Isle of Man TT 2016
Isle of Man: thuisbasis van de snelste, gevaarlijkste en meest spectaculaire motorrace ter wereld: de TT. Man is motoren die langs muurtjes, heggen en voordeuren knallen, struiken wuivend in de slipstream, smalle lanen met bomen omzoomd en veel toeschouwers in de bermen, tuinen en op geïmproviseerde tribunes. Dit Mekka van de ‘road race’ in de Ierse Zee trekt ieder jaar weer vele duizenden enthousiaste racefans van over de hele wereld, hier moét je als motorliefhebber gewoon ooit geweest zijn!
Nadat de ferry in de hoofdstad Douglas is aangemeerd, vertrekken we direct naar onze uitvalsbasis voor de komende week, een ruime camping in Peel. We zijn hier op Man uiteraard voor de wereldberoemde TT (de eerste vond al in 1907 plaats!), die wordt verreden op de even beroemde als beruchte, ruim zestig kilometer lange Snaefell Mountain Course. Tijdens de raceweek, die voorafgegaan wordt door een trainingsweek, verschijnen er tijdens vier racedagen meerdere officiële klassen aan de start en de volgende dag is het meteen al raak. Het is zaterdag, de eerste officiële racedag van 2016. We zoeken een plek langs het circuit bij Bradden Bridge. Vanachter een muurtje, vlak langs het circuit, duurt het niet lang voor de eerste superbikes langs komen flitsen. De snelheid en het geluid is overdonderend. Via de speaker komen de namen van Dunlop, McGuinness en Hutchinson langs, de drie absolute toppers van de TT. Al tijdens de eerste Superbike-race vestigt Dunlop een nieuw ronderecord, hij legt de 60,73 kilometer voor het eerst onder de zeventien minuten af met een gemiddelde snelheid van net geen 215 km per uur.
Vervolgens is het de beurt aan de zijspannen, na twee ronden opeens rode vlaggen. De race wordt tijdelijk stilgelegd, er blijkt een zijspan te zijn gecrasht en de rijder heeft het helaas niet overleefd. De absolute schaduwkant van het ‘road racen’, toch gaat langs het circuit het leven gewoon door. Niet veel later wordt de race hervat. Ook dit is Man. Het is niet eens het eerste dodelijke ongeval dit jaar, tijdens een training eerder die dag is een andere coureur overleden, 250e in de meer dan honderd jaar dat de TT bestaat.
Zondag rustdag. Er is van alles te doen. In Ramsey is een sprint en streetfightershow, in Port St. Mary zijn klassieke motoren, tractors en stoommachines te bekijken. Wij gaan met een reisbegeleider zelf een rondje circuit doen. Het is Mad Sunday, de dag dat veel motorrijders zichzelf op het circuit willen testen. De kamikazes vliegen ons links en rechts om de oren. We bezoeken alle bekende punten van het circuit, zoals Ballagarey, Greeba Castle, Ballaugh Bridge, The Bungalow, Crosby (waar ze op topsnelheid langs komen) en Bradden Bridge. Jan vertelt onderweg mooie verhalen uit het verleden, bijvoorbeeld over Gwen, een oudere dame die dertig jaar lang ‘haar jongens’ voorzag van benzine en olie vanuit haar voortuin. Zowel Giacomo Agostini als Phil Reed stopten ooit, toen Gwen door ouderdom moest stoppen, voor haar cottage om haar als dank een klinkende zoen op beide wangen te geven, om vervolgens de race voort te zetten.
We rijden het berggedeelte van het circuit op en bezoeken het standbeeld van Joey Dunlop, met 26 TT-overwinningen nog altijd recordhouder. Dunlop is op Isle of Man een godheid, de verpersoonlijking van alles wat de TT hier betekent. Nog steeds leggen bewonderaars bloemen bij zijn standbeeld en overal op het eiland kom je zijn naam tegen, of het nu op plaquettes is of op T-shirts, mokken of andere prullaria. Dat nu zijn neef Michael, zoon van zijn eveneens verongelukte broer Robert, hier triomfen viert, voegt weer wat toe aan de legende van de familie Dunlop.
Vanaf dit punt heb je een mooi uitzicht over het berggedeelte van het circuit. Hier is geen snelheidslimiet, de weg is over honderden meters vrij te overzien en menigeen besluit hier te proberen hoe hard het kan. Inderdaad, Mad Sunday. Uiteindelijk belanden we bij de Grand Stand, plaats van start en finish. Iedereen kan en mag het rennerskwartier bezoeken, er is een markt met T-shirts en andere prullaria en er is een pleintje ingericht met etenswaar. In het rennerskwartier bekijken we even naar de verrichtingen van de monteurs, die sleutelen aan de racemotoren. Overal worden we even vriendelijk onthaald, we worden zelfs uitgenodigd om een kijkje te nemen en een praatje te maken. Loop je langs een winnaar, dan zie je de opgehangen lauwerkrans voor de coureur, maar ook om de motor hangt een krans. En daarvoor liggen de overblijfselen van de banden met daarop met krijt de snelste tijd en de hoogst behaalde snelheid genoteerd. We wandelen nog even de tent binnen waar de motoren van één van de twee Nederlandse deelnemers, Olaf Romijn, worden geprepareerd. Hij zal hier later in de week bij de superbikes en de lightweight supertwins respectievelijk als 47e en 30e eindigen, niet verkeerd voor een nieuwkomer. De andere Nederlander hier zal het zelfs nog beter doen. Jochem van den Hoek gaat naar huis met een 44e plek bij de superbikes en een 34e plek in de Superstock-klasse, waarmee hij zich in beide categorieën als de beste nieuwkomer in de schijnwerpers rijdt.
Het is maandag, we strijken neer in Crosby, bij een restaurant. Hier worden topsnelheden bereikt rond de 280 tot 300 kilometer per uur, soms zelfs nog harder. We proberen tijdens de supersport wedstrijd Olaf Romijn te herkennen, maar het gaat gewoon te snel. Ook het spotten van Jochem van den Hoek tijdens de aansluitende Superstock-race blijkt ondoenlijk. De meeste info komt dan ook van TT Radio en zo horen we dat Jochem opnieuw de beste nieuwkomer tijd heeft gerealiseerd.
Op dinsdag zijn er geen races, we nemen de gelegenheid te baat voor een bezoekje aan Douglas, per bus. De skyline van Douglas word overheerst door een rij hoge, witte gebouwen, de meeste betreffen hotels of horecagelegenheden, waarvoor zich een brede vierbaans boulevard uitstrekt richting het achterliggende strand. Hier draaien grote kermisattracties hun rondjes, en mocht dorst de overhand krijgen, dan strijk je neer in de enorme biertent, die vanaf tien uur ’s morgen al akelig druk bezocht wordt. Bijna elke winkel in de hoofdstad van het eiland verkoopt wel iets dat met motoren te maken heeft, van kleding tot de meest uiteenlopende souvenirs, vaak met een motor in de etalage. ’s Middags vindt op het strand een crosswedstrijd plaats, maar wij komen voor de show van de Red Arrows, het stuntteam van de Britse luchtmacht. De negen straaljagers vliegen een aantal figuren, strak uitgevoerd terwijl twee van de jets ogenschijnlijk met elkaar spelen, daarbij steeds rakelings langs elkaar scherend, onderwijl strepen gekleurde rook uitbrakend. Het is weliswaar spectaculair, maar eigenlijk te ver buitengaats om het allemaal echt goed te kunnen volgen.
Als we uiteindelijk weer tussen de tenten neerstrijken, raken we al snel in gesprek met andere reizigers. Zoals Agnes uit Zeist, die hier voor het eerst is, op haar dikke BMW R1200GS. “Het eiland is erg mooi, een beetje zoals Schotland. Hier op de camping hangt een erg leuke sfeer, je hebt contact met de meest uiteenlopende types. En dan de races! Je zit er zo dicht op. Ik heb diep respect voor zowel de coureurs als de organisatie. Ik sprak in de paddock nog even met Olaf Romijn en hij was heel vriendelijk, open en relaxed.” Kees en Koen uit Kamerik, vader en zoon op respectievelijk een Ducati ST2 en een Suzuki SV650S, bezoeken wel vaker races, waaronder natuurlijk de Dutch TT in Assen. Maar deze TT is toch wel van een heel ander kaliber. Vooral de sfeer onderling vinden ze bijzonder. Kees was hier al eerder en besloot dat zijn zoon dit gewoon moest meemaken.
Henk uit Noordwijk wilde wel eens uit eerste hand ervaren hoe snel het hier nu eigenlijk écht gaat. “Je hoort de verhalen, kijkt de beelden op YouTube, maar als je hier zo direct aan het circuit zit en de slipstream van de motoren voelt, dan is het toch wel totaal andere koek. Toeschouwers zitten letterlijk op centimeters van de passerende rijders. Als je ze door die dorpjes langs de tuinhekjes ziet scheuren, bevriest het bloed je soms in de aderen.”
Donderdag is wederom een rustdag, we doen een rondje Man. Via Port Erin in het zuiden trekken we langs de kust via Castletown naar het noorden. Verplicht nummer hier is het Laxey Wheel, een enorm waterrad dat dient als pompinstallatie om de achterliggende mijn droog te houden. We volgen de kust naar Point of Ayre, waar we de motoren bij de vuurtoren parkeren om wat zeelucht op te snuiven. Als we een uurtje later op de camping arriveren hebben we het hele eiland gerond en in totaal slechts zo’n 135 kilometers afgelegd. Op de camping hebben intussen de meeuwen onze afvalzakken ontdekt en grondig ontleed. Eerst even opruimen dus. ’s Avonds biedt de organisatie ons een barbecue aan op een fraaie plek aan de kust.
De laatste dag is alweer aangebroken. We brengen een bezoekje aan een kerkhof, op het stenen muurtje zit een plaquette met daarop de namen van alle coureurs die hier het leven lieten. Het zijn er veel, teveel. De teller staat inmiddels op 252. We blijven een minuutje staan, toch wel onder de indruk, en zien dat vele anderen hetzelfde doen. We volgen deze laatste racedag vanaf het talud op een steenworp afstand van de startlijn en kunnen prima volgen hoe de motoren worden opgesteld voor de start. Het publiek loopt ongehinderd tussen de motoren door en hier en daar worden zelfs praatjes gemaakt en een selfie geschoten. De rijders ondergaan alles stoïcijns. Maar eenmaal aan de startlijn, worden de gezichten strak in opperste concentratie. Als Jochem van den Hoek ons passeert roepen we hem wat aanmoedigingen toe. Even kijkt hij opzij, steekt zijn duim omhoog en vervolgt zijn weg naar de startlijn. Even later stuift hij weg om opnieuw een uitstekende tijd neer te zetten.
Het is de laatste en belangrijkste race van deze enerverende week, de Senior TT over zes ronden. Bijna alle rijders geven nog één keer acte de présence: supersports, superbikes en Lightweight supertwins verschijnen door elkaar aan de start van de finale van deze TT week. Zes ronden, het gaat een ware slijtageslag worden. En weer rijdt Michael Dunlop een ronderecord, benadert zelfs tot op driehonderdste van een seconde de 134mph-grens (gemiddeld 215,15 kilometer per uur). Dunlop: “Als ik dat onderweg had geweten, had ik nog wat harder gereden….” En over zijn tactiek: “Ik zie links een groene strook, rechts een groene strook en in het midden een grijszwarte strook. De kunst is om daar op te blijven.” Kijk, zo moeilijk is het dus niet…
“In Assen wordt ook hard gereden”, aldus Dafne de Jong. “Je ziet toppers aan het werk, maar daarmee houden de parallellen ook wel op. De rijders zijn onbereikbaar, er gaan daar miljoenen om en er tellen andere belangen. Hier maak je vanaf het moment dat je de boot afrijdt deel uit van het geheel. Je zit direct aan de baan, soms zelfs op centimeters van de rijders, loopt in het rennerskwartier overal binnen voor een praatje. Men is vriendelijk en toegankelijk. Behalve voor een mooi plekje langs de baan is alles verder gratis. Coureurs, monteurs, marshalls, vrijwilligers en toeschouwers vormen gewoon één grote vriendenclub met dezelfde passie: motorrijden. Dat is het verschil: in Assen ben je toeschouwer, hier ben je deelnemer!”