Interview Yamaha WSBK-teammanager Paul Denning
Yamaha stelde vorig jaar bij haar terugkeer in het WK Superbike hoge doelen. Teammanager Paul Denning zag zijn rijders Sylvain Guintoli en Alex Lowes in staat om tegen het einde van het jaar mee te doen voor overwinningen. Het liep anders. “We hebben onze job onderschat”, geeft Denning schuldbewust toe. Ook met Michael van der Mark als nieuwkomer acht hij een wereldtitel in 2017 nog te hoog gegrepen.
Om al te pijnlijke vragen voor te zijn, trekt Paul Denning maar vast het boetekleed over de schouders. Zonder echte aansporing. De sfeer die aan het eind van 2015 bij Yamaha ontstond na het behalen van de MotoGP-wereldtitel, de constructeurstitel in die klasse en het teamkampioenschap én de crosswereldtitel in de MXGP zorgde er voor dat ambitie en realiteit geen gelijke tred hielden. “Het leek een kwestie van de fiets blauw spuiten en je wint”, omschrijft de Brit de stemming van toen. De basis van de R1, waarmee Yamaha na vier seizoenen afwezigheid de WK Superbike-comeback vierde, was erg goed, benadrukt hij nog eens. Hij noemt onder meer de overwinning in de Acht Uren van Suzuka, Yamaha’s eerste sinds 1996. “We waren niet ‘shit’ in 2016”, zegt Denning. “In de tweede race in Phillip Island finishte Sylvain (Guintoli) 2,5 seconden van de winnaar. Maar onze verwachtingen waren niet realistisch, als je weet dat de machine in één november-test en een paar sessies in januari, februari moest worden ontwikkeld. Om het dan op te nemen tegen Kawasaki – met al vier, vijf seizoenen ontwikkelingswerk – en Ducati, dat bleek te veel van het goede. In een poging om te laten zien dat we er tóch bij konden staan, begonnen de rijders misschien te veel druk te voelen en te veel te pushen. Misschien zijn we als team toen de basis en onze kalmte ook kwijtgeraakt. We hadden punten moeten zetten en van daaruit verder moeten werken.”
De realiteit was dat Guintoli in het laatste weekend van het seizoen in Qatar de enige podiumplaats voor het team behaalde. Voordat hij plaats moest maken voor Michael van der Mark, sloot de Fransman sloot zijn seizoen op de R1 af als elfde, net voor teamgenoot Lowes. Hoewel Denning gedurende het seizoen niet zichtbaar de druk bij de rijders zag toenemen, acht hij het aannemelijk dat de matige resultaten de twee niet onberoerd lieten. “Zij begonnen met één gedachte aan het seizoen en dat was races winnen. En als dat niet gebeurt, dan denken ze ‘f***, het móet’. Dan kan het fout gaan. Als ze crashten leek het bovendien wel alsof ze steeds geblesseerd raakten. Fouten maken is oké, zolang je maar niet dezelfde fouten blijft maken. Yamaha in Japan en Europa heeft gereageerd en wij als team ook. Dit team heeft nu precies in gedachten hoe we het moeten aanpakken.”
Denning geeft toe dat het tijd heeft gekost om als team samen te werken. “Als binnen één team twee visies heersen, merk je vanzelf dat het fout gaat als je die ene kant op gaat. Dat is een paar keer gebeurd.” Gedurende het seizoen nam de betrokkenheid en inbreng van de constructeur toe, zegt Denning over het team dat hij vorig jaar als ‘fabrieksteam’ omschreef. “Bij de race in Imola waren belangrijke vertegenwoordigers van de fabriek. Er was dus wel degelijk veel belangstelling voor dit project en inmiddels is het ook meer een echt fabrieksteam. Er zijn twee Japanse engineers aan het team toegevoegd. Daar heb ik niet om hoeven vragen, Yamaha Europe heeft daar voor gezorgd.”
Al snel groeide bij Denning het besef dat de doelen voor 2016 te hoog waren gesteld. Guintoli’s zesde en vijfde plaats in Australië had het team op een verkeerd spoor gezet, zegt hij. “Vanaf Aragon werd het meer een worsteling. Hoewel Sylvain zich daar nog wel als tweede kwalificeerde, was duidelijk dat we wel de snelheid voor één goede ronde hadden, maar de kunst om dat om te zetten in een race ontbrak. Toen Sylvain in Imola geblesseerd raakte (en tien races miste, FW), werd het lastig.”
Ja, de resultaten waren gewoon teleurstellend, draait Denning niet om de hete brij heen. “Natuurlijk. We hadden vaker vijfde, zesde of zevende plaatsen moeten pakken in plaats van DNF’s. Dat had ons meer vertrouwen gegeven. En dat is nu ons doel. Maar verkijk je ook niet op het hoge niveau van Kawasaki, Ducati en ook van vele goede rijders. Komend seizoen wordt nog zwaarder. Dan zul je als rijder soms tevreden moeten zijn met een achtste plaats.”
Michael van der Mark omschreef de R1 eerder in MotoPlus als een machine die langzaam aanvoelt, maar dat niet is. Denning knikt met een blik van herkenning. “Het moeilijke van de Yamaha is dat een rijder moet wennen aan het ‘luie’ karakter van het ‘crossplane’-blok. Om daar het maximale uit te halen, dat is niet eenvoudig. Michael is op dit moment nog flink agressief op het gas. Hij heeft nog moeite om achter de grip te vinden. Deels moeten we dat bij de motor zoeken, een ander deel is om te ontdekken hoe je de grip pakt bij het uitkomen van bochten en mooi vloeiend op het gas gaat. Een soort Lorenzo-stijl. Alex heeft dat geleerd en voor Michael is Alex het referentiepunt.”
Diezelfde Lowes kende vorig jaar een seizoen met pieken en dalen. Tegen vele crashes stonden een overwinning in de Acht Uren van Suzuka en drie – niet zeer succesvolle – invalbeurten voor Bradley Smith in het Yamaha Tech3-team. Zou Denning Lowes weer aanraden om een aanbieding als invaller aan te nemen? “Dat móet je toch wel? Het werd niet wat hij er van gehoopt had, maar ga je nee zeggen tegen een Yamaha MotoGP-machine? Hij heeft er ook veel van geleerd, met name hoe je een weekend kunt benaderen. We hoeven hem niet meer te kalmeren. Hij focust zich nu op zichzelf, let niet meer op wat de anderen doen en hoe snel de Kawasaki’s zijn. Michael zie ik als een rustige jongen die snel kalmeert als hij zich ergens aan gestoord heeft. En hij is heel eerlijk. Daarom denk ik ook dat hij goed kan samenwerken met Alex en eerlijk data kan delen. Ja, dat heb ik wel eens anders meegemaakt. Zonder dat ik namen wil noemen. Natuurlijk komt zo’n relatie onder druk te staan als de een de ander klopt, maar ik ben echt heel tevreden met deze twee jongens. Michael past ook perfect in het plaatje van Yamaha om jonge rijders op te leiden en om het WK Superbike als een platform te gebruiken. Je wordt niet WK Supersport-kampioen of vierde in het Superbike-kampioenschap als je je verstand niet goed gebruikt. Zelfs al kan hij wat ongeduldig zijn, doorgaans haalt hij het eind van een race wel en dat is erg belangrijk.”
Na zeven jaar als teammanager van het Rizla Suzuki MotoGP-team opereert Denning binnen in de WK Superbike-paddock al weer vijf seizoenen als iemand die kritisch naar de stand en status van het kampioenschap kijkt. De nieuwe veelbesproken regel omtrent de startopstelling in de tweede Superbike-race – de winnaar start als negende met naast zich de nummers 2 en 3 uit die eerste race, de als vierde gefinishte rijder op pole – kan Dennings goedkeuring wel wegdragen. “Sinds die regel is bekendgemaakt, is er al heel veel om te doen geweest. Dat zie ik als positief. Voor de één zal het goed zijn, voor de ander misschien slecht. Wat het in mijn ogen in ieder geval niet doet, is iets kunstmatig interessant maken. Het blijft binnen de grenzen van het acceptabele, wat mij betreft. Geloof me, ik heb voorstellen voorbij zien komen… Daar kan ik me niet over uitlaten, maar ik ben eigenlijk opgelucht dat het hierbij is gebleven. In Jerez won Chaz Davies beide races vanaf de zesde plaats en in Qatar werd Jonathan Rea tweede…” Denning herstelt zelf die duidelijk opzettelijk gemaakte vergissing. “Oh nee, hij werd derde omdat hij zijn teamgenoot voorbij liet… (Tom Sykes werd zo tweede in de eindstand vóór Davies, FW). Het is dus niet onmogelijk. Hoe dan ook, voor de beste rijders wordt het een heel seizoen lang een uitdaging om op zondag naar voren te komen na een goed resultaat in de eerste race. Ik denk eerlijk gezegd niet dat de resultaten er heel anders door gaan worden, maar ik weet zeker dat in ieder geval de eerste ronden van die tweede race erg aantrekkelijk kunnen worden. We kunnen rijders, teams of sponsors vooraan zien die daar normaal gesproken niet zo snel zullen rijden. Dat is alleen maar goed. De promotor moet een product verkopen en dat product is gewoon geen MotoGP. Er móest iets gebeuren. Als sponsors of toeschouwers gaan zeggen dat het kampioenschap niet interessant genoeg is, mag je niet achterover leunen. Die kritiek, daar ben ik het niet per definitie mee eens. Maar wij kijken er vanuit de paddock anders tegenaan. Ik vind niet dat het aanzien van het kampioenschap slecht is. Het feit dat Red Bull (met het Ten Kate Honda Team, FW) instapt, de vergrote bemoeienis van Aprilia, Marco Melandri en Eugene Laverty die terugkomen, Stefan Bradl die overstapt van de MotoGP, Yamaha dat prominenter aanwezig is in het WK Supersport en de Supersport 300… Dat zijn allemaal goede ontwikkelingen. Het besluit van vorig jaar om een race op zaterdag te rijden vond ik al een verbetering voor sponsors en publiek en deze maatregel gaat ook veel gespreksstof opleveren, zonder dat het al te vergezocht is.”
Denning is bovendien van mening dat controverse binnen een kampioenschap meer media-aandacht genereert. “Wanneer beleefde de aandacht voor de MotoGP hoogtepunten? Toen Rossi en Marquez het met elkaar aan de stok hadden in Sepang, toen Rossi en Gibernau met elkaar clashten, toen Rossi en Biaggi elkaar het licht in de ogen niet gunden. Een groot pluspunt van het WK Superbike is dat de paddock en de rijders zo toegankelijk zijn. Dat is zó’n belangrijk verschil met de MotoGP. Ik ben er niet op uit om personen te beschadigen die ik oprecht mag als mens of als tegenstander, maar we zien dat de regisseur na afloop een blije vrouw en kinderen van de één en ook nog eens de moeder van een ander in beeld brengt. Dat is voor mij geen WK Superbike. De fans willen twee rijders zien die hun strijd na de race verbaal nog eens voortzetten! De competitie op het circuit is echt rauw en agressief. Het hoeft van mij niet zo te zijn dat er dingen geënsceneerd worden, maar breng ook eens degene in beeld die verslagen is. Vraag een geklopte crewchief eens waarom de ander beter was… Het is nu vaak zo politiek correct, inderdaad ja.”
Met de hooggespannen verwachtingen voor 2016 nog in het achterhoofd waakt Denning er voor om een al te rooskleurige voorstelling van zaken te geven voor het nieuwe seizoen dat in het laatste februari-weekend begint in Australië. Tijdens testen in Jerez en Portimao stalen Lowes en Van der Mark niet de show met snelle ‘one lap’-tijden. “Ik hoop dat we uit elke sessie en elke race het maximale kunnen halen. Dat we met ons pakket kunnen bereiken wat we willen”, is hij voorzichtig. “Zoals ik zei, het niveau is dit jaar zó hoog. Onze rijders zullen moeten accepteren dat ze ook eens door een BMW of Aprilia verslagen kunnen worden. Het draait om een groeiend zelfvertrouwen. Dit project moet in zijn tweede seizoen verder groeien. Michael zal zeggen dat hij races wil winnen. Dat is goed, dat is de benadering van een sportman. Ik wil hem graag zien winnen als die kans er is. Maar hij moet zich ook realiseren dat het komend seizoen waarschijnlijk nog te vroeg is om voor de wereldtitel te gaan. Als beide rijders in de top 6 staan aan het eind van het jaar – en dat zal dan beneden hun verwachtingen zijn – is dat het bewijs dat we weer een stap hebben gezet. Laten we eerst eens kijken hoe vaak we mee kunnen doen voor podiums en hopelijk kunnen we een paar races winnen. Als dat lukt, moeten we van daaruit naar de toekomst kijken.”