Interview Valentino Rossi en TT Assen
In Assen klonk voor de honderdste maal een luid meegezongen “Fratelli d’Italia” voor Valentino Rossi, bijna dertien jaar na zijn eerste GP-zege in Brno in de 125 cc-klasse. Alleen Giacomo Agostini heeft er met 122 meer gewonnen. “Giacomo zegt dat het er 123 zijn. Maar hij zegt ook dat hij 55 is, haha!” MotoPlus sprak in Assen met Rossi over het begin, over hoe het is om ouder te worden en hoe het zal zijn om te stoppen. Want ooit komt dat moment.Toen Graziano Rossi met zijn16-jarige zoon Valentino in 1995 de EK-circuitsafstruinde in een aftands busje, kan ook hij niethebben vermoed wat voor legende in wording ernaast hem zat. Een spichtig en speels jong meteen voorliefde voor dingen die hard gaan. Tweejaar later veroverde het uitzonderlijke talentde 125 cc-wereldtitel – de eerste van voorlopigacht kampioenschappen. Valentino Rossi isinmiddels 30, zijn pavolgt hem nog op deEuropese circuits,maar verder is nietsmeer hetzelfde. “Hetis een enorm verschil,toen en nu”, knikt Rossi glimlachen. “Toen ik inhet WK kon gaan rijden, was dat al een droomdie uitkwam. Ik had al een doel bereikt. De tijddie ik er over had gedaan om van het begin totde GP’s te komen, was lang, vergeleken mettegenwoordig. Ik was één van de eersten die zojong in het WK kwam, op m’n zeventiende. Ikbegon ongeveer op m’n vijfde dingen te doenop twee wielen, maar het werd serieuzer toenik veertien was. Tegenwoordig lijkt het wel alsofiedere jonge coureur die een goed resultaatrijdt, hup, het WK in gaat! Ik vind dat niet demanier. Ten eerste omdat veel van die jongenshet niet verdienen. En als je het niet verdient,waardeer je het ook niet dat je daar staat. Netals wanneer je rijk geboren bent: dan zie je hetook als vanzelfsprekend. Maar als je arm benten dán kom je er, dat is anders. Toen ik in 1996in het paddock mocht komen, was dat een grotedroom. Ik was er natuurlijk al geweest als kleinjochie met m’n vader. Maar nu had ik het zelfbereikt en dat was heel mooi.”Hij is de laatste die zal klagen, die zal zeggendat het vroeger allemaal beter is. Maar ookde sportmiljonair Rossi denkt met weemoedterug aan die beginjaren. Toen hij geinend doorde paddock struinde, bij kletste met vriendenen ’s avonds voor het eten even een partijtjevoetbalde met zijn maten. “Nu is even ontspannenbuurten in de paddock voor mij onmogelijkgeworden. Het MotoGP-paddock is veel meerafgesloten. Misschien is dat de prijs die ik ervoor heb moeten betalen. De motorsport is eenstuk van de magie en de romantiek van toenkwijtgeraakt. Zo is het nu eenmaal. Vroegerkon ik na de race samen met journalisten eenrace bekijken in het media center. Als ik dat nuzou doen en bijvoorbeeld zou roepen ‘wat eenstomme fout van Simoncelli’, zou de volgendedag in de Italiaanse kranten staan ‘Valentinobekritiseert Simoncelli’. Het ligt nu allemaal eenstuk gevoeliger. Ik heb ook wel een sterk gevoelvan nostalgie over hoe het ooit was. Zo’n partijtjevoetbal in de paddock met die andere gastenkan ik nu wel vergeten.”Toen was je een nieuwkomer, nu ben jede kampioen van wie iedereen een mening wilhoren over van alles en nog wat. Is dat somsniet moeilijk?“Dat is voor mij geen probleem. Ik heboveral een mening over. Ik heb meer recht omergens over te spreken waar ik verstand vanheb, namelijk de racerij. Over zaken daarbuiten,heb ik volgens sommige mensen misschien eenverkeerde mening. Het probleem is echter dat iksoms niet helemaal kan zeggen wat ik vind. Alsik dat wel zoudoen, kan er eengroot ‘casino’losbarsten.Daarom moet ikbij elk interviewgeconcentreerd blijven en oppassen wat ik zeg.Ik kan niet meer die fouten maken van vroeger,toen ik wel eens dingen zei die ik tegen vriendenzou zeggen. Maar ik wil wel graag met mensenin zo’n sfeer praten. Juist dan moet je er vooroppassen dat er een dag later geen dingen in dekrant staan en mensen gaan denken ‘wat eeneikel, die Ros