Interview Wil Hartog-monteur Willy van Wanrooij
Misschien had Wil Hartog wel nooit de TT gewonnen zonder de technische kennis van Willy van Wanrooij. Precies 35 jaar geleden, op 25 juni 1977, won ‘De Witte Reus’ immers de koningsklasse van de TT in Assen en Van Wanrooij prepareerde destijds diens Suzuki RG500 viercilinder-tweetakt. Een historisch hoogtepunt in de Nederlandse motorsport. MotoPlus blikt met Willy van Wanrooij terug op de racerij in de jaren 70. En op die unieke TT van 1977.
Het is nu ondenkbaar in de MotoGP, maar in de jaren zeventig en tachtig kon je als privérijder op een productieracer nog een rol spelen in de Grand Prix-races en die ook nog winnen. Zeker als je veel talent had en een goede techneut achter je had staan. Natuurlijk waren de echte toppers professionals die op fabrieksmachines reden, maar de verschillen waren overbrugbaar. Het Nederlandse Riemersma Racing Team met Wil Hartog als rijder was zo een privéteam dat zich kon meten met de fabrieksteams. Willy van Wanrooij fungeerde in die tijd als chefmonteur en tuner. “In 1976 kwam ik als monteur bij het Riemersma team van Hartog. Daar had ik de rol van techneut, maar ik was ook een vertrouwenspersoon, een steun en toeverlaat voor hem”, vertelt Van Wanrooij. De Brabander was de verantwoordelijke man binnen het team voor de preparatie van de toen geheel nieuwe Suzuki RG500 produktieracer, een bijzondere viercilinder-tweetakt waarvan de vier cilinders in een vierkant stonden gerangschikt. Destijds waren er al grote verschillen in de motoren van het fabrieksteam en de productieracers zoals die te koop waren voor andere coureurs. “De Suzuki waarover wij beschikten was een motor die door de juiste tuning op een heel hoog niveau gebracht kon worden”, legt de tuner uit. “Samen met de wonderstarts van Wil hadden wij een heel goed pakket. Wil was lang en sterk en dat was een voordeel bij de duwstarts destijds. Je startte immers met stilstaande motor en de coureur moest de motor zelf aanduwen. Wil kon dat als geen ander. Hij was sterk genoeg om de motor eerst even achterwaarts tegen zijn compressie aan te trekken. Met dat trucje heb je vooruit net even een metertje ruimte om de krukassen wrijvingsloos aan het draaien te krijgen, zonder dat er meteen al een zuiger tegen de compressie staat en het achterwiel blokkeert. Daardoor sloeg de Suzuki van Wil altijd snel aan en athletisch slalomde hij door de startrijen heen en dat leverde hem vele plaatsen winst op.” Het jaar dat Van Wanrooij bij het team aansloot kwam het succes snel. Tijdens de TT van 1976 reed Hartog naar een derde plaats. En een jaar later won Hartog de enerverende TT-race. Van Wanrooij vertelt: “De motor was op dat moment bijna net zo goed als de fabrieksfiets van de regerend wereldkampioen Barry Sheene. Op topsnelheid was die van ons mogelijk nog wel sneller. De boring en slag van Sheene zijn motor week af van onze Suzuki. Daardoor kwam zijn fabrieksmotor wel iets beter uit de hoeken, maar op top deden we serieus mee. De kwaliteit en het talent van Wil Hartog maakten op 25 juni 1977 het verschil.” De jaren zijn inmiddels gaan tellen. De techneut is nu 71 jaar en woont in een gezellige flat in het Brabantse Geldrop. Alleen, want vorig jaar verloor hij zijn vrouw Angeline na een ziekbed. Ze was altijd een drijvende kracht achter Willy. “Zonder haar had ik nooit zo op kunnen gaan in de motorsport”, stelt hij vast. “Ze steunde me door dik en dun. Laatst keek ik weer eens terug in de vele plakboeken die ze door de jaren heen heeft gemaakt. Vol met foto’s en krantenknipsels uit die tijd. Destijds zei ik ‘wat moet je er mee’? Maar nu heb ik toch een mooi overzicht van mijn carrière.” Door de successen van Wil stond ook Van Wanrooij volop in de belangstelling, vooral over de roemruchte TT van 1977 en de credits die hij in de racewereld verwierf. Bladerend door de fotoboeken komen ook vervelende herinneringen voorbij. “Vooral de berichten over de brand in mijn werkplaats, waarbij de originele TT winnende Suzuki RG en een nieuwere RGB van Wil veel schade opliepen. Daarnaast maken de nasleep, de frustratie en het verlies me nog altijd emotioneel”, biecht hij op. De brand werd destijds veroorzaakt door verdwaald vuurwerk. Van Wanrooy: “Inmiddels heb ik dit station wel gepasseerd.” De motortuner uit Geldrop is altijd met zwaard en vuur ten strijde getrokken tegen onrecht; hij beschikt over een ijzersterk karakter. “Van jongs af aan heb ik me altijd al meer moeten bewijzen dan anderen. Doordat ik slechtziend ben en makkelijker leered in de praktijk dan uit boekjes, heb ik vaak tegen iedereen moeten opboksen. Ik moest steeds bewijzen dat ik net zo goed was als mijn collega’s.” Van dit harde werken plukte hij in de belangrijke jaren de vruchten. Met zijn kennis van tweetakten en later de kennis van de RG500’s, wist hij zijn machines bijzonder snel te maken. Die bovendien ook heel bleven. “Een van de trucjes om de Suzuki destijds heel te houden was slim gebruik maken van de chokehendel. Vooral de eerste ronde moest Wil de choke gebruiken bij het afremmen. Als je vanaf hoge snelheid afremt en het gas voor een aantal seconden helemaal dicht hebt, dan krijgt zo’n tweetakt geen benzine en dus ook geen smering, aangezien de olie immers in de benzine zit. Vooral bij een koude motor is dat kritisch en kan hij dan vastlopen. Daarom moest Wil van mij altijd de choke gebruiken als hij hard moest afremmen. Dan werden de zuigers en het koude blok toch nog gesmeerd. De keren dat Suzuki wel vastliep aan het begin van een race, was Wil in het heetst van de strijd meestal die choke vergeten…” Een kampioenmaker was hij. Van Wanrooij had nooit voor het vak gestudeerd, maar door veel te doen groeide hij uit tot een van de beste tuners in de GP racewereld van de jaren ’70 en ’80. Hij leerde de techniek ook door goed te kijken naar de andere Suzuki topteams, zoals het Britse Heron en het Italiaanse Gallina. “Ik gaf ik mijn twee zoontjes destijds de opdracht in het rennerskwartier in de afvalbakken van de topteams te snuffelen en alles dat van ijzer was bij mij in de tent te brengen. Door die onderdelen daarna te analyseren kon ik mijn eigen motoren nog beter ontwikkelen. Zij kwamen dan terug met kapotte bougies of versleten remblokken en dan wist ik dus waar zij mee reden. Zo kwam ik erachter dat Sheene andere bougies kreeg van de fabriek, als Wil. Mijn zoons werden dus als ‘bedrijfsspionnen’ ingezet, want wie let er nu op een paar spelende kinderen in het rennerskwartier!” Men zou denken dat Van Wanrooij de TT die Hartog won als zijn grootste succes zou zien, maar de excentrieke monteur ziet dit heel anders. “Die dag viel alles gewoon op zijn plaats. Het enige wat Wil moest doen was de winst binnen hengelen. En eerlijk gezegd hielp het geluk ons een handje toen Estrosi vanuit leidende positie onderuit ging, anders hadden we waarschijnlijk niet gewonnen. Voor mezelf vond ik de derde plaats in de 500 cc van de TT in 1976 een veel groter succes. Dat was voor mij het summum! Onderweg naar Assen ging de vrachtwagen van het team bij Hoogeveen kapot. De motor lekte koelwater, werd te heet en liep vast. We koelden de motor af met koud water en hoopten zo het circuit te halen voordat de eerste training begon. Maar vlakbij het circuit ging de vrachtwagenmotor opnieuw stuk en dit keer sproeide het kokend hete koelwater de cabine in. Ik liep daarbij tweede- en derdegraads brandwonden op en moest eerst naar het ziekenhuis om me te laten behandelen aan de brandwonden. Maar na die behandeling ging ik meteen weer naar het circuit om de motor te prepareren”, aldus Van Wanrooij. Het zegt alles over zijn karakter. “Ik laat niemand in de steek, dus toen ook niet.” Het hele weekend werd de chef-monteur van Wil Hartog verzorgd en geholpen door het medische personeel op het TT Circuit. Die mensen is hij daarvoor nu nog steeds dankbaar. Sleutelend met het verband rond zijn lichaam en armen werkte hij geduldig toe naar de start van de wedstrijd. “Wil deed het meteen erg goed, in de wedstrijd liet hij zien dat hij die dag met de grote mannen mee kon komen. Zijn derde plaats was de beloning voor het harde werken”. Wil Hartog gaf de bloemen na afloop van de wedstrijd als dank aan Willy. “En die bloemen heb ik dezelfde avond nog afgegeven aan een vrouw uit Assen, die het hele weekend mijn brandwonden zo goed heeft verzorgd.” “Intriges, belangenverstrengelingen, vriendjespolitiek en belazerd worden, alles was destijds mogelijk in de motorsport”, vertelt Van Wanrooij als hij terug denkt aan die tijd. “Maar alles draaide ook gewoon door na bijvoorbeeld het verongelukken van een collega coureur. Er was geen tijd om ergens aan te twijfelen want met het strakke schema van de organisatie werd zonder schroom de volgende klasse opgeroepen om te starten.” "Voor verdriet was in de motorracerij maar weinig ruimte". Na de successen in ’76 en ’77 blaakte het Riemersma Racing Team van het vertrouwen. Ze lieten zien dat ze met productiemateriaal een GP konden winnen, voor de fabrieksrijders. Het team kwam daardoor ook in de belangstelling van de Suzuki-fabriek te staan. Van Wanrooij: “Begin ’78 nam stelde de fabriek een heus fabrieksblok beschikbaar voor ons team. Iedereen was blij, maar ik kwam er toch al snel achter dat het geen goede deal was. Want we kregen wel een blok, maar daarbij geen reserve onderdelen. Zelfs geen pakkingen! Dan heb je er dus eigenlijk niets aan.” Het nieuwe jaar begon dan ook als een nachtmerrie. Hartog kwam niet uit de verf en in de eerste races van het seizoen werd hij op grote achterstand. In de TT, die hij een jaar eerder nog won kwam hij slechts als vijfde over de streep. “Vlak voor de TT kreeg Wil de beschikking over de volbloed-fabrieksmachine van Pat Hennen, die begin juni zwaar was gecrasht op het eiland Man. We kregen niet alleen de motor, maar ook monteurs van Suzuki in het team van Riemersma, om aan die fabrieksmotor te werken.” De TT pakte nog niet goed uit, maar de eerstvolgende race op het circuit van Spa Francorchamps werd gewonnen. Hartog haalde vervolgens ook een podiumplaats in Zweden en won de race in Finland. Maar ondanks die successen sloeg de sfeer binnen het Riemersma-team in 1979 om. “Er ontstond langzaam wrijving in de werkrelatie tussen mij en Mike Sinclair, de andere monteur. Hierdoor had ik steeds meer moeite om vertrouwen te houden in de wijze waarop er binnen het team gewerkt werd.” Ook met de Suzuki-importeur Nimag liep het niet altijd even goed. Van Wanrooij: “Je zou denken dat we als door hen gesponsord team wel voorrang zouden krijgen voor onderdelen, maar niets was soms minder waar. Tijdens de training brak er een schijf van de roterende inlaat. De onderdelen waren echter schaars en wij hadden dat niet als reserveonderdeel bij ons. En in het rennerskwartier kon ook niemand ons zo’n schijf lenen. Zo konden we een training dus vanaf de zijlijn bekijken, voor een onderdeeltje dat misschien 25 euro kostte. Dat levered veel irritaties op en na de zoveelste aanvaring, tijdens de GP van Engeland, heb ik de handdoek in de ring gegooid. Achteraf heb ik daar tot op de dag van vandaag nog verdriet van. Maar ik kon niet langer tegen alle onduidelijkheden. Als ik niet vertrouwd word, dan kan ik mijn werk niet meer goed doen. Het was een moeilijke keuze om het team, dat voelde als familie, los te moeten laten. Ik had jarenlang voor Ton en Loes Riemersma gewerkt, ik hoorde bij dat bedrijf. Het moment dat ik voor het eerst met de RG500 Suzuki’s mocht werken van Ton was fantastisch, dat was voor mij de erkenning dat ik tot de besten behoorde.” Het team van Riemersma had na het afscheid van Van Wanrooij grote moeite om het hoofd boven water te houden. De resultaten in 1980 vielen zwaar tegen en het lukte de monteurs niet om de motor op het juiste spoor te krijgen zodat Wil GP’s kon winnen. Ton Riemersma benaderde toen Van Wanrooij weer en vroeg hem voor de TT in Assen weer terug te keren in het oude nest. Van Wanrooij stemde toe en hoewel hij weer samen moest gaan werken met Mike Sinclair, werkten zij keihard om de motoren weer optimaal aan het lopen te krijgen. Ook al was de stemming tussen die twee alles behalve goed. “Maar we stonden er na de trainingen best goed voor. Een top tien klassering was zeker haalbaar. Maar op vrijdagavond was ik uitgenodigd voor het afscheid van Cees van Dongen. De motor stond op dat moment onbewaakt in de tent; iets wat ik normaal nooit zou doen, want je blijft altijd bij je motor. De race op zaterdag werd een nachtmerrie, want de motor van Wil liep gewoon niet goed. Een kapotte ontsteking, zo werd er naar buiten gebracht. Maar dit was volgens mij niet het geval. Ik heb later alles doorgemeten en daar zat het volgens mij niet in. Het is voor mij nog steeds onduidelijk wat er met de motor is gebeurd, maar voor mij staat vast dat er mee geknoeid moet zijn tijdens mijn afwezigheid. De TT-winnaar van 1977 werd drie jaar later voor 120.000 bezoekers op een ronde gezet door Jack Middelburg. Het was een enorme mokerslag voor het team”, aldus Van Wanrooij. Toch kan Willy van Wanrooij terugkijken op een unieke bijdrage aan de Nederlandse race-geschiedenis. Een geschiedenis waarin hij een belangrijke rol speelde. Met het afbranden van zijn werkplaats in 1992 ging het plezier om aan motoren te sleutelen voorbij. Hoewel zijn zoons de werkplaats weer helemaal opknapten, heeft Willy nooit meer aan racers gesleuteld. Maar zijn fanatisme en passie voor de motorsport leven voort in zijn verhalen. Of zoals hij zelf zegt: “Sleutelen doe ik niet meer, maar ik kan er nog wel over vertellen. Met een snelheid van 250 kilometer per uur!” [[streamers]] OP 25 JUNI 1977 VIEL ALLES GEWOON OP ZIJN PLAATS, WIL MOEST ALLEEN DE WINST BINNEN HENGELEN MIJN ZOONS WAREN ECHTE SPIONNEN, WANT WIE LET ER NU OP EEN PAAR SPELENDE KINDEREN IN HET RENNERSKWARTIER! VOOR MEZELF VOND IK DE DERDE PLAATS IN DE 500 CC VAN DE TT IN 1976 EEN GROTER SUCCES. DAT WAS VOOR MIJ HET SUMMUM! VOOR MIJ STAAT VAST DAT ER VOOR DE TT VAN 1980 MET ONZE MOTOR IS GEKNOEID TIJDENS MIJN AFWEZIGHEID [[Michael, hier horen die scans van Laudert bij, van die oude kleurenfoto’s]]