Interview Theo Louwes
De deur van de winkel staat open. Aan de balie reageert niemand op het belletje. Ook niet na twee keer bellen. Achter in de werkplaats staat Theo Louwes in zijn eigen wereld verzonken. Hij schrikt op. “Oh! Jeannet? Heb je geen bel gehoord?” Louwes zet zijn halve brilletje op zijn witte haardos, veegt de handen af aan een lap, inspecteert kort zijn zwartomrande nagels en begint met vertellen over een leven tussen de motoren. “Ik kan niet stil zitten. Ik ben nooit moe.”
Theo Louwes Motors in Hoogezand. Decennialang was de zaak van de Groninger een begrip in de Nederlandse motorwereld. Nu lijkt de tijd in de toch wat gedateerd ogende zaak al jaren stil te staan en enige eigentijdse reclame is met de beste wil van de wereld niet te vinden. Winkeldochters staan stuur aan stuur, maar Theo Louwes lijkt wel de laatste die zich daar druk om maakt. Op de eenvoudig ogende website van zijn bedrijf heten ze ‘classic bikes’. Hoe oud hij is? “Eh, 57”, zegt hij. Goed. Louwes is dus 75. ‘Let op: Al meer dan 55 jaar ervaring’, meldt zijn website. “Je voelt je geen 75, hè”, zegt Louwes over zichzelf, met een twinkeling in zijn ogen. “Maar ja, je hebt het niet voor het zeggen, hè.”
Hij begon zijn eigen winkeltje in 1956 en ooit had hij hier vijf man personeel lopen. Sinds 2003 bestiert hij de zaak alleen met zijn vrouw. Tja, dat internet ook, hè. Maar hij heeft het geaccepteerd, zegt Louwes, en van de nood zelfs een deugd gemaakt. Toch, hij houdt van het persoonlijke contact met de klant. “Dit is m’n hele hebben en houden. Alles is te koop, hè. Maar ik vind het soms ook wel eens jammer dat ik wat verkocht heb. Het is een ziekte, hè. Een handeltje doen vind ik mooi, iets kopen is mooi. En als het op is, koop ik weer in! Ik vind het leuk om wat te hebben. Maar ik denk dat ik mezelf een beetje ga temperen. Een beetje het koppie er bij houden. Je wordt geen 200, hè!”
Niettemin straalt Louwes een grote vitaliteit en aanstekelijke levenslust uit. Hij is wars van uiterlijke schijn, verslijt zijn scheermesjes niet per week, maar is geen zeventiger die goed zou gedijen in het bejaardenhuis. De glimlach verdwijnt zelden van zijn gezicht, hij lacht veel en zijn kwinkslagen zorgen er voor dat opletten gewenst is. Saai is het niet. En saai kan het vast nooit geweest zijn in het leven van Theo Louwes. Hij was een avonturier en is nog altijd een goedlachse levensgenieter. Hij was ook meer dan motorzaakeigenaar, want ooit was hij een zeer verdienstelijk wegracer, een man met een even succesvolle als toch ook wel eigenaardige carrière die jaren in de pauze-stand stond. Maar Louwes kon het niet laten. Tegenwoordig bezoekt hij geen races meer. Nee, hij zou zich alleen maar zitten op te vreten. Hij zou zelf nog willen rijden. Maar nee, jaloers op hoe het vandaag de dag allemaal gaat, is hij niet. Het is allemaal zo heel anders dan toen hij begon in 1962. Louwes is tot dan een crosser met een nogal grote wil om te winnen. “Maar ik kreeg last van een voetbalknie. Daar werd ik wel zó flauw van…” In militaire dienst wordt hij geopereerd, maar alles verandert als hij ‘bij toeval’ een Norton Manx koopt. In 1964 wordt hij nationaal kampioen in 350 cc-klasse en vier jaar later nog eens. Zes keer wordt hij ook nog tweede in het kampioenschap op een Aermacchi 350 en een Norton Manx 500. Het rood-wit-blauwe lint van de krans die hij krijgt als ‘beste Nederlander in de TT 500′ hangt nog in de zaak. In 1969 wordt hij vierde in de Franse 350 cc-Grand Prix. Louwes weet zich dan al gesteund door een fanclub die in 1970 een Kawasaki H1R 500 cc-tweetakt voor hem koopt. “Dat was een winnaar! Als ie heel bleef. En dat deed ie vaak niet.” Verhalen zàt. Zoals toen in Le Mans. Hij valt met de explosieve driecilinder en omdat hij op Pinkstermaandag in Nederland moet rijden, sleutelt Louwes ’s nachts op de terugweg in de bus. ’s Maandags start hij achteraan en finisht als vierde. Dat vallen, ach… “Als je een goede coureur wilt worden, moet je een paar keer vallen.” Zo makkelijk is het. Louwes lepelt de ene na de andere anekdote op. “Joh, in de winter was het een kwestie van zoveel mogelijk auto’s verkopen. Dan kon ik ’s zomers weer door. Geen poen. En zo is het nog steeds!”
Eind 1973 stopt Louwes, ook om meer tijd aan zijn motorzaak te besteden. “Ik had geknokt, geknokt en nog eens geknokt…” Maar tien jaar maakt hij plotseling een comeback op een Suzuki RG3500. Op z’n 44e. “Waarom? Nou…. Moej luister’n… Mijn zoon croste en ik wilde een wereldkampioen van hem maken. Maar op een gegeven moment had hij er geen zin meer in. Met een oude motor kun je niet winnen, zei hij. Mijn vader sloeg mijn motor in mekaar, van mij kon hij ze krijgen, potverdorie! Toen heb ik met de vuist op tafel geslagen en zelf een oude Suzuki 500 gekocht. In 1983 won ik alle nationale races!”
Louwes verdient zo zelfs voor 1984 nog weer een internationaal startbewijs en begint aan het tweede deel van zijn curieuze carrière. “Ik was 49 toen ik nog de Grand Prix van Hockenheim reed. En ik had maar één blok.” Op dat blok, een exclusieve XR45-fabriekskrachtbron waarmee oud-wereldkampioen Franco Uncini nog had gereden, moet Louwes zuinig zijn, weet hij. Louwes gaat zelfs ‘op tournee’, zoals hij het zelf noemt. “Zeven weken door Azië! Eindelijk bracht het wat op…” Zijn vrouw bleef thuis. “Nee, die ging niet mee. We hadden een zaak, hè. En ik moest racen.”
Tijdens de trip door Maleisië, Thailand en Indonesië viert Louwes zijn vijftigste verjaardag. Tijd om te stoppen, vindt hij dan in 1989. Zijn Suzuki heeft een soort ereplaats gekregen in de winkel. De mooiste tijd? Louwes denkt diep na en zucht… Moeilijk. Toch wel die trip naar dat hele verre oosten. Ga maar na: Theo Louwes uit Hoogezand rond de barbecue met de Grand Prix-sterren Randy Mamola en Niall Mackenzie! Het aanzien dat hij daar had, die blikken op hem gericht in het hotel; Louwes genoot er van. En hij had succes. Hij werd vierde tijdens ‘de Lucky Strike Grand Prix’ op het Indonesische circuit van Johor en in Thailand won hij zelfs een race. Via een Duits contact kwam Louwes al in 1987 in Azië terecht. “Hij vroeg me ‘wil jij een keer naar Azië?’ Ik heb toen een ding uit de winkel gepakt, zo’n GSX-R750, de spiegels en lampen er af en klaar. ’s Nachts om één uur. De volgende dag moest ie op de boot, vanuit Rotterdam naar Thailand. Was ik de sleutels van m’n bus kwijt… Gelukkig vond ik ze terug bij het voorwiel. In de sneeuw! Anders was ik misschien nooit in Thailand terecht gekomen. Zelf vloog ik er achteraan.” Hij wijst op een beker. “Hier, kijk. Die kreeg ik toen ik in Pattaya won. Goed verdienen? Ach…. Ik was vrij, hè. En ik had wat zakgeld. Mijn vader zei altijd als ik met een beker thuis kwam ‘je hebt gewonnen, maar je hebt toch verloren’. Als je kijkt naar wat het kostte, had hij gelijk. Maar die vrijheid, hè… Kunnen doen wat je wilt… Schitterend. Mijn laatste race is meer dan 25 jaar geleden, maar het lijkt alsof het gisteren was. De tijd vliegt voorbij…”
Maar hij is ook een huismus, zegt Louwes zelf. Zijn zaak is zijn leven en zijn leven is zijn zaak – in meer dan één betekenis. Een bijdehante marketingman zou zich bij de aanblik van de indeling van de zaak terstond verslikken in zijn latte macchiato, maar Theo doet het zoals hij het wil. Daarom staan er ogenschijnlijk onverkoopbare tweedehandsjes, die het grootste deel van hun jaren misschien al wel hier in Hoogezand hebben gestaan. Daarom staat er een oud bankstel in een hoek van de winkel, naast een overjarige Suzuki-parasol, daarom staat er een stel houten vitrinekasten en staat dat Suzuki RGB MK8/9-blok ‘in running condition’ op een standaard, de uitlaten er aan – bovenlangs en onderlangs de ‘square four’. Het kaartje vertelt dat het blok in 1989 nog is ‘rebuilt’. Zijn race-overalls en helmen hangen er, en achter twee slap gespannen touwtjes staat een kast met onderdelen. Het is alsof Louwes dagelijks door zijn eigen geschiedenis kan wandelen. Banden zijn er in overvloed, velgen – gespaakt of zonder spaken en van 16 tot en met 19 inch – staan op de grond naast een indrukwekkende voorraad aan uitlaten, blokken – in één geheel of met de kop gedemonteerd – liggen op schappen naast carburateurs en schokdempers. Spierwitte polyester racekuipen hangen boven de toonbank. De showroom kent een tweedeling: de tweedehandse straatmotoren naast de racers die Louwes aanbiedt. Soms slechts frames met wielen of een blok, soms complete machines. Meestal met een kleurtje, soms mag ergens ter wereld een spuiter nog een klusje verwachten. Op een ongespoten tank ligt een geplastificeerd papier waarop Louwes met een zwarte stift zijn Yamaha- en Suzuki-onderdelen aanbiedt. ‘For more info: Theo from Hoogezand, 35 km from Assen.’ “In de jaren tachtig heb ik heel veel racers gekocht. Gelukkig! In het begin had ik veel Aermacchi’s; mijn broer was helemaal gek van dat merk. Ik mag heel graag wat kopen, ik heb graag spullen op voorraad”, lacht hij. Of dat ook de aanwezigheid van een stuk of wat Perzische tapijten verklaart? Ze zijn ‘handgemaakt’, staat er op het kaartje. Handgeschreven, zoals vrijwel alle kaartjes, met vaak ook Theo’s handtekening als een soort certificaat van echtheid. Overal in de winkel hangen fotografische bewijzen van Louwes’ raceverleden. Zijn voorliefde is duidelijk. “De 500’s! Die power… Ik wil er graag alles uithalen.”
Yamaha TD2’s, TR’s en TZ-jes, luchtgekoelde en watergekoelde racers, 125’s, 250’s en 350’s, van de jaren 60 tot in de jaren 80 van de vorige eeuw; Louwes heeft ze in de verkoop – naast nog een paar Suzuki RG500’s. En het 50 cc-Kreidlertje, op pole-position voor het raam, krijgt bij aflevering vast voor dezelfde prijs nog wel wat frisse lucht in de nu nog lege voorband mee. “Ik heb altijd al in de handel gezeten”, gaat Louwes onverminderd voort. “Eerst auto’s, toen motoren. Het hele leven stond in het teken van de racerij, hè.”
Het is geen dagelijkse handel. “Ach, die dingen staan wel eens te lang, ja”, achteloos de schouders ophalend: en wat dan nog? Zijn schier onuitputtelijke onderdelenvoorraad is bijna duizelingwekkend. “Veertien magazijnkasten vol”, zegt Louwes trots. “Ik lever naar Spanje, Engeland, Italië, maar ook naar de Verenigde Staten en Canada. Ik heb nu pakjes klaar liggen voor Japan.”
Even geeft hij blijk van enige ergernis. “Ik weet zeker dat het elders duurder is dan wat ik er voor vraag, maar nog hoor ik soms dat ik te duur ben!” Hoewel hij ook bromfietsen, scooters en onderdelen verkoopt voor de jongere generatie, kent Louwes zijn clientèle als het om racemateriaal gaat. “Vijftig-plussers.” Voor hen bouwt hij machines op, raceklaar of voor ‘concours’.
Vaak willen kopers weten welke held er met de te koop aangeboden racer triomfen heeft gevierd. Louwes interesseert het niet. Wat maakt het uit zolang die fiets goed is, denkt hij. Onlangs maakte hij nog een racer klaar, vertelt hij vol vuur, voor een Poolse klant. “D’r was hem verteld dat hij bij Louwes in Nederland moest zijn. Hij wilde een Yamaha TZ350, Grand Prix-klaar. Een motor uit 1976. Ik heb die motor mooi klaargemaakt en dan moet je natuurlijk even proefrijden, hè.” Louwes grijnst. “Oooohh… In alle versnellingen op het achterwiel! Proefrijden is de stempel die d’r op wordt gezet, maar het klaarmaken vind ik ook grandioos. En als ik dan ook nog eens alles zelf op voorraad heb…”
Het liefst brengt Louwes zijn uren door in de werkplaats achter zijn winkel. In zijn eigen wereld, sleutelend en nadenkend over oplossingen voor technische problemen. Op de heftafel staat een Yamaha TZ350 uit 1979 die zijn aandacht vraagt, maar er zijn nog zo veel meer dingen waar hij tijd voor moet maken. Zijn frees- en draaibanken staan er niet om neerdalend stof op te vangen. Al die kabels die even verderop hangen, bijvoorbeeld: “Die maak ik zelf!” In een ruimte achter de werkplaats puilen schappen uit en weer iets verderop staat wat verloren een racertje met een Minarelli-logo. “Uit Engeland. Die moest ik restaureren. Maar het is geen echte Minarelli, het is een brommer. En ik ga geen brommers restaureren.” Tussen neus en lippen door meldt Louwes het meelijwekkende fietsje er nu al zo’n vijftien jaar moet staan.
Een leven met motoren heeft in Hoogezand vorm gekregen. Uit het feit dat Louwes’ levenswerk aan de Nijverheidsweg ligt, spreekt een mooie symboliek. Hoe lang hij nog door gaat, weet Louwes niet. “Die handel… Moej luister’n. Het is makkelijk zat: ik moet eigenlijk een opvolger hebben. Maar die is er niet.” Zoon Albert-Jan heeft ergens anders zijn draai gevonden. “Ja, jammer”, zegt Louwes, en de teleurstelling klinkt hard door in het afgemeten antwoord. Hij laat even een stilte vallen die veel zegt. Maar goed. Waarom zou hij ook stoppen, met nog zoveel werk? Leuk werk ook. Stilzitten lukt Louwes maar moeilijk. Hij wil het ook niet. “Ik ben altijd bezig, ik wil niet rustig aan doen. Dat komt nog wel een keer”, zegt hij met een knipoog. “Als ik dit voor iemand in dienst zou doen, zou ik me een slaaf voelen. Ik vind het leuk zoals het is. Ik ben tevreden, ik red me.”
Achter de zaak wijst hij op een vrachtwagen die hij zo zou kunnen ombouwen, en dan, hup, met z’n handel weer de circuits langs. Maar nee, dat gaat niet meer gebeuren, weet hij. Dan valt zijn oog op andere handel. “Kijk”, roept hij enthousiast. “Sneeuwscooters!” Hij staat er grinnikend naar te kijken. “Maar we hebben geen sneeuw meer, hè.”