Langs de Elbe
Hoe langer een rivier, des te meer verhalen weet ze te vertellen. Een ontdekkingsreis langs de Elbe: vanaf de monding in Noord-Duitsland tegen de stroom in naar de bron in het Tsjechische Reuzengebergte. Geloof het of niet, maar de rivier stroomt bergopwaarts, geen twijfel mogelijk. Een doorweekte bruine doos beweegt zich voort in de richting van Hamburg. Een paar uur geleden was het nog andersom, toen de Elbe het kartonnen voorwerp in de richting van de Noordzee schoof. De opkomende vloed dringt het afval nu echter weer landinwaarts de rivier op. Alhoewel rivier hier misschien niet de goede benaming is, want waar de Noordzee ophoudt en de Elbe begint, is een groot raadsel. Hier in de haven van Cuxhaven, in vroegere tijden de aanlegplaats voor de grote oceaanstomers naar Amerika, kun je de andere oever nauwelijks zien. Ergens in de verte – 15 kilometer verderop – zijn aan de andere kant slechts een paar witte windmolens te zien die rustig hun werk doen in de namiddag. Waar een kleine duizend kilometer verderop een klein sprongetje voldoende is, kan het hier uren duren voor je de andere oever hebt bereikt. Tussen hier en Hamburg is er niet één brug die de oevers met elkaar verbindt. Een enorm containerschip doorbreekt de stilte en duwt zijn lompe grijze romp langzaam door de monding. Op het achterdek danst de rode Chinese vlag sierlijk in de wind. Iets voorbij een groot houten baken, het tastbare officiële het einde van de Elbe, wordt de grijze metalen kolos opgeslokt door de Noordzee. Onze reis begint hier en eindigt een kleine 1100 kilometer verderop in het Reuzengebergte in Tsjechië, bij de bron van één van Europa’s langste rivieren. Op weg naar Hamburg laat de Elbe zich maar zelden zien. Meestal verstopt de rivier zich achter de hoge dijken die het achterland moeten beschermen tegen het wassende water bij zware herfststormen. Het vlakke landschap biedt weinig diversiteit, maar dat verandert bij aankomst in Hamburg. Na Rotterdam beschikt Hamburg over de op één na grootste haven van Europa. Sleepboten doorklieven het water en begeven zich kris kras door elkaar op zoek naar werk. Zodra een van de grote container- of vrachtschepen de kade verlaat om zich een weg te banen naar de Noordzee, moet er een sleepboot opdraven. De Elbe zelf verandert ook van gestalte bij aankomst in Hamburg. De kilometer brede rivier vertakt zich eerst in een noordelijke en een zuidelijke stroom, die op hun beurt weer overgaan in ontelbare bekkens en waterarmen. Uiteindelijk, nadat aan alle bedrijvigheid een einde is gekomen, is de Elbe getransformeerd tot een grote, vredige waterkronkel. Achter Neu-Darchau, oostelijk van Lüneburg, laat de straat zich voor het eerst sinds de kust door bochten leiden. Het wordt eenzamer. Lange tijd was dit stuk land het meest westelijke punt van de vroegere DDR en stond bekend als “Zonenrandgebiet”. Vooral de natuur heeft geprofiteerd van deze Duitse communistische periode, van ontwikkeling en ontginning van het gebied werd bewust afgezien. Na Hitzacker volgt een smalle en hobbelige weg de dijk en kleine dorpen als Menkefitz, Penkefitz en Wussegel, met de karakteristieke rode tegelhuisjes in de bruine vakwerkstijl, volgen elkaar op. De Elbe zelf is hierbij slechts zelden als een grote zilveren slinger te zien, dijken en dichte pijnboombossen belemmeren het uitzicht. De volgende morgen vroeg staan we bij de oever en wachten op het veerpontje naar Lenzen. Tot 1990 tekende de Elbe hier de grens tussen twee compleet verschillende werelden, de Bondsrepubliek Duitsland aan de ene kant en de DDR aan de andere. Voor de grote ommekeer was de Elbe hier een onneembare barrière, nu voldoen drie luttele Euro’s om aan de andere kant te geraken. Ik ben benieuwd hoe het er aan de andere kant uitziet. Zijn er nog typische DDR-kenmerken te zien of is de “oude” wereld volledig weggepoetst met westerse zaken. Van de oude grensposten aan deze kant van het water is maar weinig over gebleven. Slechts één enkele grijze wachttoren met ingegooide ramen herinnert aan bittere oude tijden. Het plaatsje Lenzen ziet er met zijn forse bestrating en oude grijze huizen waarschijnlijk net zo uit als voor de val van de muur. Alleen de vele nieuwe auto’s – waar zijn al die schitterende Trabantjes gebleven? – passen niet in het beeld dat ik van de oude DDR heb. De overige wegen zijn allemaal onberispelijk glad geasfalteerd. Met zorgvuldig aangebrachte wegmarkeringen en nieuwe verkeersborden zijn ze destijds op hetzelfde niveau getrokken als de westerse infrastructuur. Ongehinderd door straten en steden buigt de Elbe zich door het oude landschap. Met hoog water kan de rivier zich hier letterlijk te buiten gaan in haar oude stroomgebied en uiterwaarden. De grote overstromingsgebieden bieden kikker en ooievaars ideale leefomstandigheden. Geen wonder dus dat we in het dorp Rühstadt op een Duits superlatief stuiten: nergens in Duitsland zijn er meer ooievaars te vinden dan hier. Op bijna geen enkel dak van de tegelhuisjes ontbreekt een ooievaarsnest. Het is eind augustus en de meeste jonge vogels zijn al uitgevlogen, slechts op enkele daken is er nog sprake van hectiek, wanneer er een ooievaar onder luid geklapper komt aanvliegen om zijn kroost te voeren. In tegenstelling tot de rest van Europa, groeit de populatie hier nog steeds. Bij het plaatselijke informatiecentrum blijkt waarom: “In het westen wordt iedere vierkante meter vol gebouwd, worden rivieren recht getrokken en worden meren en zeeën drooggelegd. Waar blijft er dan nog plaats over voor de ooievaar?”, klaagt de jonge vrouw achter de toonbank. Haar zorgen blijken niet helemaal ongegrond, want al jaren buigen rijkelijk betaalde managers zich over de vraag, hoe de oude DDR-grond het meest efficiënt kan worden ingericht. En in dat plaatje hoort de ooievaar natuurlijk niet thuis. Vele kilometers zuidelijker bereiken we het natuurreservaat midden Elbe, een bijna ongerept stroomgebied van van Elbe. Ook weer te danken aan de oude DDR-tijd, waar de rivier al die jaren ongehinderd haar gang kon gaan. Zelfs de bevers hebben het hier honderden jaren overleefd, zelfs na de vervuiling van de Elbe door de eigen industrie. Bij de veerboot van Breitenhagen, aan de rand van het natuurgebied, zetten we onze motoren aan de kant. Het ruikt hier naar bos en een naar een frisse regenbui. De nog laag aan de hemel staande zon verdampt het water dat nog op de vochtige wegen ligt. In het vlakke oeverwater staan vier blauwe reigers te wachten op hun ontbijt en in de hemelsblauwe lucht maken twee ooievaars gebruik van de thermiek om moeiteloos aan hoogte te winnen. De kapitein van de veerboot is ook druk in de weer en voorziet zijn stuurhut van een frisse laag verf. Idyllische plaatjes in overvloed. Bij Aken zet een andere veerboot ons over. Aangekomen aan de andere kant besluiten we om ons late ontbijt of vroege te nuttigen op een rood picknick bankje aan de oever. Een oude man komt langs en weet ons te melden dat drie weken geleden de veerboot hier is gezonken. Gezonken? In water van net twee meter diep? Blijkt dat er een te zwaar beladen vrachtwagen met verkeerde laadpapieren aan boord was, met als gevolg dat het hele boeltje richting de bodem is verdwenen. Bij de volgende veerboot toch maar even letten op wat er naast ons nog meer aan boord komt. We gaan weer op pad, om staan niet veel later oog in oog met de 50 ton zware en pikzwarte Löβnitz, een oude stoomlocomotief die rust op veertien enorme wielen. De locomotief sist zachtjes en stoot dikke zwarte rookpluimen door zijn schoorsteen de lucht in. De stoomloc is oud en ziet er ook oud uit, maar straalt één en al kracht uit. Een reis over het 16 kilometer lange traject van Radebeul tot Radeberg met de Löβnitz voelt als een reis terug in de tijd en neemt bijna een uur in beslag. Maar het is meer dan de moeite waard is. Het is niet ver meer naar Dresden. In de verte zijn donkere samengepakte wolken zichtbaar. Af en toe flitst het gevolgd door een oorverdovend donderen in de lucht. We hebben geen zin om het onweer van al te dichtbij mee te maken en kiezen eieren voor ons geld. In een grote boog rond het onweer dan maar. Enkele wegopbrekingen proberen onze vluchtpoging te saboteren, maar uiteindelijk komen we toch in Königstein terug bij de Elbe en kunnen we het onweer van achteren aanschouwen. Eindelijk zijn we in de bergen. Hier heeft de Elbe verwoede pogingen ondernomen om zich door het rotsharde gesteente een weg te banen richting het vlakke achterland. In wijde bochten kronkelt de rivier door het bergachtige landschap, waar rotspartijen en tafelbergen hun spitsen ver de lucht insteken. Met meer dan duizend bergtoppen van verschillende moeilijkheidsgraad is het hier echt een waar paradijs voor de bergbeklimmer. Het beste uitzicht op het zandsteengebergte heb je ongetwijfeld vanuit de vestingstad Königstein, die hoog boven het Elbe-dal uittoornt. In zijn zevenhonderd-jarig bestaan heeft de stad dienst gedaan als garnizoensnederzetting, staatsgevangenis en als een uit de kluiten gewassen kroeg. Stille getuige daarvan is nog steeds het 238.000 liter grote wijnvat dat tot 1818 in de kelder van de Magdalenenburg stond. Door de geografisch gunstige ligging was de vesting makkelijk te verdedigen en dus erg geliefd bij de oude veldheren. Slechts één persoon is het ooit gelukt om de beveiliging te doorbreken. En wel een overmoedige schoorsteenveger die in al zijn jeugdige ijver in 1848 via scheuren en spelonken de berg overwon. De toenmalige commandant was niet erg onder de indruk van de poging en gooide de knaap voor twaalf dagen in een donkere kerker. De Elbe kronkelt ver beneden ons door het landschap. In de verte zie ik een oud stoomschip met aan weerszijde een karakteristiek schoepenrad. Het schip behoort tot één van de oudste stoomschipvloten ter wereld. In totaal zijn er acht schepen, waarvan er één meer dan 128 jaar oud is, gerestaureerd. In de zomermaanden varen ze met toeristen tussen Meissen en Decin. In de bergen is zich alweer een hevig onweer aan het ontwikkelen. Weldra is de lucht weer verzadigd zijn met lichtflitsen en breekt de donder in duizenden stukjes boven het nauwe dal. De hele nacht houdt de god van het onweer zijn poot stijf en ook ’s morgens is de hele wereld nog grijs. De regen begeleidt ons op de laatste kilometers langs de Elbe richting de Tsjechische grens. Na 721 kilometer heet de rivier geen Elbe meer, maar luistert naar de Slavische naam Labe. Tot Decin rijden we op het langste traject dat ons tot noch toe direct langs de Elbe heeft gevoerd. Blonde meisjes, die ondanks het grauwe weer, erg luchtig gekleed zijn, hopen op het snelle, maar kille geld. Het verkeer wordt hectischer en het Tsjechische kolendistrict dient zich aan. Stinkende vrachtwagens spugen dikke slierten zwarte rook uit de dikke uitlaat, midden in ons gezicht. Het zicht is door het asgrauwe weer toch al niet best. Pas na Terezin, het vroegere Theresienstadt, komt het verkeer weer een beetje tot rust. Ook wij worden rustig als we de gedenkplaat en het oude concentratiekamp bezoeken. Het grijs van de lucht wordt bij de aanblik van de vele foto’s en de duizenden grafstenen tastbaar en tegelijk onbegrijpelijk. Onze stemming past zich aan het weer en verandert pas weer wanneer we zijn aangekomen in Melnik, de plaats waar de Moldau uitmondt in de Elbe. Op de muur van de plaatselijke kerk vinden we een klein bordje met het opschrift “Gebeinhaus” oftewel “knekelhuis”. Onze nieuwsgierigheid is in ieder geval geprikkeld. Een jonge priester opent met een gigantische sleutel de massieve deur naar de kelder. We dalen af in het muffige donker en eindigen in een slecht verlicht gewelf. Het lijkt alsof we ons in het huis van de dood bevinden: hier liggen de resten van meer dan 10.000 slachtoffers van de pestepidemie uit 1512. Beenderen en doodshoofden zijn als oude, afgeschreven spullen opeen gestapeld tot aan het dak… Bij Hradec Králové, het vroegere Königsgrätz, blijkt de Labe te zijn veranderd in een ééntonige mix van kanalen naast de normale rivier. Gelukkig zorgt de schitterend gerestaureerde Pernsteinplatz met de renaissance accenten in het plaatsje Pardubice voor een lichtpuntje. Hier bevindt zich ook het meest zuidelijke punt van de Labe. In Jaromer verlaten we de rumoerige Europastraβe en laten het Bohemische bekken achter ons. Langzaam maar zeker dient er zich in de verte een groene aanblik van bos aan en doet de zon ook weer van zich spreken door een paar stralen licht tussen het wolkendek door op de aarde te laten vallen. Van de brede rivier die we al meer dan 900 kilometer volgen, is nog maar een stroom van krap twintig meter breed over, die veel levendiger is dan we tot nog toe gewend waren. Eindelijk komt er ook weer wat leven in het wegdek, een opeenhoping van bochten vergezelt de rivier op weg naar boven. De wolken lossen langzaam op en in de verte zijn de eerste bergtoppen van het Reuzengebergte zichtbaar. Het plaatsje Hostinne verrast ons met een wederom schitterend gerestaureerd marktplein. Statige, bonte huizen bevinden zich rondom de markt, afgewisseld met gangen die rondom het plein lopen. Bij de gevel van het raadhuis waken twee enorme houten reuzen over de bedrijvigheid op het plein. De eerste verwijzing naar de reus en berggeest Rübezahl, het mythische wezen uit een beroemde legende over het Reuzengebergte. We hebben nog 36 kilometer te gaan naar het doel van onze reis. Na 16 kilometer komen we in Spindleruv Mlýn, het eerste plaatsje dat gelegen is aan de Labe. Gelegen op 700 meter hoogte betekent dit tevens het einde van de weg. En toch zijn we nog steeds tien kilometer verwijderd van de geboorteplaats van de Elbe. De wandelschoenen worden aangetrokken en we volgen de nu ommuurde Labe bergopwaarts. De weg wordt steiler en we worden omgeven door een paradijselijke stilte. Alleen de beek naast ons kabbelt vrolijk door het ongerepte landschap en geniet van de volledige vrijheid die ze hier nog heeft. Oeroude sparren verhinderen dat het zonlicht de bodem raakt en gifgroene varens bedekken de mossige bosgrond. Dit is zoals ik me een sprookjesbos altijd heb voorgesteld! Hoe hoger we komen, hoe meer het sprookjesbos verandert in een nachtmerrie. Zijn het eerst nog enkele dode exemplaren die de kop opsteken tussen het verder groene naalddek, uiteindelijk zijn we alleen nog maar omgeven door kale boomstammen. Een paar bomen leunen tegen elkaar en kraken zachtjes in de wind, zichzelf afvragend of ze de volgende storm zullen overleven. De paradijselijke stilte is vervormd naar doodse stilte, waar zelfs de vogels zich niet meer laten horen. De kale stammen begeleiden ons tot aan de Elbfall. Vanaf hier gaat het stijl omhoog naar de hoogvlakte waar al duizenden jaren lang de Elbe aan haar 1100 kilometer lange reis begint. Op een hoogte van 1400 meter groeien geen bomen meer en het doet me een beetje aan Scandinavië denken. We volgen de mini-Elbe over zompige, bruingroene weilanden. Een kleine sprong is genoeg om naar andere kant van het beekje te komen, die verderop zal uitgroeien tot een prachtige rivier met ontelbare herinneringen. Uiteindelijk houdt de weg op bij een lelijke betonnen ring: de bron van de machtige Elbe. Het beeld van het beekje dat uit een betonnen ring stroomt botst met onze beelden van de machtige Elbe aan het begin van onze reis. Maar wij hebben het eindpunt van onze reis bereikt, ons rest de terugweg naar huis. Het volgen van de rivier was een reis vol contrasten en misschien juist daarom ook wel zo ongelooflijk indrukwekkend! INFO De Elbe is na de Rijn de grootste rivier in Duitsland en verbindt twee tegenstrijdige landschappen met elkaar: het Tsjechische Reuzengebergte aan de ene kant en de Noordzee aan de andere. De officiële lengte van de Elbe is 1091 kilometer, waarvan er 721 door Duitsland voeren en 370 door Tsjechië. Ten tijde van de muur stond de Elbe bekend als meest vervuilde rivier van Europa. Na de val zijn er echter talloze zuiveringsinstallaties gebouwd en is de oude industrie uit de DDR gemoderniseerd. Het resultaat is dat de uitstoot van gevaarlijke stoffen met 60 tot 90 % is teruggebracht. Hoogtepunten van de reis zijn de monding bij Cuxhafen, de haven van Hamburg, het natuurreservaat Midden Elbe, de doorbraak door het zandsteengebergte en de wilde stroom door het Reuzengebergte. Het verschil tussen saaie passages en adembenemende hoogtepunten heeft ook invloed op het rijden zelf. Van snelle secundaire wegen tot geplaveide wegen en van veerpontjes tot bergwegen, als motorrijder kom je wat dat betreft volledig aan je trekken. De reis De rit langs de Elbe is erg indrukwekkend, maar kan ook heel vermoeiend zijn. Vanuit Utrecht naar Cuxhafen is een kleine 400 kilometer, de toer zelf heeft een lengte van net geen 1100 kilometer en dan moet je natuurlijk ook weer naar huis. De terugreis van Spindleruv Mlýn naar Utrecht is ook nog eens 950 kilometer, totaal dus bijna 2500 kilometer. Wil je naast het motorrijden ook nog wat bezienswaardigheden bekijken, dan is het aan te raden om de etappes niet al te lang te maken, tussen de 250 en 300 kilometer per dag. De terugreis neemt ongeveer negen uur in beslag en is in één dag te doen. Wanneer In principe kun je van april tot en met oktober de route rijden. Bedenk wel dat op het moment dat de fruitbomen in april in bloei komen, er in het Reuzengebergte nog metershoge sneeuw ligt. Wil je dus echt helemaal tot aan de bron (laatste kilometers moet je dus wel lopen), dan is het aan te bevelen om in de maanden juni tot en met augustus te gaan. De gemiddelde temperatuur ligt dan overdag rond de 23º graden en ook boven in het Reuzengebergte is de temperatuur dan nog lekker aangenaam. Accommodatie Zelfs gedurende het hoofdseizoen is het niet nodig om van tevoren te boeken. Langs de hele route zijn meer dan genoeg campings, hotels en pensions te vinden. Een nachtje op de camping is het minst belastend voor je portemonnee, voor één nacht met stroom betaal je gemiddeld tussen de € 15,- en €17,50,-. Een pension (“Zimmer frei”) is al niet veel duurder, voor één nacht in een eenpersoons kamer betaal je rond de € 20,-, reis je met z’n tweeën dan ben je een kleine tien euro meer kwijt. Wil je het allemaal wat luxer, dan kun je ook nog een hotelkamer nemen. Met gemiddeld een euro of veertig liggen die kosten wel wat hoger, maar dat is dan wel inclusief ontbijt. De prijzen in Tsjechië liggen iets lager dan in Duitsland, maar erg groot is het verschil tegenwoordig niet meer. Tsjechië heeft wat dat betreft in tien jaar een enorme inhaalslag gemaakt. Heb je liever wat zekerheid en wil je daarom voor de reis al je overnachtingen boeken, dan kunnen de volgende websites uitkomst bieden: www.camping-suche.de www.d-fewo.de www.hotels.czech-republic-bookings.com Literatuur Voor een degelijke voorbereiding mogen in ieder geval de wegenkaarten van Tsjechië en Noord-Duitsland niet ontbreken in je rugzak. Deze zijn voor € 7,50,- verkrijgbaar bij de ANWB reiswinkel. Tevens zijn er tal van goede reisgidsen verkrijgbaar. Een aanrader is de Trotter-reisgids Noord & Midden Duitsland die een hoop informatie biedt over de cultuur, geschiedenis en allerlei handige weetjes over het gebied. Het Duitse boekje Hotelführer für Motorradfahrer (ISBN 3-932462-22-X) kan je ook helpen aan adressen van motorvriendleijke hotels en campings. [Unterschrift Seite 68-69] Een wel heel kleurrijke aftakking van de Elbe. Een reis terug naar vroegere tijden met de schitterende Löβnitz stoomlocomotief. Aan veerpontjes geen gebrek op de Elbe. [Unterschrift Seite 71] Daar waar de weg parallel aan de Elbe loopt is echt genieten op de motor. Talloze idyllische plaatsen langs Elbe, iedere keer weer anders, iedere keer weer even adembenemend. [Unterschrift Seite 72-73] Vlak bij de bron van de Elbe, één stap is voldoende om naar de andere kant van de ‘rivier’ te komen. Het prachtige marktplein van Hostinné en de slingerende weg door het Reuzengebergte.