+ Plus

Interview Willem van der Togt

“Op een gegeven moment is iets klaar”, vindt Willem van der Togt. “Dan is het af en is er weer iets anders dat ik mooi vind.” Zo zit Van der Togt nu eenmaal in elkaar. Maar veel ruimte voor sentiment is er ook niet in zijn krappe schuurtje. Maximaal twee, misschien drie motoren hebben er na wat geschuif een plekje. Nu staan er Magni Guzzi Classico uit 1990, “een blijvertje”, en een nieuw project, een Motobi 250 uit begin jaren zeventig. Herinneringen aan voorgaande projecten zijn op de volle wanden geprikt. Het schuurtje van Van der Togt oogt van buiten als alle andere in de wirwar van hofjes, pleintjes en smalle straatjes op het woonerf. Maar waar de inhoud bij de meeste andere waarschijnlijk bestaat uit een stel fietsen, een grasmaaier en een kist met gereedschap, is de inhoud van de schuur van de 57-jarige Van der Togt redelijk uniek. Tuurlijk, die fietsen en die grasmaaier staan er ook, maar zijn helemaal in een ongebruikt hoekje gedrukt om vooral niet in de weg te staan voor dat waar het hier allemaal om draait: motoren van Italiaanse origine. De beide motoren, de Magni Guzzi en de Motobi, uiteraard, maar ook de meeste foto’s, posters en emblemen op de propvolle wanden hebben een onmiskenbare link met de Tricolore. Toch is het niet altijd een Italiaans feestje geweest bij Van der Togt, die eind jaren tachtig als heropstapper weer met motorrijden begon. “Tja, het is een beetje het bekende verhaal van die kriebel die plots weer opsteekt”, blikt hij terug. “Ik kocht toen een Honda XBR500, zo’n eencilindertje. Maar al na een paar maanden kwam ik er achter dat zo’n ding het toch niet helemaal voor mij was.” Hij had ergens een Guzzi zien staan en werd op slag verliefd op de machine waar in de woorden van Van der Togt de emotie vanaf droop. “Ik moest en zou een Guzzi en kocht uiteindelijk een V65, een puntgaaf ding met slechts 1.700 kilometer op de klok.” Dat bleek al snel minder een minder sportieve machine dan Van der Togt dacht en de V65 ruimde binnen de kortste keren het veld voor een Le Mans van het eerste type. “Dat was eigenlijk de motor waarmee het Italië-virus echt bij mij begon”, verduidelijkt Van der Togt. “Ik ben er wel een keer of zes, zeven mee naar Italië gereden en heb hem uiteindelijk een jaar of zestien gehad.” In de tussentijd begon het haast on-Italiaans gecontroleerd uit de klauwen te lopen, restaureerde hij een V7 Special, een California II en een V50 Monza en kwam hij in aanraking met de befaamde eenpitters uit Mandello del Lario. “Dat begon met Falcone 500, die heb ik helemaal gerestaureerd. Maar toen ik klaar was en er mee naar de fabriek in Italië was gereden, zag ik iemand die zo’n ding had omgebouwd tot café racer. Om van te watertanden, dat wilde ik ook. Dus thuis al het plaatwerk er afgehaald en aan het werk gegaan. Racenokkenas er in, een grotere cilinder en zuiger, het vliegwiel afgedraaid en de koppeling aangepast.” Tien jaar lang waren Van der Togt en zijn Falcone onafscheidelijk, maar de laatste drie jaar begon het toch weer te kriebelen en leek het afscheid onvermijdelijk. “De lol was er niet af, maar ik deed er op het laatst nog maar weinig mee en intussen was die Magni ook gekomen. Dan word ik onrustig en ga ik naar andere dingen kijken die ik ook mooi vind. Zo zit ik nu eenmaal in elkaar. Uiteindelijk heb ik de Falcone verkocht aan een liefhebber uit Groningen, was er zielsgelukkig mee. Dan heb ik er ook vrede mee en is het af.” De Magni, Van der Togt krijgt pretoogjes als zijn grote liefde aan bod komt. Hij deed er zijn andere grote liefde, de Le Mans, de deur voor uit. Omwille van de ruimte, maar de Magni moest uiteraard ook worden gefinancierd. Leuke bijkomstigheid was dat de Le Mans in euro’s evenveel opbracht als Van der Togt er destijds in guldens voor had betaald. De Magni Guzzi, een Classico, kwam via een advertentie in een klein Duits blad op het pad van Van der Togt: “Hij was van een man uit Keulen, die vanwege zakelijke beslommeringen een van zijn motoren moest wegdoen. Deze Magni dus, en dat ging hem aan het hart. Hij had de tranen in zijn ogen toen ik hem kwam ophalen. Maar de Magni heeft bij mij een goed thuis gekregen, ik vertroetel hem echt. Ik ben er gek op en op het verhaal er achter.” Een stuk of 23, schat Van der Togt op de vraag hoeveel Magni’s er in Nederland staan of rijden. “Daar zitten dan een paar Magni Honda’s bij”, verduidelijkt hij. “Maar van deze Guzzi’s zijn er ongeveer vijftien. Dit is dan de Classico en met kuipje heet ‘ie Arturo. Het blok meet van origine 960 cc, maar door Magni is er een lange-slag-krukas ingezet met grotere zuigers en een grotere boring. Nu heeft het blok 1.100 cc.” Een ‘origineelfreak’ is Van der Togt allerminst, hij mag zijn motoren graag een beetje naar persoonlijke smaak aankleden. “Het tellerhuis heb ik helemaal zelf gemaakt. En de standaard zwarte tellerplaten heb ik vervangen door witte. Dat hoort gewoon op een machine met deze uitstraling. Het stuur heb ik weer teruggebouwd naar de oorspronkelijke clip-ons en het uitlaatsysteem heb ik laten maken bij een specialist in Duitsland.” De spaakwielen verving Van der Togt door iets bredere exemplaren, omdat “de banden wat bol om die smalle velgen gingen staan.” Van der Togt schaamt zich er dus beslist niet voor een man van details te zijn en daarvan is het zadel met gestanst logo een mooi voorbeeld. “Er zat een tweezits zadel op toen ik hem kocht”, verduidelijkt hij. “Daar heb ik een solozadel voor gekocht en aangepast. Maar dat was uiteindelijk toch niet helemaal naar mijn zin. Ik ben er mee naar een vakman in Rotterdam gegaan en die heeft met dat kunststof zitje als voorbeeld een compleet aluminium exemplaar geklopt. Helemaal op maat voor mijn Magni, het zit ook perfect. Maar dat verdient deze machine in mijn ogen ook.” Maar het pronkstuk op de Magni Guzzi Classico is voor Van der Togt de prachtige parallellogram swingarm “Een uitvinding van Magni”, weet Van der Togt, die inmiddels een vuistdikke knipselmap tevoorschijn heeft getoverd. “Ook een gewoonte, ik verzamel alles. Die swingarm liet Magni bij Morbidelli Benelli Armee maken, net als het frame. Ook aan de benzinetank hangt een mooi verhaal. Die is namelijk identiek aan die van het laatste type MV Agusta America. Als ik mijn tank er af haal, kun je de uitsparing voor de ontsteking van de MV nog zien zitten. Waarschijnlijk heeft Magni destijds een hele partij van die tanks gekocht toen het slecht ging met MV Agusta.” En zo dist Van der Togt de ene na de andere anekdote op, maar eindigt weer bij zijn favoriete parallellogram swingarm: “Een Magni is een pracht van een machine, maar niet op alle vlakken even doordacht. Die swingarm heeft bijvoorbeeld acht bouten, vier aan de ene kant en vier aan de andere. Die zitten in een lager dat de cardan-reactie moet opvangen. Maar die bouten gaan op een gegeven moment muurvast zitten, waarna je ze uit moet boren. Vervelend, maar nog vervelender is dat die bouten niet meer te krijgen zijn. Tja, en wat doe je dan? Dan moet je ze zelf maar laten maken.” Van der Togt zocht contact met een kleine machinefabriek, maar die wilden er niet aan. Acht bouten, wat wil je ook? Honderd stuks klonk al beter en uiteindelijk werden het er tweehonderd, in rvs-kwaliteit. “Daarbij heb ik maar even heel simpel gedacht”, verduidelijkt Van der Togt lachend. “Er zijn in totaal zeshonderd van deze Magni’s gemaakt, met elk acht bouten voor die swingarm. Dat is dus een markt van 4.800 bouten. En dat wereldje is inmiddels aardig klein, dus ze weten me wel te vinden voor die dingen. Alle Magni’s in Nederland rijden inmiddels met mijn bouten, maar ik heb ze ook al verstuurd naar Japan, Amerika en Australië. Rijk word je niet van, leuk is het wel.” De Magni blijft, zo veel is zeker, alhoewel zeker bij Van der Togt een redelijk rekbaar begrip is. Naast de Italiaan staat inmiddels een andere Italiaan op zijn beurt te wachten, de Motobi. Een opvolger van een minder geslaagd voorgaand project. “Die is in de plaats gekomen van een Guzzi Stornello”, tikt Van der Togt de 250 op zijn kont. “Die was toch niet helemaal naar mijn zin. De vorige eigenaar had vrijwel alles laten poedercoaten en dan kan ik er met mijn jeukende handen niet zo heel veel meer mee. Maar met de Motobi kom ik de winter wel door. De toerenteller moet gemaakt, er moeten nieuwe lagers in de swingarm en er zitten nog wat kleine werkzaamheden aan. En daarna is het benzine in de tank en rijden maar!” Tot er weer wat anders moois op zijn pad komt….

Lees meer over

Honda

Gerelateerde artikelen

Eerste Test Honda X-ADV

Eerste Test Honda X-ADV

14 november, 2024

Bijna tien jaar na zijn introductie is de X-ADV nog altijd een unieke verschijning. Ligt de concurrentie te slapen ...
Overzicht redactiemotoren

Overzicht redactiemotoren

3 oktober, 2024

Motorrijden is emotie en in dat licht beschenen komt deze Sportster S goed beslagen ten ijs. Niet alleen omdat het ...
Alpenmasters 2024 – Mid Sports

Alpenmasters 2024 – Mid Sports

12 augustus, 2024

Clip-ons en een haarspeldbochten-eldorado klinkt op het eerste gezicht niet als een combinatie die veel rijplezier ...