Marokko per Moto Guzzi V100
Marokko is een waar motorparadijs, en echt niet alleen geschikt voor dikke allroads met aluminium koffers. Je kunt er met alle motoren terecht om te genieten, dus het lijkt mij een mooi moment om m’n nieuwe Moto Guzzi V100 eens echt de sporen te geven. Ik reed met m’n moto in een busje naar Zuid-Spanje en stapte daar op voor een heerlijke trip door Marokko: tijd voor tajine!
Marokko is zo prachtig! Alles is er anders en het is geweldig om er met twee wielen doorheen te rijden. Het allermooiste van Marokko is dat, als je er eenmaal bent, je ook nergens meer naartoe hoeft, want je bent er al! Het is namelijk overal verrassend mooi, er zijn goede wegen, prachtige mensen met mooie kleding, volgepakte ezels en auto’s in alle soorten en maten, van oude APK-afgekeurde Nederlandse brikken tot het nieuwste van het nieuwste.
Marokko biedt op alle vlakken een intense ervaring, maar maak er vooral niet teveel haast. Neem dus de tijd om te stoppen op een lokale markt om te genieten van alle koopwaar, en van al die mensen die daar op zoek zijn naar vooral natuurlijke producten. Prachtige kruiden, fruit, noten, allerlei bruikbare spullen en natuurlijk vers vlees van een koe, schaap of geit. Om de versheid te tonen, zit de kop ook nog aan het dier en dat is voor ons klinische Hollanders, die vlees eigenlijk alleen kennen uit een plastic bakje bij de supermarkt, even wennen, maar de Marokkanen staan veel dichter bij de natuur dan wij. Ze hebben ook veel respect voor hun familie: opa of oma krijgen een lift van een neef omdat die toevallig een auto heeft. En als opa blind is, loopt er een kleuter aan z’n hand mee om hem naar zijn favoriete koffiebar te brengen. Niemand heeft er echt haast en als je met iemand wat afspreekt, wordt dit altijd bevestigd met Inshallah (als God het wil). Eerlijk en bovenal zeer gemeend.
Al 40 jaar kom ik graag in Marokko, en ik heb mij er ook nog nooit bedreigd gevoeld. Anders dan in Nederland wonen in Marokko zelf vooral gelovige en respectvolle mensen. Zij zullen jou niets aandoen en ook dieren laten zij met rust. Ongeacht het tijdstip is een Marokkaan ook altijd bereid hulp te bieden, zeker als je wat dieper in het binnenland komt. Aan de westkust kom ik eigenlijk niet. Steden als Tanger, Rabat, Casablanca zijn westers druk en hebben niet zoveel meer met het authentieke Marokko van doen. Bovendien heb je daar in mijn ogen met een motor maar weinig te zoeken.
Ik vaar over naar Tanger en ga vandaar meteen naar links naar het oosten. Nog even Tetouan voorbij en het feest kan beginnen. Het type motor waarmee je rijdt, maakt hier echt niets uit: het asfalt is goed berijdbaar en racen kan je er toch niet, dus gewoon lekker om je heen kijken en genieten van de andere cultuur waar je toch in terecht komt.
Zelf rij ik er wel altijd met één vinger aan de voorrem, want er wil nog wel eens een mens of dier oversteken. Het asfalt is meer dan goed, maar het is wel ruw en er kan soms een gat in zitten door wat achterstallig onderhoud, zeg maar. Eigenlijk moet je hier gewoon één zijn met je motor, die je moet passen als een fijne jas. Dan heb je de motor namelijk helemaal onder controle, en kun je je helemaal richten op je omgeving. Mijn Moto Guzzi maakt mij bijvoorbeeld lekker rustig. Ik heb al vele types gehad, maar deze nieuwe V100 vind ik echt geweldig. Het basisconcept is er als allroad (de Stelvio), aan een naked-retro wordt gewerkt en zelf ben ik dus de gelukkige eigenaar van een rode Mandello. Een heerlijke compacte motor die echt voor mij gemaakt lijkt. Zelfs het geluid van de V100 maakt mij al blij.
De oudere Guzzi’s reageerden vooral goed op het gas als je het los liet, maar de nieuwe V100 is met zijn ruim 100 pk’s en veel trekkracht echt voor een groter publiek toegankelijk. Hij rijdt lekker soepel, zit als gegoten en als ik rem, voel ik mij net een karakter uit de strip van Joe Bar: geweldig wat een vertraging! In Marokko zijn bochten genoeg te vinden die er ook nog eens prachtig bij liggen. Volop remmen heeft dus eigenlijk niet mijn voorkeur, maar lekker relaxed zwieren en zwaaien, voor de bocht van het gas af, ietsje bijremmen en als ik door de bocht kan kijken, het gas er weer op. Motorrijden is prachtig!
Veel mensen denken aan offroad-rijden, als we het hebben over Marokko. En dat is er ook enorm goed mogelijk en geweldig om te doen! Zeker als je meer naar het oosten of zuiden gaat, heb je er ongelooflijk de ruimte en mooie zand- en gravelpaden. Maar ook voor straatrijders is Marokko een prima bestemming. Je kunt er met een wegmotor zelfs de pistes op, als die niet al te zeer kapot zijn gereden en vol wasborden liggen. Ik ben dus ook al menige Harley-Davidson of Goldwing tegengekomen, en een lol dat die mensen dan hadden op de piste! Maar ook als je alleen asfalt wilt rijden kun je volop genieten van Marokko en zijn fantastische routes.
De Guzzi Mandello zit voor mij heel goed en is daarbij lekker handelbaar. Ik kan hem dus overal parkeren en ook op- en af stappen gaat mij gemakkelijk af. Met zijn 230 kg lukt het ook om hem moeiteloos te draaien op een smalle weg. Omdat ik van fotograferen hou, is dat belangrijk voor mij: als je om je heen kijkt en je ziet wat moois voorbij komen, ga ik regelmatig in de ankers om toch nog even een eindje terug te rijden voor een fotootje.
Maar genoeg geluld, tijd voor de route. Om in Marokko te komen gaat er een ferry van Sete bij Montpellier (Zuid-Frankrijk) of vanuit Almería (Spanje). Door mijn werk heb ik echter de beschikking over een busje waar m’n motor in past en waar ik ook nog eens in kan slapen. En ik heb niets met ferry’s, en kies daarom zelf meestal voor de één uur durende overtocht van Algeciras in Zuid-Spanje naar Tanger-Med. Voordat ik overvaar rij ik meestal eerst even door naar Tarifa, een mooi stadje met dito stranden en goede campings of hotels waar je een auto of busje prima kunt achterlaten op hun parkeerplaats. Daar laad ik dus mijn motor uit en ga als motorrijder de veerboot op, dat scheelt enorm in de kosten, en er is eigenlijk altijd wel plek om snel mee te kunnen. En even bijkomen in Tarifa is ook geen straf: lekker uitwaaien over mooie brede stranden en genieten van kitesurfers die hier serieus hoge sprongen maken. In het najaar, tijdens de trek van de tonijn, is een boottochtje vanuit Tarifa trouwens ook een aanrader om orka’s en dolfijnen te spotten.
Na een dagje bijkomen ben ik helemaal klaar voor Marokko. Voopraf boeken doe ik niet: in een van de vele kantoren bij benzinepompen of bij de haven zelf kun je gewoon een ticket kopen. Je mag gewoon met je motor Marokko in, alleen wordt je motor geregistreerd in de computer en je krijgt een kaartje mee met je naam en kenteken. Dat kaartje moet je niet kwijtraken, deze moet je deze bij de terugreis weer inleveren. Ze willen namelijk niet dat iemand zijn spullen verkoopt in Marokko: wat je mee naar binnen neemt, moet er in principe ook weer uit, of je moeten invoerrechten betaald worden. Denk daaraan, ook als je bijvoorbeeld een reserveband en andere extra spullen meeneemt!
Tijdens de overtocht is het leuk om even te kijken op het buitendek naar de vele vrachtschepen die de straat van Gibraltar doorkruisen. Ook even een briefje invullen bij de douane aan boord: je krijgt dan een stempel in je paspoort met het CIM-nummer waarmee je dus geregistreerd bent in Marokko en dat je de rest van de reis nodig kunt hebben, bijvoorbeeld als je een hotelkamer boekt. Als je de boot afkomt kun je direct na de douane geld pinnen of wisselen. Ook zijn hier vaak Marokkaanse telefoonkaartjes te koop, voor wie overal online wil kunnen gaan en bij thuiskomst niet verrast willen worden door de flinke roamingkosten, omdat het nu eenmaal buiten de EU valt.
Als je bij Tanger Med het haventerrein verlaat, ga je meteen linksaf richting Tetouan, en dan rij je snel de drukte uit en kom je meteen op lekker rustige wegen met volop eettentjes langs de kant, waar je de lekkerste verse vis kunt krijgen die je je maar voor kunt stellen. De Tajine – een stoofgerecht met vlees en groente in een authentieke schaal – die in de middag overal te krijgen is, smaakt er ook heerlijk, net als de zogenaamde Berberomelet. Maar je kunt ook op elke hoek van de straat goed (stok-)brood kopen, plus wat smeerkaas, drinkyoghurt of frisdrank. En nu we toch culinair bezig zijn: ze hebben in Marokko ook goede wijn en een lekker biertje voor in de avond, niets te klagen dus.
Ik heb deze trip zelf vorig jaar in het vroege voorjaar gemaakt en ben toen vanaf de boot eerst een berg overgestoken, om daarna weer langs de kust te gaan rijden en uit te komen bij het dorpje Findeq. En hoewel we dan nog niet zoveel hebben gereden is dat wel een prima plekje om even te acclimatiseren en te wennen aan de Noord-Afrikaanse cultuur. De locals flaneren hier over de boulevard en er zijn volop goede restaurants met uitzicht op de Straat van Gibraltar. De garnalen komen volgens mij net uit zee, ik heb ze zelden verser en lekkerder gegeten. Ook de bijbehorende vissoep is supervers, zodat ik volop geniet. Ik hoor vaak dat je het eten in Marokko niet zo lekker zou zijn, maar die mening deel ik zeker niet.
Een prachtig natuurverschijnsel hier aan de kust zijn ook de wolken die door de harde wind over de hoge rotsen worden geblazen en bij het dalen weer oplossen door de warmte. Intrigerend om een uurtje naar te kijken!
Na al die strakke Spaanse asfaltwegen zijn de wegen en het verkeer van Marokko wat ehhh… avontuurlijker zeg maar. Je kunt er van alles tegenkomen op de weg, van geiten tot vrachtwagens en van ezel-karretjes tot taxi’s met twee miljoen kilometer op de teller. En niet iedereen is erg begaan met de verkeersregels, zo blijkt in de praktijk. Hou er dus rekening mee dat auto’s vaak gewoon de binnenbocht nemen, of gaan inhalen terwijl er een tegenligger aan komt. Er heerst een totaal andere, niet-westerse verkeers-moraal zullen we maar zeggen. Maar op de een of andere manier gaat het (bijna) altijd goed. Juist omdat het zo’n ‘georganiseerde chaos’ is, lijkt het wel of iedereen meer rekening met elkaar houdt en beter oplet bij vreemde, onverwachte situaties. Het is iets meer leven-en-laten-leven, en daar moet je je als Nederlandse motorrijder niet aan ergeren – jij gaat die verkeersmoraal daar in jouw vakantie toch niet veranderen – en er gewoon in meegaan.
Tetouan sla ik over en de weg slingert verder naar Chefchaouen, een typisch blauw stadje vanwege de vroegere Joodse bevolking. De kleur blauw staat in het Jodendom immers voor bescherming, en werd hier zo mooi gevonden dat iedereen zijn huis ook in die kleur ging schilderen. Het is een mooie plek om de eerste dag in Marokko af te sluiten, en nadat ik een hotelkamer heb geboekt ga ik op zoek naar zo’n een typisch Marokkaans mannencafé, waar ze goede koffie schenken en waar ik uitzicht heb op de dagelijkse markt, die langzaam tot een einde komt.
Na Chefchaouen gaat het de volgende dag het Rifgebergte in. Ik heb geen idee wat ik moet verwachten, maar wat ik aantref is geweldig mooi! Vanuit de groene velden rij ik door de pijnboomwouden en de heerlijke geur van de dennennaalden dringt diep in de neusgaten. De weg slingert tijden achtereen door deze mooie wouden, het lijkt af en toe wel of je gewoon in Frankrijk, Spanje of Portugal onderweg bent. Op de velden groeit het koolzaad al dat het een lieve lust is en de geur van deze bloemen doet mij denken aan het voorjaar in de Eifel. Maar als je dan weer een Marokkaans dorpje met koffiedrinkende mannen op plastic tuinstoeltjes of een moskee passeert – of af en toe om de lelijke gaten in het wegdek met moet slingeren – dan ben je meteen weer terug bij de realiteit.
Als ik met m’n Guzzi over we de laatste hoge bergtop kom, ligt er vanuit het grote niets ineens een megastad op ons te wachten: Féz met zijn anderhalf miljoen inwoners! Niet veel later rijden we het gekkenhuis van deze grote stad binnen. De stad is ook een toeristen-trekpleister, de prachtige souks (marktpleinen vol levendige handel) zijn een bezoekje ook meer dan waard. Maar juist omdat Fez door zoveel toeristen bezocht wordt, die over het algemeen veel geld te besteden hebben, wordt je hier ook van alle kanten aangesproken door redelijk opdringerige Marokkanen, die je van alles willen verkopen of naar een bepaald hotel willen lokken. Tja, het is de typische drukte die je in zo’n drukke stad kunt verwachten.
Ik verlaat het hectische Féz de volgende morgen op tijd, en ga zuidwaarts in de richting van Ifrane. Al snel komen we bij het Forêt de Cèdres (bos van de ceders), een natuurpark op bijna 2000 meter hoogte, dat vol staat met enorme cederbomen. De bosgeur dringt de helm binnen en de rit voert door een landschap van valleien en cederbossen. Juist aan de randen van die bossen kruisen wat Azrou-apen ons pad. Er staan ook stalletjes langs de kant waar je pinda’s kunt kopen. Die die apen dan vervolgens heel gehaaid van je proberen te stelen. Gelukkig gaat hun aandacht alleen maar uit naar die pinda’s, en negeren ze jou verder totaal.
We dalen weer af en rijden door een prachtige vallei in de richting van de Sources de Oum-er-Rbia. Ik vind er een prachtig plekje om te overnachten en beëindig deze dag aan de rand van het stuwmeer met een zojuist gekocht koel biert en geniet van de ondergaande zon.
Vanuit de Sources de Oum-er-Rbia staat er de volgende dag een lange rit van ruim 400 kilometer via een mooie vallei richting de Hoge Atlas op het programma. Elke keer als ik in dit gebergte kom, word ik weer verrast door de schoonheid en de ruigheid van deze imposante bergrug; uiteindelijk rijden we die dag op 3.000 meter hoogte! In de aanloop gaan we door tal van canyons die je zelfs aan de Amerikaanse Grand Canyon doen denken. De grootsheid van de rotsen en de diepte van de kloven is immens. Uiteraard stop ik regelmatig om een foto te maken, maar geen enkele camera kan die hoogtes en dieptes zo goed vatten als het menselijk oog. Af en toe sta ik op het randje van een duizelingwekkend diepe ravijn, zonder dat er ook maar enige waarschuwingsbordje of hek bij staat. Kom daar maar eens om in Europa of in Amerika. Het is echt adembenemend.
Via het dorpje Imilcil sluiten we de dag af met een rit door de Gorges du Todra, opnieuw een werkelijk adembenemende vallei. De kloof toornt huizenhoog boven je uit en laat je als mens heel klein voelen. Net voor Tinghir zijn overnachtingsplaatsen genoeg en boek ik een kamer in een van de vele Kasbah’s, om na weer een heerlijke avondmaaltijd te dromen over canyons die hun weerga niet kennen.
Na vier dagen rijden besluit ik de volgende ochtend om de kamer een dagje bij te boeken en op dag vijf even in deze omgeving rond te rijden. Bij Boumalne Dades begint de prachtige Georges de Dades, en als je deze helemaal uitrijdt kom je op een onverharde bergpas die ook met mijn Guzzi prima te doen is. De omgeving is hier zo geweldig mooi, dus ik neem deze dag lekker de tijd. Bij Agoudal kom ik weer op het asfalt, en rij terug door de Gorges du Todra, wat een prachtdag. Je moet bij zo’n rondreis oppassen dat je het niet te krap inplant en je ook niet teveel focust op de trip zelf, maar ook af en toe een rustmomentje kunt pakken om lekker een extra dagje op één plek te kunnen blijven. Het scheelt ook weer een dagje bagage op je motor knopen, nietwaar?
Maar we moeten toch verder, en op dag zes vertrek ik met m’n Guzzi uit de Gorges du Todra en ga in de richting van de woestijn. Na Tinghir rijden we al snel de ‘middle of nowhere’ in: een waanzinnig ‘John Wayne’-achtig western-landschap volgt. We rijden hier omhoog en de rotsen worden zwarter en zwarter, een teken dat we in een vulkanisch landschap terecht zijn gekomen. Maar dan wel met de temperatuur van de woestijn, je voelt de Sahara naderen!
Het is echt een onwerkelijke landschap, en je veracht op elk moment een cowboy of indiaan op z’n paard de hoek om komen. Links en rechts torenen de rotsformaties hoog boven ons uit, andermaal voel ik me tijdens deze trip als mens maar nietig. We gaan verder via het asfalt naar Merzouga, een bekende plaats uit veel motorrally’s. Het ligt relatief dicht tegen de Algerijnse grens en aan de voet van het eerste echte zandduinengebied. Het maakt Merzouga en het iets daarboven gelegen Erfoud ook meteen tot een episch toeristencentrum met flink wat grote hotels, en de mogelijkheid om offroad-motoren, 4×4’s of buggy’s te huren om een middagje door de woestijn te crossen. Met m’n Guzzi laat ik die zandduinen links liggen, en beperk ik me tot wat foto’s vanaf de verharde weg.
Merzouga is ook het meest zuidelijke punt van m’n reis, dus de volgende ochtend rij ik weer noordwaarts, in de richting van Erfoud. Het is hier echt een walhalla voor motorsporters, werkelijk overal zie ik groepen door het terrein rijden met hun buggy’s, quads en motoren. Ik ben hier al vaker geweest, ook met m’n enduromotor, en moet zeggen dat ik er een steeds minder enthousiast gevoel over krijg, want het wordt nu wel heel erg toeristisch hier. Met als enige doel die argeloze toerist geld uit de zak te kloppen, terwijl het niets meer met het authentieke Marokko te maken heeft. Daarom hou ik het hier na één nachtje ook voor gezien, en zet vanaf Erfoud koers naar Midelt. Die weg is in prima staat en het schiet lekker op. Als je trouwens wel met een allroad onderweg bent: parallel aan deze asfaltweg loopt een mooie piste, die voor de liefhebbers goed te rijden is!
Vanuit Midelt rij ik op dag acht weer terug naar Féz, dwars door de Midden-Atlas, maar ik verlaat al snel de route die de meeste mensen naar Fés nemen pak de oude weg, een mooie en eenzame, maar ook kaarsrechte weg door een desolaat landschap. Soms denk ik echt in de USA te rijden…
We slaan af in de richting van het Massif de Tichchoukt, en rijden in de richting van de Moussa ou Salah, waarbij we al snel weer op ruim 2.000 meter hoogte zitten. Onderweg maak ik een stop bij een mooie waterval: er is hier geen toerist te ontdekken en dat is een verademing na Merzouga en Erfoud.
De volgende dag rij ik vanuit Féz de laatste Marokko-etappe weer terug naar de boot in Tanger, en ook dat is 400 km fun. De rit gaat nu door het gebied van Taounate, ook wel bekend als de wietplantage van Marokko. Bij een benzinepomp onderweg wordt me schaamteloos tien kilo hash aangeboden, maar die sla ik vriendelijk af met de opmerking dat ik inmiddels 10 kilo gekocht heb…
Het is tijd voor de laatste loodjes in Marokko en ik steek meteen door naar de Middellandse zee, naar het ‘Pointe des Pêcheurs’. In El-Jebna eet ik nog even m’n buik vol met de lekkerste sardines op aarde: van de houtgrill, met zeezout bestrooid. Tijdens het eten geniet ik nog éénmaal van het waanzinnige uitzicht op de Méditerranée, en na deze uitbundige lunch volgt als een geweldig desert de 150 kilometer lange racebaan langs de kust naar Tetouan: de vergelijking met Highway 1 van Los Angeles naar San Francisco kan deze weg met gemak aan!
Aan het eind van deze dag wacht de boor naat Spanje weer op me, waar ik direct doorrij naar het hotelletje waar m’n busje weer op me staat te wachten. Nog één goede nachtrust en de thuisreis kan beginnen. Dan kan ik heerlijk terugdenken aan deze bijzondere roadtrip door Marokko: motorrijden in een totaal andere cultuur. Wat een prachthobby hebben wij toch!