Met een Enfield door de Himalaya
Ploffend over het dak van de wereldMotorrijden over de allerhoogste wegen ter wereld: de droom van menig avonturier. Over talloze 5.000-ers, dwars door Ladakh, de parel op de kroon van India. Hier zijn de bergpassen van een ongekende schoonheid, doch slechts enkele maanden per jaar geopend voor het zware vrachtverkeer én voor mijn klassieke 1-cilinder Enfield. Stoutmoedig of niet, in India is de motor dé ultieme berggeit, die nog steeds “rides like a bullet” en als geen ander is opgewassen tegen de extreme omstandigheden van de Himalaya. Twee ongenadige knallen. De explosieven donderen na in het dal en in mijn oren. Hopelijk is het genoeg om het huizenhoge rotsblok op te blazen, zodat de weg weer vrij komt en ik verder kan. Elke zomer is het weer raak als de Rohtang-La gebukt gaat onder de immense hoeveelheden smeltwater. Al snel raakt de grond te zompig waardoor enorme rotsmassa’s naar beneden beginnen te glijden. Je zou maar zo’n tientonner in je nek krijgen! Op het vangrailloze bergweggetje van Dynamite Hill blijven de Indiërs er wel erg laconiek onder. De steen kan hun kennelijk niet veel schelen. Als je moet wachten, kun je je beter niet al te veel opwinden. Of zoals het devies langs de kant van de weg luidt: “Better Mister Late than Late Mister”! Opeens verklaart de Indiase soldaat de weg voor geopend. Even fanatiek als toen hij de vrachtwagens, terreinwagens en een overmacht aan Enfields stond tegen te gehouden, zwaait hij wild met zijn houten stok in het rond en tikt ermee op de weg. Na ruim twee uur wachten, komt de exodus uit Manali eindelijk weer op gang. Ineens realiseert iedereen zich dat ze te laat voor de thee komen. Staan de Indiërs eerst nog foto’s van elkaar te nemen, onderhandelen, eten of lezen, nu is er niets meer van de gezapigheid over en doet iedereen zijn uiterste best om voor te dringen. Gelukkig sta ik vooraan, tussen een groepje Duitsers, Polen en veel Israëliërs. Snel de koppeling in, naald van de ampèremeter in het midden, kickstarten, met de rechtervoet naar boven de eerste versnelling inschakelen en daar gaan we! Ik probeer de zwaar beladen Enfields achter mij te laten. Voor attractief wegrijden is de Enfield door het uitgebreide startritueel (en mijn onervarenheid) echter niet gemaakt. Gelukkig start mijn motor, die ik Betsie heb gedoopt, dit keer met niet al te veel morren en plof ik soepeltjes met de kopgroep weg. Afgelopen jaar sloot ik mij aan bij een georganiseerde groep rijders. Gemeenschappelijk doel was het rijden van de Khardung-La, de hoogst begaanbare bergpas ter wereld. 5.606 meter de lucht in, ruim 300 meter hoger dan het basiskamp op de Mount Everest. Ons vertrek in juli is cruciaal omdat de wegen in dit deel van de wereld maar drie tot viermaanden per jaar begaanbaar zijn. Geen auto’s, vrachtwagens of motoren, komen in de lange sneeuwwinters de bergen in de Himachal Pradesh over. Aan de voet van de Himalaya stippelt avonturier en reisgids Hans van Marle onze route uit op basis van de laatste nieuwsberichten over schermutselingen tussen Hindoes en Moslims rondom de plaats Shrinagar. Het wordt een licht aangepaste trans-Himalayaroute van 800 kilometer, van Shimla naar Leh, de belangrijke Buddhistische stad op 3.500 meter hoogte en tevens het keerpunt op deze reis. De omgeving lijkt in eerste instantie sterk op de Alpen inclusief de dennenbomen, koeien en de berghutjes. Maar met het klimmen en dalen op de Rohtang-La, passeren we een natuurlijke grens waarna ik mij in een gortdroog landschap waan, dat sterke gelijkenis vertoont met het Afghanistan van TV. Dit is het ongerepte, rauwe Noord-India. De enige Indiërs die ik op de afgelegen berpassen tegenkom zijn de arme drommels uit de Zuidelijke provincies. Elke zomer komen zij geld verdienen met hun getimmer aan de weg. Met honderden tegelijk slaan ze met hamertjes rotsblokken stuk en asfalteren de weg met grind en pek. De mannen zijn vaak onherkenbaar zwartgeblakerd door de roet van de vuurtjes aan de kant van de weg. De vrouwen lopen gebogen met kinderen aan de hand achter elkaar aan, soms met de baby strak op de rug gebonden. Het is exemplarisch voor de Indiase mentaliteit. “Alles met blote hand,” aldus Hans, “Want handen hebben ze toch genoeg." Na eindeloos veel haarspeldbochten vreten stoppen we bij typisch ronde nomadententen. Het sanitair is buiten; verwacht daar niet veel meer van dan een ijskoude bergstroom, door de één gebruikt om in te plassen, door de ander om zijn gezicht in te wassen. Deze tenten zijn de wegrestaurants van de Himalaya en worden meestal gerund door Nepalezen en Mongolen. Zodra de passen dicht ijzelen, trekken zij weg, terug naar hun land, om telkens na de winter weer naar India te gaan om een boterham te verdienen. Die nacht breng ik ijskoud in een ronde tent door. Op de grond, op viltige gekleurde dekens samen met andere motorrijders, chauffeurs en een zacht knapperend vuurtje. Een slok Tchai-thee voor de warmte en Whiskey voor de stemming. Op de tank van de Enfield prijkt dan weliswaar een bannier met “Made like a gun”, oorlogstuig produceert Enfield al lang niet meer. De verwijzing geeft het merk wel kracht en een romantisch gevoel van onverwoestbaarheid. Sinds de productie van de 500cc-modellen, alweer 50 jaar geleden, is er dan ook bar weinig aan het machientje veranderd. Bejaard of niet, Indiërs koesteren hun motoren als heuse Harley-Davidsons. Een vergelijking die redelijk op gaat als je je bedenkt dat het blok nét zo knalt, rammelt en rochelt. Maar een soepel lopende motor is helemaal niet zo belangrijk in India, als de claxon het maar doet! Dat dwingt hard respect af. Hoek omgaan, achteruit rijden, inparkeren, passeren: bij al die acties gewoon heel veel claxonneren! Altijd en overal claxonneren. Niet zelden zorgt het haantjesgedrag van bestuurders voor absurde en onbegrijpelijke taferelen, bijvoorbeeld als twee passerende vrachtwagens schaakmat tegenover elkaar staan op een bergweggetje en om het hardst naar elkaar staan te toeteren. Net zo lang totdat de ander opzij gaat. Maar dat gebeurt natuurlijk niet. Maar Enfields geven iedereen in de Himalaya het nakijken. Behendig en met het grootste gemak stuur ik zó tussen de grootste bullebakken door! “Safety on the road is safe tea at home.” Deze Postbus 51-wijsheid herhaal ik keer op keer in mijzelf. Voor als ik vergeet links te rijden. Met gepaste snelheid nader ik de 21 haarspeldbochten van de Gata-pass. Een kleintje vergeleken bij de Stelvio in Italië, maar de Gata is met 4.667 meter wel twee keer zo hoog. Eenmaal boven, is de zuurstofvoorraad nét genoeg voor een paar kopjes Tchai, wat foto’s en kickstarten, snel weer naar beneden. De 48 kilometer lange More Plans bezorgen pas echt de rillingen. In de ontzaggelijke uitgestrekte hoogvlakte glooit de weg langzaam vooruit, tot een klein puntje in de verte. Aan weerskanten omsloten door rotspartijen in vage grijze en bruine tinten. Wat een rust heerst hier. Het enige dat ik hoor, is het spinnen van de cilinder en het suizen van de wind door mijn goedkope pothelmpje. Verderop hobbelen drie Tibetaanse Mongolen op te kleine paardjes gillend achter hun yaks aan. Natuurlijk hebben zij geen flauw benul van onze aanwezigheid. Het interesseert hen niet waar wij naartoe gaan en waar wij vandaan komen. Ik voel mij vereerd dat ik op hun hoogvlakte mag zijn, het mag doorkruisen zonder hen te storen. In een langgerekte vallei slingert de weg beurtelings over en langs de rivier de Indus. Zo kaal als de rotsen hier zijn, zo vruchtbaar zijn de oases met dadelbomen, struiken en groenontplofte rijstplantages. In boerendorpjes stoppen we voor thee, de legerbases rijden we zo snel mogelijk uit. De barakken staan op een steenworp afstand van aartsvijand Pakistan, het grote China en Tibet. Gelukkig haalt niemand het in hun hoofd óns bij de wegblokkades staande te houden. Op die ene keer bij een verkeerstellingspost na. Het touw dwars over de weg maant tot stoppen. De Israëliër die er lak aan heeft, wordt driftig door schreeuwende soldaten in een Tata-jeep nagezeten. Ik doe het wat rustiger aan. Roekeloos door bochten beuken kan lelijke smakken opleveren. Zomaar een gat in de weg, losliggend grind, een hond; achter elke bocht ligt een verrassing. Ver van huis ben je, erg ver. Maar alles is wel aan boord en zelfs de Tanglang-La met zijn 5.360 meter hoge wegen kan ons niet van de wijs brengen. Aan de vermoeiende dag komt na acht uur knorren een einde als we in Leh in het Ecohotel het stof en zand mogen losweken. Eindelijk tijd voor een warme douche, schone kleren en eindelijk tijd voor een verdiende blonde Kingfisher. Proost! De volgende dag brommer ik met een brede glimlach ik over de smalle kronkels in de diepe canyon. Ik begin aan de stevige klim die mij ver boven de rivierbedding zal brengen. Het uitstapje in de hitte is de zes uurtjes rijden en de extra 126 kilometer noordelijk van Leh zeker waard. Helemaal als je in het midden van de Drigung-pa vallei de magische verschijning van een oude Gompa ziet liggen. Het klooster van Lamayuru is knap gebouwd op brede rotsformaties, die bijna net zo hoog zijn als de kraterranden eromheen. Met duizend jaar op de teller is het een van de oudste in de omgeving, ouder dan de kloosters Thiksey, Likir en Alchi die we ook bezoeken. Met een luid “Om mani padme hum” heten de monniken ons welkom. Maar de jongeren, sommigen nog maar een jaar of vijf oud, hebben wel iets anders te doen; die verdringen zich rond de motoren. Die avond heeft Hans alleen oog voor vliegtuigen. Volgens hem voorspellen de vertrekkende toestellen uit Leh hem gunstige weer. Er wordt hier namelijk louter gevlogen bij volkomen onbewolkte luchten. Het weerstype wat je wilt hebben bij de beklimming der beklimmingen. Een goede gezondheid is trouwens ook niet onbelangrijk en dat zit mij de volgende dag niet echt mee. Geveld door een neusverkoudheid, koorts en een gigantische spijker in mijn kop voel ik me waardeloos. Iedereen heeft dat wel eens maar helaas voor mij is dat uitgerekend vandaag. Met vochtige ogen besluit ik de pijp aan Maarten te geven en me gedeisd te houden. Kennelijk spelen de inspannende lange dagen nu pas op. Als de andere jongens al lang weggereden zijn en ik voor de verandering ben uitgeslapen, strompel ik op wilskracht naar het dorp, om me te trakteren op de lekkernijen van de lekkerste en waarschijnlijk ook enige apfelstrudelbakker van India. Het dringt langzaam tot mij door dat ik niets te verliezen heb. Veel mensen vinden dat het bereiken van de top het hoogtepunt is, maar veel intenser is natuurlijk de beklimming ernaar toe. Ik troost mij met de gedachte dat de Tanglang-La, mijn hoogste top, morgen al weer op het programma staat als wij de terugweg moeten aanvaarden. En ach, het uitzicht op de hoogste berg was toch niet zo geweldig als verwacht, laat ik mij door mijn motormaten wijs maken. Hoewel het middernacht is in New Delhi, blijft de temperatuur in de smerige straatjes van het altijd drukke Pahar Ganj zo ondragelijk als de spreekwoordelijke klamme deken. Vijfendertig tot veertig graden in het regenseizoen is geen uitzondering. Schril is het contrast met een paar dagen geleden. Rivieren staken wij over, het koude water over de hele breedte van de weg. Geen natte voeten voor deze jongeman. Behalve die ene keer, toen ik compleet kwam vast te zitten in een donkere modderstroom waar geen doorkomen aan was. Mijn voorwiel zonk weg in één diep gat en onderuit ging ik. Schoenen, sokken en broekszakken, alles vol met modder. Water in de uitlaten, het carter, de versnellingen, noem maar op. Het is raar maar waar: de 500 weet niet van ophouden. Hij startte nog gewoon! Wat een karakter heeft die motor. Je gaat je er zelfs aan hechten en neemt de gebreken al snel voor lief. Thuis in Nederland zie ik ze ook nog wel eens rijden, maar er is maar één plek op aarde waar deze veteraan het beste tot zijn recht komt: hier op het platteland, in de grote stad of in de bergen. India is er weg van en ik ook. De Enfield is na deze trip voor mij voor altijd de echte “King of the road”. ENFIELD: MADE LIKE A GUN In het Enfield-merkteken staat de slogan “Made like a gun”, een duidelijke knipoog naar het verleden van deze motorfabriek. In de jaren veertig produceerde Royal Enfield ondermeer kogels voor het Engelse leger. Omdat er gezocht werd naar uitbreiding van de activiteiten dacht de toenmalige handelsmaatschappij dat de productie van motoren wel een goede markt zou zijn en begon men ruim 100 jaar geleden al motoren te bouwen, eerst met vreemde blokken, later met eigen blokken tussen 124 en 1140 cc. In 1955 verstrekte de Engelse fabriek een licentie naar India, maar dara mocht het woordje “Royal” niet gevoerd worden. De Engelse Royal Enfield-fabriek sloot in 1971 haar deuren, maar in India draait de productie van als nooit tevoren. Eerst produceerde men daar alleen de Bullet 350, later kwam daar de veel sterkere Bullet 500 bij. Enfields zijn in India ware heilige koeien. Het is ook de beste motor in die wereld; alleen al omdat er zo enorm veel van lopen is er geen gebrek aan reserve-onderdelen en aan kennis om ze aan de praat te houden. Wij reden met 500cc-machines van organisator Touratrek, die uitsluitend voor deze motorreizen worden gebruikt. De ééncilinder levert best veel kracht onderin en heeft een fantastisch geluid. Wel even gewenning vraagt de vierversnellingsbak, die wordt bediend met de rechtervoet. INFO De Indiase Himalaya is de absolute droom voor iedere motorrijder. Dit gebied tussen Pakistan en Tibet is alleen in de zomer over land te bereiken. In een decor van enorme bergketens en pieken met eeuwige sneeuw liggen talrijke tegen rotswanden aangebouwde kloosters. De brandende boterlichtjes, de geur van wierook en het gemompel van in meditatie verzonken monniken getuigen van de nog steeds in leven zijnde Tibetaanse monnikencultuur. >De Reis Natuurlijk kun je je route zelfstandig plannen en een Royal Enfield Bullet 500 of 350 huren (zie onder meer: www.lallisingh.com). Zelfs een Enfield ter plekke kopen is goedkoop: reken op € 500,- voor een tweedehandsje tot € 1.200,- voor een nieuwe. Onderhoud is ook geen probleem, want achter iedere Indiër schuilt een ware monteur en aan onderdelen is tot in het kleinste gehucht geen gebrek. Als je over minder tijd beschikt en het gezelschap op prijs stelt, is een groepsreis een comfortabel en reiszeker alternatief. Op goed onderhouden Enfields beleef je een pittige reis van drie weken dwars door het rijkgevariëerd landschap. Rijden door vruchtbare groene valleien, desolate hoogvlaktes met wapperende felgekleurde gebedsvlaggen, van New Delhi over de hoogste passen ter wereld richting Ladakh ofwel “Klein Tibet”. >Wanneer Het klimaat van India kent geen vier maar drie seizoenen: heet, nat (moesson) en koel. Wanneer je aankomt in New Delhi is het rond de veertig graden, met een luchtvochtigheid van 80 procent is het de spreekwoordelijke klamme deken. Vergis je echter niet, in de winter kan het in New Delhi (220 meter) aardig vriezen. In het Noorden ligt er dan al een ijzig dik pak sneeuw. De wegen in het Himalaya-gebergte zijn slechts drie maanden per jaar begaanbaar. De beste tijd om je hier op de Enfield te begeven zijn de juni en juli. Verwacht de nodige waterverplaatsing op je pad wat meestal gepaard gaat met door modderoverspoelde wegen en hindernissen als rotsblokken en landverschuivingen. Des te meer spektakel voor avontuurlijke rijders! >Hoogteziekte De zwaarte van deze reis wordt vooral bepaald door de hoogte en het klimaat. Een groot gedeelte van de reis begeef je je boven de 3500 meter, zelfs over passen hoger dan 5.500 meter. Je kunt je niet goed voorbereiden op hoogteziekte. Iemand kan op 3.500 meter hoogteziekte krijgen terwijl dezelfde persoon enkele maanden daarvoor op 6.000 meter geen last heeft gehad. Het overkomt zelfs ervaren bergbeklimmers. Geleidelijk aan stijgen en voldoende rustdagen nemen verkleint de kans op hoogteziekte aanmerkelijk. >Klimaat Naast de hoogte is het bergklimaat een andere bepalende factor. Wanneer de zon schijnt, is de temperatuur aangenaam. Is het bewolkt dan kan het op deze hoogte enorm afkoelen. ’s Nachts kan het kwik tegen het vriespunt aanlopen terwijl we de reis begonnen zijn bij ongeveer 40° C. In het hooggebergte regent het zomers zelden, hoewel het klimaat de laatste jaren van slag is. Als het regent is het koud en mistig. >Accommodatie Touratrek boekt de hotels van te voren via een lokale agent. Overnachtingen in eenvoudige hotels op basis van twee persoonskamers met eigen douche en toilet. Hoog in de bergen zijn er geen hotels maar zijn er in ieder geval tentenkampen. Ga je op eigen gelegenheid, oriënteer je dan vooraf even op dit gebied via internet of de erkende reisgidsen. >Route en informatie Deze reis werd georganiseerd door Touratrek Nederland. Je rijdt in 22 dagen zelf van Manali naar Leh en weer terug en de kosten zijn € 2.395,-, inclusief internationale vluchten, alle overnachtingen, alle transfers, het gebruik van de Enfield 500, een volgauto, monteurs en ervaren Nederlandse reisbegeleiding. De prijs is exclusief luchthavenbelastingen, Indiaas visum (www.visum.nl), benzine, eten en drinken en de persoonlijke uitgaven. Voor meer informatie over deze reis kijk je op www.touratrek.nl of bel je met 026-3518841. Wij reden de volgende etappes: New Delhi – Shimla (trein) Shimla – Narkanda Narkanda – Zeebi Zeebi – Manali Manali – Keylong Keylong – Pang Pang – Leh Ley – Lamayuru Lamayuru – Likis – Leh Leh – Umpsi Umpsi – Manali Manali – Delhi (bus) Delhi – Agra – New Delhi