Interview William en Nathalie Matthijssen
William en Nathalie Matthijssen. Bij maar weinig motorrijders zal nu een belletje gaan rinkelen. Toch zijn deze Drentse broer en zus al negen keer Nederlands kampioen en werden ze dit jaar voor de tweede keer ook Europees Kampioen Grasbaanracen, het hoogst haalbare in deze sport. Een interview met deze onbekende kampioenen, over synchroon samenwerken, over de complexe uitlijning van het bijzondere zijspan en over motorblokken met verschillende karakters. Maar vooral over deze fascinerende tak van motorsport.Op de oude brink van Annen kregen William en Nathalie Matthijssen eind september weer een warm onthaal van hun dorpsgenoten. Met gepaste trots maar bijna ook verlegen ondergingen ze de lofuitingen die hoorden bij hun negende Nederlandse en tweede Europese grasbaantitel. Het hele seizoen verliep goed voor de Drentse broer en zus. Ze wonnen nu zelfs meestal de allesbeslissende finaleheat. Want in de grasbaansport kun je alles winnen, uiteindelijk telt alleen de laatste heat, de finale. William: “Zo werkt dat nu eenmaal in onze sport. De laatste vijf jaar hebben we bijvoorbeeld alle halve EK-finales gewonnen, maar zaten we er in de finale zelf vaak net naast. Zoals in 2006 toen we als best geklasseerde team de finale ingingen, maar de ketting brak. Dan sta je gewoon met lege handen!”In augustus 2009 klopte het in het Engelse Wimborne – net als in 2007 – wel tot op het einde en veroverden ze hun tweede Europese titel. In die finalerun nam het duo meteen agressief de koppositie over in de eerste bocht, om die niet meer af te staan. William: “Ik krijg inderdaad wel eens te horen dat ik op de motor driftig ben. Als we niet vooraan liggen, dan gaat het echt los en bijt ik me erop vast. Anderen vragen wel eens waarom ik er dan ook altijd meteen in de eerste bocht met groot geweld overheen moet. Waarom ik gewoon niet even wacht op mijn kans, omdat het inhalen dan waarschijnlijk veel makkelijker zal gaan. Maar het moet direct bij ons.” Nathalie valt haar broer bij, net zoals ze hem ook in het zijspanbakje steunt om het span zo hard mogelijk door de bocht te laten rijden: “Afwachten kan altijd te laat zijn. Bovendien is het met het zijspan zonder remmen, die alleen op de motor afremt, best lastig achtervolgen. Dan kun je maar het beste proberen direct door te stoten naar de kop.” William: “Als je achter iemand aan rijdt, weet je nooit precies wanneer ze van het gas af gaan voor een bocht. En als je dat al ziet, dan ben je ook alweer te laat. Ik ga graag hard een bocht in en dat is vooral op kleine baantjes lastig met iemand voor je. Dus probeer ik er altijd meteen voorbij te gaan.” Het fanatisme van broer en zus Matthijssen, als ze over het gevoel in een wedstrijd praten, is tekenend. Terwijl ze zo buiten de baan, zonder helm op, de rust zelve zijn.De baansport is de grote passie van William en Nathalie. Ze doen er ook alles aan om deze bijzondere sport tot in de perfectie te beheersen, waarbij ze zijn gestimuleerd door vader Henk, die ooit zelf nationaal kampioen in de specialklasse Specials was en daarna ook met een zijspan reed. In een familie waar de baansport zo leefde, kon het bijna niet uitblijven of beide kinderen stapten ook op een grasbaanmotor. “Vader Henk is vanaf het begin de grote drijfveer achter onze sport. Hij heeft ons steeds weer gestimuleerd. Alles wat hij in de baansport zelf opbouwde heeft hij aan ons doorgegeven. Daardoor kwam het ineens in een stroomversnelling en maakten we grote stappen vooruit.”In eerste instantie reden William en Nathalie elk op een solomachine, maar bij William stagneerde een veelbelovende baansportcarriere bij de Specials na een behoorlijk zwaar ongeluk. “Na mijn herstel ben ik puur voor de lol eens op het zijspan van pa gestapt en eigenlijk ging dat van meet af aan erg goed. Dus het jaar daarna, in 1996, hebben we een nieuw zijspan gebouwd en bleef de Special definitief aan de kant staan.” Samen met bakkenist Erwin Boers scoorde William niet onaardig, al bleef hij toch hangen in de subtop: “We zaten een aantal jaren dichtbij de top, maar mede door het werk van Erwin in de horeca kwam het laatste stapje er net niet. En ik wilde dat laatste stapje beslist doen. In goed overleg zijn we dus eind 2003 uit elkaar gegaan, zodat ik kon zoeken naar een nieuwe bakkenist. Het was toen helemaal niet de bedoeling dat ik met Nathalie ging rijden. Die reed best leuk in de soloklasse en ik had ooit in 2002 een keer een regionaal wedstrijdje met haar gereden voor de lol, maar meer ook niet.” Nathalie: “Dat ene wedstrijdje was toen best leuk, meer niet. Maar toen William in 2004 een andere bakkenist nodig had, leek het me toch wel erg mooi. Het was echter de vraag of het ook ging. William moest met mij in de bak een beetje overnieuw beginnen en ik moest echt alles leren.” Toch bleek het meer dan uitstekend te klikken tussen broer en zus op het grasbaanzijspan en de samenwerking resulteerde meteen in het eerste jaar al in een bronzen Europese plak. William: “Dat kwam ook door een bevriende boer uit Annen. Die stelde die winter een stuk aardappelland ter beschikking, zodat we heel intensief konden trainen. In februari zijn we beginnen te rijden, elke woensdagavond, vrijdagavond, zaterdag en zondagmiddag. Alleen maar rijden en samen meters maken. Soms tot in het donker. We hadden toen de mazzel van een hele droge winter, dus we konden een paar maanden perfect trainen.”Nathalie: ”Toen het seizoen 2004 begon met de eerste wedstrijd in Vries, hadden wij er al een compleet baanseizoen aan trainingen op zitten. Want dat is het, je moet gewoon heel veel meters samen maken, waardoor het samenwerken een automatisme wordt. Ik kan mensen ook eigenlijk niet uitleggen wat ik nu precies doe in dat bakje. Ik vind het moeilijk om uit te leggen hoe ik in de bak reageer, omdat ik alles onbewust doe. En juist omdat we zo goed op elkaar zijn ingespeeld en we elkaar zo goed aanvoelen, gaat het ook zo goed.”Een goede basis voor de zijspanklasse in de baansport vormt een rijder beneden de 75 kilo met een nog lichtere bakkenist. Nathalie: ”Voor een bakkenist is het gewicht tussen de 50 en 60 kg het mooiste. En bovendien moet die bakkenist zo klein mogelijk zijn. De topcombinaties hebben allemaal bakkenisten van rond de 1.65 m.” Ook Nathalie blijkt aan die gouden regel te voldoen, waarbij ze vaak in de sportschool traint om op gewicht te blijven en om de arm- en beenspieren te sterken. Nathalie: ”Het bijzondere aan deze sport is dat het niet vermoeiend is als je ervaren bent. Juist als je geen ervaring of vertrouwen hebt, span je je spieren veel teveel aan. Door de angst om eruit te vallen ga je dan verkrampen en kom je doodmoe uit de wedstrijd. Terwijl het helemaal niet moeilijk is en je jezelf op een harde baan vaak met twee vingers vast kunt houden. Op een zandbaan is het wel wat zwaarder. Dan moet je wat meer werken. Bovendien krijg je in het zijspan ook wel eens tikje van een achterligger.”Dat laatste is ook de reden dat Nathalie bij het ingaan van een bocht nooit achterom kijkt.Nathalie: “Er zijn rijders die hun span heel snel op je in laten lopen, in de hoop dat je als bakkenist schrikt. Of ze geven je zelfs een tikje met hun voorwiel. Als je dat ziet aankomen, ga je onbewust, in een reflex, toch omhoog met je lichaam en op dat moment schuift het span meteen naar buiten. In de finale om de Europese titel dit jaar raakte een Engels span met het voorwiel de klep van mijn helm. Ook dan moet je dus niet reageren en gewoon blijven hangen, anders ben je verloren. Hij haalt een trucje uit om mij wat schrik aan te jagen, ach dat zijn nu net de kneepjes van de baansport. Door de ervaring laat je jezelf daardoor niet meer zo snel van de wijs brengen. Anders wordt je immers nooit kampioen.”Over de trucjes van de baansport gesproken: wat is de truc om zo hard mogelijk rondjes te rijden met ene heel bijzonder zijspan? William: “Je gaat pas hard als alle bewegingen in het zijspan soepel en synchroon verlopen. Als ik voor een bocht iets ga verzitten, moet Nathalie in één beweging mee gaan. Je moet het samen aanvoelen en samen bewegen. Nathalie kan bijvoorbeeld niet reageren op de stand van het gas. Je hebt banen waar ik al naast de motor ga hangen terwijl het gas er nog vol op staat. Of zelfs banen waar het gas niet echt dicht gaat. Het gaat erom dat je elkaar blindelings aanvoelt.” Nathalie vult aan: ”Daarbij bepaal ik met mijn gewicht ook hoeveel het achterwiel doorspint. Dat voel je aan. Ik ben altijd op zoek naar een evenwicht tussen hard de bocht door en zoveel mogelijk grip. Door te werken met je armen en benen komt je lichaam in de juiste positie voor voldoende druk op het achterwiel.”William: ”Gaat het span te dwars, dan kom ik een beetje naar achteren om meer grip op het achterwiel te krijgen. Dan komt Nathalie wat omhoog, zodat ik meer ruimte naar achteren krijg. En als ik op de bocht aankom en het voorwiel drijft naar buiten, dan ga ik met mijn gewicht juist naar voren om meer druk op het voorwiel te zetten. Tegelijkertijd krijgt Nathalie door die verplaatsing meer ruimte en gaat meteen dieper doorhangen over het achterwiel, zodat we wel grip houden. In ons eerste seizoen ging Nathalie weleens te vroeg of te laat terug. Dan gaf ik haar even een zetje, maar dat is nu nooit meer nodig. Ieder doet nu zijn eigen ding.”De grondsoort waarop het span rijdt is ook van belang voor de positie van Nathalie in de bak. Op een gladde kleibaan wil het achterwiel veel doorspinnen en moet ze dus voor veel druk op het achterwiel zorgen. Op een zware zandbaan is er juist hele vele grip en wil het voorwiel vaak loskomen, dus daar moet het hele gewicht meer naar voren gericht zijn. En ook bij de start moet er vele gewicht op het voorwiel zitten. William: “Op een zware zandbaan pomp ik het motortoerental bij de start flink op. Je moet dan juist wielspin hebben om te voorkomen dat het voorwiel de lucht in gaat. Maar geef je op een kleibaan teveel gas, dan blijf je door de gladde ondergrond gewoon staan!”Ook de uitlijning en de vering van het zijspan hebben grote invloed op het stuurgedrag en worden elke keer weer aan de baan aangepast. Bijzonder is daarbij dat zowel de motorfiets als het zijspanwiel niet netjes rechtop staan, maar schuin hangen voor een zo hoog mogelijke bochtensnelheid. Die schuine stand van de motor en het zijspanwiel zijn nauwkeurig instelbaar, daarnaast kan ook het toespoor van het zijspanwiel ingesteld worden. Het zijspanwiel staat namelijk ook in de rijrichting iets schuin en duwt het geheel bijna de linkerbocht in. William: ”Op een gladde baan, waar de motor makkelijk met de achterkant wil uitbreken, geef ik het zijspanwiel iets meer toespoor zodat die als het ware tegen stuurt. En op losse banen met veel grip geef je het zijspanwiel extra uitspoor, zodat je de achterkant wel aan het driften krijgt, want dan ga je het snelste de bocht door. En hoe schuiner je de motorfiets zet, des te minder druk er op het zijspanwiel komt. Dan wil het span dus ook makkelijker om. Maar als de motor te schuin staat, verlies je weer grip en lever je dus weer in. De kunst is om op elke baan snel de goede afstelling te krijgen. En alsof deze instelmogelijkheden nog niet genoeg zijn, kan bij ons ook de balhoofdhoek nog in drie standen versteld worden, zodat je het instuurgedrag en de stabiliteit kunt aanpassen.” De afstelling wordt dus elke wedstrijd aangepast aan de baan, waarbij er finetuning wordt gedaan gedurende de wedstrijddag, bijvoorbeeld omdat de baan steeds droger wordt. Eigenlijk is er maar één vaste waarde: het achterwiel meet altijd 22 inch, zoals is voorgeschreven. Al wordt er natuurlijk wel weer met de bandenspanning gevarieerd.Alle werkzaamheden, tot en met de bouw van de speciale frames, doet team Matthijssen zelf. Ze tunen ook de speciale GM-blokken zelf en met succes, want ook veel andere teams rijden inmiddels met frames en/of blokken van Matthijssen. De ééncilinder-viertakt GM-blokken hebben een vierkleps-cilinderkop en draaien op methanol. Achter het blok zit een losse versnellinsgbak met twee versnellingen, die door middel van een losse trekspie geschakeld worden. Die bak bedient William met een hendel aan het stuur. De overbrenging verschilt van circuit tot circuit, waarbij niet alleen de secundaire gearing wordt aangepast, maar ook de eerste versnelling. William: “Op een lange baan heb je een lange eindoverbrenging en dan doe je er dus een kortere eerste versnelling in, want het is altijd het zwaarste om vanuit stilstand in beweging te komen. Met zo’n kortere eerste versnelling de stap naar de twee wel groter, maar in de praktijk kan het blok dat makkelijker aan dan starten in een te lange eerste versnelling.”In principe hebben William en Nathalie drie verschillend getunede GM-motorblokken: eentje voor de grote banen, een blok voor korte baantjes en een blok voor gladde banen. William: “Het blok voor korte banen heeft een lichtere krukas zodat het uit de bocht sneller op gang komt. Het blok voor gladde banen is door een lagere Wiseco-zuiger wat minder compressie, zodat hij wat tammer aanvoelt. Dat blok heeft ook een aangepaste nokkenastiming. Bij elk blok hoort trouwens een eigen specifieke carburateur. Plus een eigen programmeerbare elektronische ontsteking. En uiteraard een datalogsysteem dat we met de laptop uitlezen, zodat je kunt zien of je eigen gevoel je niet bedriegt en de snelheden en motortoerentallen wel goed zijn. Het wisselen van een motorblok is trouwens zo gebeurd. Dat moet ook wel: soms bevalt een blok mij niet op een bepaalde baan en dan wissel ik in een kwartiertje om voor een ander blok. Dat sleutelen en tunen vind ik erg mooi werk, dat mag ik graag doen.” Opmerkelijk genoeg draait de zijspanklasse niet meedraait in de speedway-competitie, terwijl daar gevoelsmatig het meeste geld te verdienen zou zijn, zeker in de speedway-toplanden Polen, Tsjechië, Denemarken en Zweden. William: “Daar heerst de hardnekkige misvatting dat we met de zijspannen de gravelbaan beschadigen, maar we rijden wel eens een wedstrijdje op de speedwaybaan in Lelystad en dan blijkt dat absoluut niet zo te zijn.” Nathalie: ”Grasbaan en speedway hebben heel erg veel overeenkomsten. Speedway is vooral heel erg technisch qua rijden, minder ruig. Het is voor ons gewoon een kwestie van de wielstanden veranderen en een ander achterwiel monteren en dan kunnen we starten op een speedwaybaan. Maar in de praktijk is daar helemaal weinig te verdienen, er is nauwelijks prijzengeld en geen onkostenvergoeding, terwijl het motorblok meer te lijden heeft door de hogere toerentallen en je ook veel meer bandenslijtage hebt door het gravel. Een speedwaywedstrijd kost gewoon een set banden.”“Volgend jaar hopen we de tiende Nederlandse titel op rij te halen en ook weer hoog in het EK te eindigen,” aldus William, die echter niet verder in de toekomst wil kijken: “Het rijden aan de top is toch een hoge belasting en rijk wordt er geen enkele zijspanrijder van. Grasbaan is in Nederland vooral een noordelijke sport. In Duitsland en Engeland leeft de sport veel meer, daar komt ook de internationale concurrentie vandaan. Vooral die buitenlandse wedstrijden zijn voor ons belangrijk, want zolang we daar goed presteren, kunnen we bijna kiet draaien met onze sport.”INFOwww.team-matthijssen.nl [[streamers]]‘ALS WE NIET VOORAAN LIGGEN, DAN GAAT HET ECHT LOS’‘JE GAAT PAS HARD ALS ALLE BEWEGINGEN IN HET ZIJSPAN SOEPEL EN SYNCHROON VERLOPEN’‘ZOLANG WE GOED PRESTEREN, KUNNEN WE BIJNA KIET DRAAIEN MET ONZE SPORT’