Interview wereldreiziger Peter Loosli
Omdat zijn eerste motorfiets steeds stuk ging, stopte de 20-jarige Zwitserse matroos Peter Loosli al snel met motorrijden. Hij pakte de draad pas weer op toen hij dik vier decennia later met pensioen ging. Een knap late heropstapper dus, maar wel eentje die de zaken meteen voortvarend aanpakte. Met zijn gloednieuwe R1200GSA zette hij in de eerste twee jaar al een kleine ton op de teller en doorkruiste hij 22 landen.
Op zijn 64e ging Loosli, inmiddels bedrijfsleider bij een steigerbouwbedrijf, met pensioen. Een plan om zijn tijd in te vullen had hij nog niet, tot hij in een modeblad een reportage zag over een motorreis naar de Himalaya. “Dat leek me wel wat, maar ik kwam er al snel achter dat de eerstvolgende trip pas een jaar later zou zijn.” Omdat er toch iets was gaan kriebelen, ging de wereldreiziger in spe verder op zoek. “Marokko Extreme, kwam ik al snel tegen, van Travel 2 Explore. Ik heb me meteen aangemeld. Kreeg ik als bonus kortingscoupons voor motorkleding. Dat kwam goed uit, want ik had natuurlijk helemaal niks. Aan de telefoon vroegen ze of ik kon rijden. Natuurlijk. Ik had toch een rijbewijs? En dat Extreme betekende vast dat ze een beetje door zouden rijden, dacht ik. Geen probleem. ‘Het wordt wel een pittige rit hoor’, zei de man aan de telefoon nog, voor de zekerheid. Ook dat schrok me niet af. Welnee. Ik woonde nog maar net in Nederland en ik had geen idee wat ‘pittig’ betekende…”
Voor zijn eigen zekerheid besloot Loosli, die al 43 jaar geen motor aangeraakt had, om als voorbereiding een tweedaagse cursus offroadrijden te volgen. Daarna vloog hij naar Marokko, waar een BMW G650 XChallenge voor hem klaarstond. “Pas toen we gingen rijden snapte ik wat ze met ‘pittig’ bedoeld hadden. Man, wat ben ik vaak onderuit gegaan. Bij de twintigste keer ben ik maar gestopt met tellen.” Aan de kriebel deden al die valpartijen niets af. Het werd alleen maar erger. “Ik wist al tijdens de eerste dagen dat dit was wat ik wilde: motorrijden. Landen ontdekken, mooie natuur zien, mensen ontmoeten. Van mijn fietstochten door Noord-Holland wist ik in Wormerveer een motorzaak te zitten, dus daar ben ik eens binnengestapt. Ik had geen idee wat er allemaal te koop was, maar ik zag er een R1200GS Adventure staan en was verkocht. ‘Die wil ik’, zei ik meteen. In december ben ik hem gaan halen, en in januari ging ik ermee naar Marokko.”
Het was pas tijdens die reis dat Loosli ontdekte dat hij wel een knap zware fiets uitgezocht had. “En dat was lang niet het enige wat ik leerde. Zo had ik er geen rekening mee gehouden dat het in de winter in de Pyreneeën nog knap koud en glad kan zijn, en pas toen ik ook in het Marokkaanse zand regelmatig onderuit ging bedacht ik me dat allroadbanden misschien een betere keuze waren geweest. Wist ik veel…. Toch heb ik ook daar weer mooie dingen aan overgehouden, zoals de kennismaking met een gezin dat me hielp toen ik mijn enkel gekneusd had: die was bij valpartij nummer zoveel onder mijn koffer terecht gekomen, ergens in de middle of nowhere. Die mensen heb ik later nog vaak opgezocht.”
Een heel andere ontdekking was dat zo’n nieuwe allroad ook de belangstelling opwekt van mensen die je liever uit de buurt houdt. “Toen ik thuiskwam, heb ik bij de bouwmarkt een spuitbus gouden verf gekocht en dat her en der opgespoten. Niet om hem mooier te maken, dus, maar om belangstellenden te ontmoedigen. Een verstraler of een kofferset die half onder de verf zit raak je niet makkelijk kwijt, natuurlijk, en de motor zelf werd heel erg herkenbaar. Dat maakt mensen een stuk minder hebberig.”
Wat begon als diefstalpreventie werd al snel Loosli’s handelsmerk, en met twintig, dertig potjes verf aan boord toverde hij zijn GS langzaam om in een rijdende herinnering aan de landen die hij bezocht. “Vooral kinderen vinden dat heel leuk. Ze komen ook vaak naar me toe, als ik ergens zit. Ik had op sommige reizen een grote tas vol speelgoed bij me, dat ik dan kon uitdelen, en ik neem altijd ballonnen mee. Vinden ze geweldig. Dat ze naar me toekomen, weet ik, is vooral ook omdat ik alleen reis. Zo ontmoet je ook sneller andere mensen. Dat doe ik graag, al eet en slaap ik altijd wel alleen, want ik hecht veel waarde aan mijn privacy. Mensen ontmoeten is geweldig, maar verder doe ik het liever zelf.”
Dat hij zo graag onafhankelijk van anderen is, betekent ook dat er extra bagage mee moet: een tent, een goede slaapzak, keukenspul, eten en drinken. Op dat moment is zo’n dikke allroad wel weer handig. Aan de valbeugels zitten Touratech-tassen en pvc-kokers met onder meer startkabels, een sleepkabel, bandenreparatiemateriaal en een reserveband. De zijkoffers hebben houders voor reservetankjes met olie en benzine, aan weerskanten van het zadel zitten voormalige heuptassen, en onder het zadel maakte Loosli extra ruimte voor gereedschap, zodat dat gewicht zoveel mogelijk in het midden van de motor blijft. “Die binnenband heb ik nooit hoeven gebruiken, maar ik heb wel vaak lekke banden gehad. Ik ben wel eens thuisgekomen met een band met vijf proppen erin.” Al die bagage maakt de GS nog zwaarder dan hij al is, maar op een lichtere motor had Loosli de meeste van zijn reizen toch niet graag gemaakt. “Bovendien verdwijnt al dat gewicht als je gas geeft. Wil je naar Siberië of Mongolië, zoals ik gedaan heb, is het wel fijn als je uren achter elkaar door kunt halen.”
Wat Loosli niet meer meeneemt, is een tweede set banden. “Na mijn eerste solorit naar Marokko, op straatbanden, nam ik altijd een set noppenbanden mee. Dat rijdt een stuk beter, als de ondergrond er om vraagt. Ik monteerde die tweede set altijd aan weerskanten van mijn tank: zo vingen ze een deel van de klap op als ik onderuit ging. En omdat hij door diezelfde banden minder diep komt te liggen, til je hem ook makkelijker weer op.” Toch doet hij het nu zonder: hij rijdt alles op allroadbanden van Heidenau. “Ik ben er vorig jaar mee naar de grens van China gereden. Na die 17.000 kilometer waren ze nog steeds niet op, en je rijdt ze eigenlijk nooit lek.” Het nadeel bij al deze voordelen? “Ik ging in Kazachstan op ijs onderuit, en mijn motor gleed nog een meter of vijftig door. Omdat ik die extra banden niet meer bij me had, brak er een valbeugel af, ik miste een verstraler en de rechterkant van mijn stuur was zwaar verbogen. Terugbuigen durfde ik niet: als het materiaal zou breken, zou het einde verhaal zijn, op zesduizend kilometer van Heemskerk. Dus ik ben zo maar blijven rijden. Ja, in Polen had ik er iets aan kunnen laten doen, maar toen was ik al bijna thuis.”
Die lange rit naar China voerde Loosli door prachtige landen, vertelt hij stralend. “Kazachstan, Kirgistan… Geweldig – maar zó corrupt. Zonder contant geld red je het er niet. Ze houden je aan omdat je zogenaamd iets fout doet, en dan heb je maar te betalen.” Ook in Afrika kan cash hard nodig zijn. “Wat er precies gebeurd is weet ik niet, maar ik ben aangereden, in Senegal, onderweg naar Mauritanië. Ik kwam bij in een busje dat vroeger als ambulance dienst had gedaan, maar waar alles uitgesloopt was. Toen ik om pijnstillers vroeg, moest ik dokken. Nee, ze hadden niks aan boord. Er moest gestopt worden. Ik had net gepind, dus ik gaf de man een biljet van honderd euro. Daar ging hij pijnstillers van kopen. Geld terug kreeg ik niet. Integendeel. Ik moest nog meer betalen omdat ze anders niet verder zouden rijden. Bij het ziekenhuis, voor zover het die naam mocht hebben, lieten ze me ook nog vallen. Iedereen lachen… Zelf vond ik het ook niet zo erg – maar dat was allemaal nog voordat ik mijn been gezien had. Van mijn linkeronderbeen was niet heel veel meer over. Ze wilden het liefst meteen amputeren, maar dat heb ik weten tegen te houden. Gelukkig had ik nog meer geld bij me, goed verstopt, op verschillende plekken. Na anderhalve week ben ik naar Nederland overgebracht, waar ze me opgelapt hebben. Ik heb nog elke dag last van dat been, moet ik zeggen. Behalve als ik op de motor zit. Dan is het ver genoeg weg van mijn hoofd”
Ook zijn motor bleef gedurende al die reizen relatief schade- en pechvrij. “Ik heb een keer een gebroken ventilatorriem gehad in Mongolië. Was wel even een klus om die er zonder gereedschap op te zetten, maar het moest – dus lukte het.” Die aanpak kent Loosli nog vanuit zijn leven in Zwitserland. “Ik skiede graag op buckelpistes, met al die hobbels. Wat ik daar leerde is dat je zo’n piste moet aanvallen. Doe je dat niet, dan valt de piste jou aan. Op de motor werkt dat ook. Diep zand, slechte weg, een riviertje? Aanvallen!”, lacht Loosli.
Hij relativeert die houding wel meteen. “Ik vind mezelf geen goed voorbeeld van hoe je zou moeten reizen. In de Sahara geldt als regel dat één man geen man is. Als er iets gebeurt, ben je de klos, in je eentje. En in Siberië ben je gek als je ’s nachts de weg op gaat, omdat auto’s zonder licht geen uitzondering zijn en iedereen er als een gek rijdt. Maar ik deed het wel, en ik weet dat ik altijd heel veel geluk heb gehad. Ik moet wel zeggen dat ik niet snel bang ben. In Timboektoe waren alle hotels dicht, omdat Al Qaida er op dat moment heel actief was. Toch mocht ik ergens achter in zo’n hotel slapen. Ik was helemaal alleen, dus toen ik ’s nachts deuren hoorde slaan en zaklampen zag, wist ik dat er iets mis was. Toen ben ik maar ergens anders gaan liggen.”
“Sommige reizigers lijken graag te vertellen hoe gevaarlijk of hoe zwaar dingen waren. Ik weet niet of ze dat doen om extra indruk te maken, maar het motiveert je publiek niet om ook zulke reizen te ondernemen. Zelf vertel ik liever hoe intens ik ervan geniet. Ik geloof dan ook oprecht dat iedereen de reizen die ik maakte ook kan maken. Waarom niet. Ja, je moet alleen kunnen zijn en ja, het is makkelijk als je je in vreemde situaties snel thuis kunt voelen. Maar verder? Ik heb me in mijn hele leven maar één keer echt bedreigd gevoeld, toen ik even afremde om ergens naar te kijken en ik over de stoep werd ingehaald door iemand die dat niet beviel. Hij stapte uit en kwam op me af. Waar dat was? In Heemskerk, op zondagochtend, onderweg naar een verjaardagsvisite met mijn vrouw.”
De 71-jarige Loosli is ondertussen alweer bezig met plannen voor zijn volgende reis. Op een lichtere fiets, of op de inmiddels 210.000 kilometer oude GS? Geen idee. Alleen, dat weet hij wel, en ook de bestemming is bekend. West-Afrika, het gebied dat hij vijftig jaar geleden als matroos leerde kennen. “Kaapstad zou mijn einddoel zijn. En dan de motor met de boot terug laten komen, dacht ik even. Maar dat ga ik niet doen, hoor: die terugreis wil ik natuurlijk niet missen.”