dat is inmiddels al lang verleden tijd, tegenwoordig trekken vooral het ‘Boglerhaus’ en ‘Knüll-Jause’ de nodige gasten. Net als de camping.
We hebben ons vizier echter alweer op het volgende doel gericht, het Thüringer Schiefergebergte. De weg erheen is bijna een perfecte roadmovie, met prachtige slingerende wegen en schitterende vergezichten. Bij Phillipsthal nestelt zich een nogal opvallende berg op het netvlies, een volledig witte. En nee, dat is geen sneeuw, maar het blijkt een enorm grote zoutberg, die in de volksmond Monte Kali heet. Na de omwenteling, toen Oost- en West-Duitsland weer één werden, sloten acht van de negen Thüringer kalimijnen de deuren, de groeve in Merkers werd omgeturnd tot een toeristenattractie.
Hoe indrukwekkend ook, ik laat de Japanse viercilinder in alle rust verder snorren. Dorpjes passeren, tijd en ruimte vliegen loom voorbij en voor ik er erg in heb is de dag alweer om. ‘Feierabend’ in Schmalkalden!
‘Hartelijk welkom bij het thuis van Olympisch kampioene Kati Wilhelm!’, meldt een bord trots bij het Thüringer Wald. De lokale heldin blijkt een echte biathlon-grootheid (Wikipedia bedankt!). Fijn om te weten, maar een bezoek aan deze sporticoon staat vandaag niet op het programma, wel de Große Farmdenkopf die als hoogste top van het Thüringer Schiefergebergte geldt. Bij een kunstmatig waterreservoir bij Goldisthal schijnt er een prachtig uitzichtpunt te zijn, dat evenwel enkel te voet te bereiken is. Laat maar, dan liever verder naar het Fichtel- en Elstergebergte. Of toch liever een beetje tijd besparen en regelrecht naar het Erzgebergte? De bochtenrijke etappe via Probstzella, Bad Lobenstein, Plauen en Poppengrün is er immers een uit het boekje.
Zo gezegd zo gedaan. In de regio rond Seiffen staat alles in het teken van lichtbogen en de befaamde ‘räuchermänchen’, houten poppetjes van rokende figuurtjes. Niet geheel van deze tijd natuurlijk, maar oogt wel lekker authentiek. Het loopt echter al tegen de avond, dat gaan we vandaag helaas niet meer redden.
Dus zetten we koers richting de Fichtelberg (1.215 meter), die in het Erzgebergte de hoogste dienst uitmaakt. Het is niet alleen de reus van de regio, maar tevens het letterlijke hoogtepunt van onze toer. Na een prima nacht en een nog beter ontbijt volgt de volgende ochtend eerst een korte cursus geologie. Weten we vandaag in ieder geval rond welke fotogenieke rotsen we rijden. De afgeronde brokken graniet bijvoorbeeld, die er een beetje als een stapel kussens uitzien, worden door experts aangeduid als sferoïdale- of wolzakverwering. Kijk, weer wat geleerd.
Volgende doel: Seiffen. Het authentieke stadje ademt een en al hout en draagt de bijnaam ‘speelgoedstad’. Het is het centrum van de Erzberger volkskunst en het wemelt er van de zaakjes die houten kerstpiramides, lichtbogen en houten rookfiguurtjes verkopen. Nadat we Seiffen in de spiegels achter ons hebben gelaten, gaat het via een enerverende piste met ontelbare bochten richting het Teichhaus bij bij Rechenberg-Bienenmühle, waarna we compleet in de war raken door de omleidingswirwar bij Bärenfels en Rehefeld.
Met ietwat geluk komen we er uiteindelijk uit en zetten koers richting het Elbsandsteingebergte. In het gehucht Kleingießhübel schieten we een lokale bewoner aan: “Is dat de Große Zschirnstein?” “Nee, de kleine. De grote ligt daarachter, maar daar kom je alleen te voet!” Nou ja, maakt niets uit. De Große Zschirnstein mag dan de hoogste berg van het Elbsandsteingebergte zijn, het is zeker niet het mooiste deel ervan. Dat is namelijk de schilderachtige Schrammsteinen en de wereldberoemde Bastei. De miljoenen bezoekers die dit natuurfenomeen al heeft getrokken, kunnen het toch zeker niet bij het verkeerde eind hebben nietwaar. Maar ook hier geldt wederom: te voet verder!
Doen we natuurlijk, waarna we de gemotoriseerde paarden weer de sporen geven. Bij Bad Schandau steken we de Elbe over en pakken vervolgens een sluiproute door Tsjechië naar het Zittauergebergte. Bij Jonsdorf verbazen we ons over de indrukwekkende Nonnenfelsen rotsformatie, waarna de laatste etappe wordt ingezet naar het prachtige hotel Sonnenbergbaude in Waltersdorf. Vanaf het terras heb je een magnifiek uitzicht over de omgeving. Zo mooi dat je de dag erop bijna spontaan de motorlaarzen voor een paar wandelschoenen zou inruilen voor bijvoorbeeld een bezoekje aan de 792 meter hoge Lausche. Nou vooruit dan maar, nog één keer te voet dan…