Klaas ten Veen – Suzuki GSX-R750
« Terug naar Mijn TrotsMotorrijden speelde nooit een rol in het leven van oud-kok Klaas ten Veen, tot zijn vrouw op 45-jarige leeftijd besloot motorrijles te nemen. Na aanvankelijk wat weerstand raakt de dan 48-jarige Ten Veen ook besmet met het motorvirus, haalt zijn rijbewijs, begint aan een sportief motorleven met louter supersports en belandt zelfs bij een raceteam als kok. Nu, op inmiddels 72-jarige leeftijd, maakt Ten Veen nog regelmatig zijn ritjes in het zadel van een ultrasportieve Suzuki GSX-R750.
“Ik hoor altijd dat ik een knap sportieve motor rijd voor mijn leeftijd. Blijkbaar dwing ik daar een beetje respect mee af om het zo maar eens te zeggen, maar dat is ongewild hoor. Toch ben ik een echte laatbloeier, want ik ben pas op mijn 48e met motorrijden begonnen en dan ben ik ook nog eens aangestoken door mijn vrouw. Zei zij op een gegeven moment: ‘Ik ga motorrijles nemen!’. Daar reageerde ik nogal kortaf op met de mededeling dat ze hartstikke gek was en dat motorrijden gevaarlijk was. Ik had twee neven die motor reden, waarvan een beroepsmatig als telegrambesteller, en ze hadden beide bij een ongeluk een keer een been gebroken en een collega van me was zelfs verongelukt. Dat gaat dan in je hoofd zitten, vandaar ook mijn eerste reactie. Mijn vrouw was na de eerste twee lessen enorm enthousiast, maar ik ging er niet op in. Lekker laten kletsen dacht ik nog en dan waait het vanzelf wel over. Maar toen ze na de derde les nog steeds zo opgetogen thuis kwam dacht ik: ‘Zou het dan echt zo leuk zijn?’. Ik heb dus maar eens proefles genomen en sindsdien ben ik verkocht.
Eind 1992 heb ik mijn rijbewijs gehaald en in januari ’93 kocht ik mijn eerste motor, een nieuwe Kawasaki GPX600R Ninja, maar hij beviel met uiteindelijk niet. Ik vond hem te nerveus in de bochten. Uiteindelijk heb ik hem in 1994 ingeruild op een nieuwe Yamaha FZR600. Die had je toen in allerlei opvallende kleurcombinaties en daar had ik een speciaal leren pak bij laten maken, helemaal in dezelfde kleuren en zelf uitgetekend. Blijkbaar was dat een opvallende combinatie, want ik kwam regelmatig mensen tegen, die mij en de motor herkenden. Mooi was dat. Die Yamaha heb ik uiteindelijk vijf jaar gehad, waarin ik er ruim 60.000 kilometer mee gereden heb.
Ondertussen had mijn voorliefde voor sportieve motoren me ook naar een raceteam gebracht. Johan van der Wal zocht destijds een kok voor zijn team, die voor sporters kon koken. Dat heb ik een paar jaar gedaan, naast mijn normale baan als kok. Een fantastische tijd, waarin ik de racerij eens van binnenuit heb kunnen meemaken. Koken kon ik wel, maar van techniek wist ik natuurlijk niet zo veel. De allereerste keer dat ik mee was klopt er prompt iemand de deur van de truck, terwijl ik aan het koken was en alle andere teamleden ergens anders bezig waren. Of ik een filter voor hem had. Ik dacht dat hij een koffiefilter nodig had, dus daar drukte ik hem heel bijdehand een stapeltje van in de hand. Wist ik veel. Maar aan zijn blik zag ik meteen dat het niet klopte. Ik realiseerde me ineens dat het die dag 1 april was en met ‘Geintje, 1 april! De jongens zijn even bezig, kom straks maar terug’ kon ik mijn gezicht nog een beetje redden.
De Yamaha had in 1999 inmiddels plaatsgemaakt voor een Honda CBR600, maar die moest ik in 2003 in Assen achterlaten na een circuitdag. Ik moest uitwijken voor een ander, weet nog dat ik de grindbak inreed, maar vervolgens werd ik in het ziekenhuis wakker. Gelukkig had ik een engeltje op mijn schouder en kwam ik er vanaf met slechts wat kneuzingen en een blauw oog, maar de Honda was wel total-loss. Daarna heb ik een paar maanden een Honda VFR750, maar die was te zwaar voor me. Via een Suzuki GSX-R600 ben ik eind 2013 op deze 750 terecht gekomen. Er stond 2.400 kilometer op de klok toen ik hem kocht, nog als nieuw dus. Ik heb er in de loop van de tijd wel wat dingetjes aan gewijzigd: onderkuipje laten spuiten, wave-schijven er op, wielstriping, een ander zadel en nog wat tierelantijntjes. Ook staan de stuurhelften nu een centimeter of vijf hoger, waardoor ik net even wat comfortabeler zit. Naar iets anders verlang ik eigenlijk niet meer. Het hele snelle rijden geloof ik wel, dan zie ik alleen maar asfalt en mijn reactievermogen is natuurlijk ook niet meer dat van een 30-jarige. Ik ben nu 72 en weet niet hoe lang het allemaal nog goed blijft gaan, maar tot die tijd blijf ik lekker rijden!”