Interview Tonnie Wisselink en zijn racecollectie
De kans dat je oud-coureurs als Alan North, Doriano Romboni en pak ‘m beet Marcel Ankoné gezamenlijk tegen het lijf loopt, is voorzichtigjes uitgedrukt niet zo heel erg groot. Maar in het schuurtje van Achterhoeker Tonnie Wissink kom je er waarschijnlijk nog het dichtst bij in de buurt. Hier hangen hun racepakken, en die van een dikke tachtig andere coureurs, schouder aan schouder. De geur van racezweet is er haast nog tastbaar. De pakken vormen de ruggengraat van de omvangrijke collectie racememorabilia die Wissink de afgelopen tien jaar heeft opgebouwd. “Kijk, mooi hè?” Drie simpele woorden. Door de meeste mensen worden ze vaak achteloos uitgesproken, zonder echte betekenis ook. Maar voor Tonnie Wissink zijn het woorden met een welgemeende lading, want ze komen recht uit zijn hart. Een echt racehart. Als Tonnie ze uitspreekt, en dat doet hij steevast als hij iets uit zijn bijzondere racecollectie tevoorschijn tovert, komt de emotie bovendrijven. “Ik denk te weten wat coureurs allemaal moesten doen om iedere keer weer aan races deel te kunnen nemen. Steeds maar weer die centjes bij elkaar krijgen. Ik heb er lang geleden als manager van een NMB-coureur (Nederlandse Motorsport Bond, JH) heel dicht bij gestaan en het was bittere armoede vaak. Moest moeder maar weer een stukje vlees minder kopen. Daar heb ik diep respect voor, diep respect”, benadrukt Tonnie zijn bewondering, terwijl zijn licht geëmotioneerde blik gelaten langs de talloze, glimmend gepoetste trofeeën en de dikke rijen raceoveralls in zijn volgepakte schuur glijdt. “Weet je, ik zit hier vaak ’s avonds in mijn luie stoel. Sigaretje er bij. Doe ik mijn ogen dicht en dan zie ik al die mannen weer voor me rijden. Kippenvel krijg ik dan.”Met ‘die mannen’ doelt Tonnie met name op de coureurs die in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw actief waren, veelal nog op stratencircuits. “Dat is voor mij de goede oude racetijd. In die tijd had ieder zichzelf respecterend dorp tot in Limburg aan toe nog een eigen wegrace op een stratencircuit. Nu hebben we alleen nog Hengelo en Oss. Iedereen was toen aanspreekbaar en je kon ook bijna overal bij komen. Nu is het allemaal veel zakelijker. Tja, die racetijd komt nooit meer terug.” Om de herinnering aan die roerige racetijd levend te houden, legde Tonnie tien jaar terug het fundament onder zijn inmiddels imposante collectie racememorabilia. “Ik ben begonnen bij Piet Pecht, destijds een zeer vooraanstaand coureur. Hij kwam spontaan met een stuk of dertig bekers. In ruil had ik een taart laten maken met zijn naam en een racefoto er op. Piet kende nog wel een paar oud-coureurs die interessante spullen hadden en zo is het balletje gaan rollen”, blikt Tonnie terug.Die taart is inmiddels het handelsmerk van Tonnie geworden en heeft al heel wat deuren voor de racebezeten Achterhoeker geopend. “Alles is daarbij belangrijk voor mij”, Tonnie zwaait maar eens met zijn arm door de schuur om het te benadrukken. “Opdat het niet verloren gaat! Er is al zoveel uit die tijd in prullenbakken verdwenen. Dan spreek ik een coureur en dan is het: ‘Tonnie, je bent net te laat. Ik heb alles al weggegooid.’ Dan bloedt mijn racehart, werkelijk waar. Veel hoef ik ook niet te hebben. Als het maar van een coureur is. Al is het maar een klein bekertje, iets tastbaars in ieder geval. Ik zal er als een goed huisvader over waken.” “Dit bijvoorbeeld”, zegt Tonnie terwijl hij als een volleerd archivaris iets uit een van de vele kasten opduikt. “Dit is van de beroemde Ton Daleman, de man achter de Roton 50 cc wegracers. Met dit metalen kunststukje werd hij meester instrumentenmaker. Dat was dus zijn proeve van bekwaamheid. Mooi hè?” Tonnie weet alles blindelings te vinden in zijn privé-museum (“Roep maar en ik vind het, geen probleem”) en komt met de snelheid van een mitrailleursalvo met het een na het ander op de proppen. Een gesigneerde helm van Kenny Roberts Jr., Suzuki RG500 cilinders van Marcel Ankoné, een bronzen carburateur van een Indian racer uit de jaren twintig, de kampioensoverall van Hans Smees, pakken van Japser Iwema, Hugo van den Berg en Barry Veneman, een Villiers-blokje van Dick Renooy, een helm van Bennie Maatkamp, de beker die Gerrie van Rooyen en Marco Bonke kregen voor hun overwinning in de 24 uur van Imola. Je kunt het zo gek niet bedenken of Tonnie heeft het en aan ieder onderdeel van zijn collectie kleeft een verhaal. “Deze foto is ook heel bijzonder. Jarno Saarinen, Renzo Pasolini en Phil Read samen poserend vlak voor de start van die verschrikkelijke race in Monza in mei 1973, waarbij Saarinen en Pasolini om het leven kwamen. Voor die foto heb ik veel geld moeten betalen. Al met al zit er zeker een paar duizend euro in de verzameling, maar het is iedere euro dubbel en dwars waard geweest”, benadrukt Tonnie. Ook zijspancrosser Daniël Willemsen wilde graag een bijdrage leveren. “Dat is de beker van een GP-zege in Denemarken geworden. Volgens Daniël zijn zwaarst bevochten winst ooit. Mooi hè, dat die beker hier nu staat? Hier nog een beker, van Piet Knijnenburg. Voor de winst in de 500 cc race van Chimay in 1946, de eerste naoorlogse internationale wegrace. Zeer bijzonder. Piet is hier vorig jaar zelfs nog geweest, 92 jaar oud. Hij was samen met zijn kleindochter en kwam persoonlijk iets brengen.” Ook met Drikus Veer, een andere hoogbejaarde Nederlandse motorsporttopper, heeft Tonnie een bijzondere band. “Die komt hier nog regelmatig en ik heb een aantal zeer bijzondere spullen van hem. Het oude vetpotje waar zijn Gilera fabrieksracer uit 1955 meer werd gesmeerd bijvoorbeeld. Heel waardevol vind ik een medaille die ik van Drikus kreeg. Die kreeg hij als junior in 1939 voor de winst in een terreinrit.” Deze medaille beschouwt Tonnie samen met een pak van Alan North en een originele en splinternieuwe tandwielset van een Honda RC163 250 cc viercilinder racer als de kroonjuwelen van zijn collectie. “Dit pak van Alan North is voor mij zeer, zeer waardevol”, vertelt Tonnie met een koesterende hand op het blauwgele leer. “Alan North was in zijn tijd een zeer sympathieke coureur uit Zuid-Afrika. Het was een heel mooie coureur om naar te kijken, een heel nette ook. Maar supersnel. Hij reed jarenlang met sponsoring van Wilddam, de conservenfabriek van wijlen Henny ten Dam uit Almelo. Vorig jaar is Alan bij me thuis geweest. Als welkom had ik zijn pak met een speciaal welkomstbord aan het begin van de straat opgehangen. Vond ‘ie geweldig.” Aan de zes hagelnieuwe Honda tandwielen hangt uiteraard eveneens een mooi verhaal, dat Tonnie met liefde opdiept. “Die kwamen eind jaren zestig met een zending onderdelen van Honda in Nederland aan en waren op doorreis naar Engeland. Een overijverige douaneambtenaar heeft een doos opengemaakt en die tandwielen er uit gehaald. Uiteindelijk zijn ze bij een oud-coureur terechtgekomen, maar die kon er niets mee. En nu heb ik ze, heel uniek. Dat hoort hier eigenlijk helemaal niet te liggen, maar ik voel me zeker niet bezwaard hoor”, lacht Tonnie, terwijl ‘ie het tandwielsetje in zijn handen weegt. “Of ik nog iets mis?”, Tonnie krabt eens achter zijn oor en monstert zijn collectie. “Ik ben enorm bevoorrecht en gelukkig met alles wat ik al heb, dat vooropgesteld, maar iets van Billie Nelson zou ik nog wel willen hebben. Daar ben ik altijd een enorme fan van geweest. Een echte broodcoureur, helaas veel te vroeg gestorven. Zijn vader had een kolenhandel in Engeland, maar dat was allemaal diepe armoede hoor. Een groot deel van wat Billie verdiende met racen ging naar zijn vader en moeder. Zo ging dat in die tijd. Die jongens kwam met een oud Bedford busje over uit Engeland, sliepen in die bus en trokken van circuit naar circuit. Maar ja, iets van zo’n coureur moet op je pad komen. Dat kun je niet forceren. Moet je ook niet willen.”Waar de verzamelwoede van Tonnie eindigt? Dat weet de lijvige Achterhoeker zelf ook niet, maar om er voor te zorgen dat de hele collectie bij elkaar blijft, heeft Tonnie alles in een stichting ondergebracht, de Racecollectie van Roadracing Tonnie. En er is inmiddels ook een website (www.deraceheldenvanweleer.nl) opgestart om de gedachte aan die ‘goede oude racetijd’ levend te houden. “Ik blijf het in ieder geval volhouden tot ik niet meer kan”, benadrukt Tonnie. “Daarna zetten mijn dochter en kleinzoon het voort. Zij zijn er ook helemaal mee begaan en weten hoe bezeten ik er van ben. Er zal in ieder geval nooit iets verkocht gaan worden. Nog niet één onderdeeltje! Ik zou mezelf compleet belachelijk maken als ik spullen zou verkopen die ik uit dank heb gekregen. Dat kan niet. Nooit!” [Streamer]ER IS AL ZOVEEL UIT DIE TIJD IN PRULLENBAKKEN VERDWENEN. DAN BLOEDT MIJN RACEHART