Interview veelrijder Alex Loef
Ja natuurlijk, een toerbuffel als BMW’s K100RT is bij uitstek geschikt om er een bovenmodaal kilometrage op te fietsen, maar 885.978 kilometer? Alex Loef deed het. Die kilometers eisten echter wel hun tol, in 2011 werd bij de 62-jarige inwoner van het Gelderse Meteren een wielrennershand gediagnosticeerd. “Spijtig, ik had er eigenlijk een ronde miljoen van willen maken.”
De Betuwe, een groene, landelijke regio die voornamelijk bekend staat om de fruitteelt. Zo ook Meteren, het buitengebied van dit met krap vierduizend inwoners gezegende Gelderse dorpje wordt opgeluisterd door tal van boomgaarden. De bomen vol in blad, de takken rijkelijk behangen met appels, peren, kersen en wat al niet meer. Voor één van die gaarden staat een ruim, vrijstaand woonhuis, waarvan de oorspronkelijke garage is verbouwd tot een tweede, bescheiden woning. Voor het stulpje staat in de schaduw van wat groen een rode Suzuki Alto, de bomen hebben duidelijk hun groene sporen op het dak van het compacte autootje nagelaten. Die wordt niet veel gebruikt zo lijkt het. Heel verwonderlijk is dat ook niet, het karretje behoort namelijk toe aan de uiterst aimabele Alex Loef. De ambtenaar/archiefmedewerker van de gemeente Neerrijnen, maar bovenal een tweewieler kilometervreter van de puurste soort, staat al in de deurpost te wachten. “Kom binnen, koffie?” Het interieur van de woning is zoals de buitenkant doet vermoeden. Een knusse woonkamer annex keuken, driezits tegen de lange kant, bijpassende fauteuil, kleine zithoek in het keukengedeelte en her en der wat kastjes. De inrichting laat geen misverstand bestaan over de favoriete bezigheid van de heer des huizes. Bekers, medailles, trofeeën, vaantjes, lintjes en andere prijzen, met als enige grote gemeenschappelijke deler dat ze betrekking hebben op toerritten rijden, sieren de aanwezige kasten en vensterbanken. Geen plaatsje is onbenut. Als relikwieën in een kerkje, dit simpelweg bestempelen als hobby zou bijna heiligschennis zijn. De verbazing is Alex Loef, net terug van twee weekjes sturen in Oostenrijk, niet helemaal ontgaan: “’t Zijn er wel veel hè? En dit is nog niet alles, op mijn kantoor staat de rest.” Alles draait hier onmiskenbaar om het motorrijden, een hobby die hij ‘ontdekte’ toen hij een jaar of 27 was. “Ik zat destijds bij de supportersclub Willem Zoet (nu MSV Ophemert red.) in Ophemert. Eerst gewoon als lid, maar al na een paar maanden vroegen ze of ik niet in het bestuur wilde. Dat heb ik gedaan, maar ik was de enige van het bestuur die niet zelf motor reed. Als je dan al die verhalen hoort, dan wil je dat ook hè. Toen heb ik voor zeshonderd gulden een Jawa gekocht en heb met een oefenvergunning leren motorrijden. Vijf maanden later afgereden en toen had ik eindelijk mijn rijbewijs.” Met het roze papiertje op zak komt er ook meteen een “fatsoenlijke motor”, een CX500. En daarmee is het echte rijden begonnen. De eerst ritjes voerden nog voornamelijk nog naar motorraces, maar op een gegeven moment kwam er een kentering in het gebruik. “Bij de club kwam het idee om een toertocht te organiseren. Dan ga je zelf ook toerritten rijden natuurlijk en omdat dat beviel, werden het er steeds meer. In het begin vaak nog met een groepje, maar na verloop van tijd ging ik steeds meer alleen. Dan reed ik wel samen met mensen die er al waren, je bouwt immers in de loop van de tijd best een flink netwerk op. Maar het liefst rijd ik toch nog altijd alleen. Dan kan ik onderweg tenminste stoppen om foto’s te maken.”
En foto’s heeft Alex Loef inmiddels genoeg. De eerste rit voedde waarschijnlijk een soort motorisch oerbeest in hem. Werkelijk iedere toerrit die hij mee kon pakken, pakte hij ook mee. Zo extreem dat je het bijna als een verslaving zou betitelen. Klein voorbeeld, als doorgewinterd toerrijder – “kuip, koffers en cardan” – is Alex Loef uiteraard lid van een club. Alleen niet van de plaatselijke motorbroederschap, maar van die in Gijverinkhove, een uiterst klein plaatsje in West-Vlaanderen, pal op de grens met Frankrijk op zo’n 270 kilometer van zijn woonplaats Meteren. In ruim 35 jaar reed Loef een dikke 1,6 miljoen kilometer, een gemiddeld jaarkilometrage van dik 45.000 kilometer (!). “Mijn topjaar was 2003, toen heb ik bijna 76.000 kilometer gereden. Onder meer door 132 toertochten te rijden.” Cijferfetisjisten opgelet (en blijf opletten, want er komt nog veel meer), dat zijn gemiddeld meer dan 2,5 toerriten per weekend. De vakanties, die overigens altijd naar de Alpen voeren, “de rest van Europa interesseert me niet zo”, nog daargelaten. Indrukwekkende cijfers, al helemaal omdat ruim de helft van die kilometers onder de wielen van één en dezelfde motor door rolden, een BMW K100RT uit 1986. “Klopt”, aldus Loef, “885.978 kilometer om precies te zijn.” En precies is Alex Loef, uiterst precies zelfs. Rustig achterover hangend in de bank rust er op zijn schoot een boekwerkje van pak ’m beet een paginaatje of honderd. Het betreft de complete onderhoudshistorie van een ‘rote’ BMW K100RT met kenteken MG-45-GD. De motorhobby beperkt zich duidelijk niet enkel tot het rijden, er blijft, wonderwel eigenlijk, blijkbaar ook nog tijd over om het leven van iedere motorfiets tot in detail bij te houden. Een voortvloeisel van zijn baan als archiefmedewerker wellicht? “Waarschijnlijk wel. Al moet ik wel eerlijk zijn, tegenwoordig ben ik er niet meer zo secuur in. Ik hou nog wel alles bij, maar van uitwerken komt het niet meer, dat is toch wel veel werk.” Aan dat laatste lijkt geen woord gelogen gezien de exceptionele gedetailleerdheid van het verslag. Iemand enig idee wat de gemiddelde afstand in kilometers is tussen het kleppenstellen van een K100RT? En wat dan de gemiddelde kosten per kilometer zijn? Niemand? Om precies te zijn (goh!) 30.597 kilometer en 0,0171 cent! En de gemiddeld afgelegde afstand die je met een rempedaal kunt afleggen? Ook niet hè! Dat is 372.981 kilometer. Nog een laatste dan. Wat is de gemiddelde prijs per kilometer van een carterontluchting slang? Hier komt ‘ie: 0,0048 cent. Eurocent dat is, in 2002 zijn alle bedragen namelijk omgerekend van gulden naar euro, factor € 1,00 = ƒ 2,20371. Dat we dat wel effe helder hebben!
Het is ronduit bijzonder om de volledige levenswandel van een motorfiets zo minutieus te kunnen herbeleven. Het leven van die K100RT begon in 1986, het was Alex’ tweede RT, ondanks dat het geen liefde op het eerste gezicht was. “De eerste was er één uit ’84, daar heb ik maar twee jaar mee gereden. Die motor had allemaal kleine mankementjes en dat zinde me niet zo. Toen heb ik maar een nieuwe gekocht, maar ook daar weer allemaal diezelfde probleempjes.” Ondanks al die probleempjes blijft de tweede K100 wel gewoon in de schuur staan. Een dikke vijf jaar lang brengt de motorfiets hem van toertocht naar toertocht en van vakantie naar vakantie. Resultaat: in 1991 staat er een kwart miljoen op de teller van de Beiers tweewieler. “Dat jaar kwam ik op een gegeven moment Paul Klaver tegen, die was techneut bij Castrol. Hij kwam met het idee om de olie te laten testen. Er werden monsters naar Amerika gestuurd en daaruit bleek dat, ondanks de hoge kilometerstand, er vrijwel geen slijtage was. Toen ontstond het idee om de motor open te maken. BMW Nederland wilde daar wel aan meewerken, zij waren namelijk ook wel benieuwd naar hoe het er van binnen uit zag. Het blok is toen met allemaal nieuwe onderdelen weer in elkaar gezet, eigenlijk een complete revisie dus. Hadden ze als extraatje de motor ook nog helemaal gespoten, ik kreeg gewoon een nieuwe motor terug.” Vijf jaar, zo’n kwart miljoen kilometers en € 13.990,09 (plusminus) aan onderhoudskosten verder wordt het rijgeluk echter getemperd door een opvallende rammel in de versnellingsbak. Er blijkt iets afgebroken. “Het losse deeltje werd er door de dealer uitgehaald, waardoor ik weer kon rijden, maar wilde ik de bak helemaal herstellen, dan ging de reparatie flink geld kosten. Het blok had er echter ook alweer zo’n kwart miljoen op zitten, de teller stond inmiddels op 529.000, en was ook weer toe aan grondig onderhoud. Toen heb ik er maar een K75 Ultima bij gekocht en de RT weer mee naar huis genomen. Hij reed wel gewoon en bleef het maar doen, waardoor ik er uiteindelijk nog bijna een ton mee heb gereden voor er in 2001 een andere bak onder kwam. Die jaren reed ik afwisselend op de K75 en de 100. Was best wel makkelijk met het plannen van de beurten, op vakantie ging ik altijd met de nieuwste en zorgde dan dat die net voor de tijd een beurt had gehad. Toch was het niet zo dat ik altijd automatisch de K75 pakte, de RT reed echt net zo goed. Het was ook wel praktisch twee motoren en bovendien kreeg ik voor die RT toch niets terug. In 1996 kreeg ik een uitnodiging voor de introductie van de nieuwe R1100RT in ’s Heerenberg. Ik heb er toen nog voor gezorgd dat de K100RT precies op dat moment 500.000 kilometer had gelopen. Toen ik daar vroeg wat de motor nog waard was, zei iemand van BMW ‘de kiloprijs in guldens’. Ja, daar doe je hem niet voor weg natuurlijk.”
De nieuwe gebruikte versnellingsbak resulteert helaas niet in eindeloze kilometers rijden. Krap 38.000 later loopt deze namelijk vast. Besloten wordt om er maar een volledig ander blok onder te hangen, van een RT uit 1985 met ongeveer 90.000 kilometer op de klok. Dat is niet het laatste motorblok dat de RT verslijt trouwens. Vijf jaar later, in 2007, gaat er een tussenas kapot. “De RT had net iets meer dan acht ton gelopen toen dat gebeurde. Hij was natuurlijk ondertussen geen knikker meer waard, maar reed eigenlijk nog steeds prima. Omdat ik er voor relatief weinig geld een blok van een ’91 RT in kon laten zetten, heb ik dat maar gedaan. Natuurlijk ook met in het achterhoofd dat die miljoen kilometer er aan zat te komen, dat is toch wel een bijzondere mijlpaal. Ik reed weliswaar steeds minder met de RT, omdat ik er een andere motor bij naast had, maar met nog een paar jaar was het wel gelukt.” Zover komt het helaas niet. In 2010 merkt Alex dat hij steeds minder goed de koppeling kan gebruiken. Uit onderzoek blijkt dat er een zenuw in zijn ellenboog beklemd zat. In juli volgt een operatie, in augustus zit Loef alweer op de motor. Hij is inmiddels toe aan zijn tweede Deauville en het rijden, ook op de RT, gaat weer prima. Tot zich in januari 2011 dezelfde klachten weer openbaren. “Bleek dat ik een wielrennershand had, terwijl ik nog nooit op zo’n fiets heb gezeten. Mijn vingers staan helemaal krom, waarschijnlijk een gevolg van alle kilometers die ik heb gereden. Niet fijn, helemaal omdat er niets aan te doen viel. Motorrijden opgeven was geen optie, dus ben ik gaan zoeken naar een speciale aanpassing zodat ik kon blijven rijden. Die aanpassing zou op mijn Deauville gebeuren, maar dan wel op een nieuwe. Mijn dealer wilde mij echter geen nieuwe verkopen, omdat Honda dat jaar met een lijst nieuwe motoren met die automatische versnellingsbak zou komen, waaronder misschien wel een Deauville en dan zou mijn probleem opgelost zijn. Toen is er tijdelijk een ander, instelbaar koppelingshendel van een sportmotor op gezet. Die staat wat dichter bij het stuur. En dat bleek in combinatie met de lichte koppeling van de Deauville uiteindelijk dé oplossing. Ik heb er de afgelopen weken nog een paar duizend kilometer in de bergen mee gereden, zonder een centje pijn.” Eind goed, al goed! Ware daar niet de K100RT. Sinds 2011 staat de motorfiets eenzaam onder het zeil in een hoekje van een grote loods. “Stof te vergaren, rijden erop lukt echt niet meer. Ik probeer de koppeling nog wel eens, maar verder dan één keer inknijpen kom ik niet. Eigenlijk moet ‘ie dus weg, maar gezien het kilometrage wordt dat dan waarschijnlijk de schroothoop. En dat wil ik niet, daarvoor zitten er toch wel veel teveel mooie herinneringen aan. Hem houden is ook niet echt een optie, ik ben er de persoon niet naar ben om er de hele tijd naar te kijken, of om hem in de woonkamer te zetten. Ja misschien, als ik een grotere woonkamer had gehad. Het zij zo, maar als hij toch ergens, misschien in een museum of bij een verzamelaar, een leuk plaatsje zou krijgen? Ja, dat zou mooi zijn!”