Interview Peter van Eckeveld
Het lijkt een zooitje ongeregeld, de verzameling motoren van Peter en Ans van Eckeveld. Geen enkele lijn, grote verschillen in leeftijd. Volgens de eigenaar hebben de motoren wel wat gemeen. “Ze zijn allemaal bijzonder”, zegt hij. Daar zit ook wel wat in. Want een Nimbus, een Benelli 900 Sei, een Honda CB750 Hondamatic en een Hercules Wankel 2000; niet iedere verzamelaar heeft ze in zijn schuur staan. De Van Eckevelds wel. “Ze spreken me allemaal aan.”“Dat vindt Peter niet fijn”, zegt Ans Eckeveld, enigszins geamuseerd maar ook wat bezorgd. Ze kijkt naar haar man die op de knieën naast zijn Nimbus ligt. “Hij kan er niet tegen als iets niet wil lopen.” Van Eckeveld inspecteert in stilte, loert naar de onderzijde van het blok, priegelt wat aan de oude “dame” en zet dan zijn bril eens recht op de neus. Vervolgens is het tijd voor een nieuwe poging. Even later is de tevredenheid van zijn gezicht te lezen. Hij pakt ook meteen het verhaal weer op dat hij even daarvoor bruut was gestopt. “En weet je wat het bijzondere van deze motor is?” Die vraag stelt Van Eckeveld zijn gehoor meer dan eens. Een antwoord wacht hij niet af. Hij vertelt het zo graag zelf. “Wacht, ik pak er even een boek bij.”Peter van Eckeveld heeft even nodig om warm te draaien, maar eenmaal op toeren is de import-Brabander moeilijk te stuiten. Zijn enthousiasme is aanstekelijk en ondanks zijn woordenstroom strooit hij niet met overbodige mededelingen. Van Eckeveld houdt van zijn machines, hij houdt van de oplossingen die technici verzonnen voor problemen waarvan velen niet eens wisten dat ze bestonden. Bestonden ze? Peter van Eckeveld houdt van “anders” – maar is niet excentriek. Het verhaal van de liefhebber Van Eckeveld kent een klassiek begin. Op zijn veertiende klooien met brommertjes, en Eysink-“eitje”, een Victoria 38 cc en toen Zündapps én Kreidlers. “Voor mij was het niet één van de twee.” Eén brommer raakte hij kwijt aan de politie. “Ik was altijd bezig met techniek, met polijsten, met cilinders sneller maken. Het moest vroeger vooral hard gaan.” Vervolgens liep Van Eckeveld als 22-jarige HTS-student een half jaar stage bij Puch-Daimler. Ondertussen had hij nog een Zündapp KS100 en een Yamaha 125-twin op zijn naam staan. Daarna ebde echter de liefde voor motoren wat weg. “Huisje, boompje, beestje”, legt hij uit. Van Eckeveld was zo’n vier maanden per jaar van huis en vertoefde vooral in Midden-Oosten en Verre Oosten. Elf jaar geleden kwam Van Eckeveld echter zijn huidige vrouw Ans tegen en zijn leven nam een andere afslag. “Het eerste wat ik gedaan heb, is een Honda GoldWing 1200 kopen”, lacht hij. “Zo’n rond, lomp ding, maar ik wilde rijden.” Wellicht nog belangrijker dan die stap was het onuitgesproken verbond dat hij sloot met Ans. “We hebben daarna alle motoren samen gekocht.” Ans zag haar vader en opa in haar jeugd op Harleys rijden. Totdat pa niet meer van moeder mocht. “Te gevaarlijk.” Ans’ interesse voor motoren verdween echter nooit. Samen met Peter ging zij naar Noorwegen op vakantie. Daar liepen zij tegen een Nimbus aan. “’Zo een ga ik kopen’, zei ik tegen Ans”, aldus Van Eckeveld. “Ik vond ‘m zó mooi. Zo’n dwarse viercilinder, die dynamo haaks op de krukas, die kleppen die je op een neer ziet gaan, die cardan… Drie maanden later vond ik deze bij een boer in Duitsland, ergens onder het hooi, nu zo’n tien jaar geleden.”“En toen begon het”, zegt Ans. Van Eckeveld kan eindeloos praten over zijn motoren. Over de schoonheid, over de vormgeving en over die techniek. In de kasten in de woonkamer staan schaalmodellen, maar vooral veel boeken over motoren. Een motor bezitten is niet genoeg voor Van Eckeveld. Hij wil zijn machines leren kennen, hij kan niet zonder de bijna fysieke band met zijn bezit. “Ik ben geen impulskoper. Als ik me voor een motor interesseer, koop ik eerst een boek. Ik vind iets mooi en dan pas ga ik zoeken.” Zijn motoren staan er nu in zijn ruime loods achter de woning. Er staan ook een Gold Wing 1800 – “daar hebben we destijds onze eerste 1200 op ingeruild” en een Suzuki Savage. “Die hebben we niet omdat het nou zo’n mooie motor is, hoor”, verduidelijkt Van Eckeveld. “Hij is lekker laag en hij past op het motorrek van onze camper. “Dan ben je ook nog mobiel als je ergens op een camping staat.” In een hoekje staat een klein motortje. “Een Benelli Caddy”,verduidelijkt Van Eckeveld. “Daar rijdt m’n kleindochter van acht op.” De imposante Gold Wing en de vooral praktische Savage eisen echter niet de aandacht op. Dat doet het viertal dat een warme plek vond in de loods en in het binnensta van de Van Eckevelds. “Die motoren spreken me aan vanwege het blok, meer nog dan de hele motorfiets. Ik rijd wel, maar het gaat me vooral om de techniek, die machinebouw”, gaat hij verder. “Maar ik rijd met al mijn motoren, hoor. Ze moeten allemaal een paar keer per jaar lopen. Ik wil er niet van af.”Een rondleiding in de loods achter het huis kan niet kort zijn. Van Eckeveld wijst op oude reclameborden, praat trots over zijn Traction Avant, vertelt over de uren die hij aan de heftafel sleutelt. Bij die sleutelplek liggen onderdelen in schappen en op de grond. Zoals een reserveblok voor Van Eckevelds Honda CB750 Hondamatic. Hij kocht zijn Amerikaanse CB750 A negen jaar geleden. De rode viercilinder oogt zo op het eerste gezicht als een nazaat van de even klassieke als revolutionaire CB750 waarmee de Japanners de motorfietsindustrie veranderden. En toch is ie anders. “Ik heb toch wel een voorliefde voor het merk Honda. Dat merk heeft zoveel bijzondere motoren geproduceerd. Wie kwam bijvoorbeeld met de eerste V4?” Van Eckeveld wijst op zijn CB. “Origineel was ie groen of zwart. Het 1977-model was rood, dat vond ik mooier. Het hoeft niet origineel te zijn, het moet goéd zijn.Toen ik deze kreeg, zat er een deuk in de tank.” Van Eckeveld vond de Honda in het Duitse Passau. “Die man was Suzuki-handelaar en had deze erbij. Tja, en ik was altijd al Honda-minded. Zo’n gewone CB750, daar waren er wel een miljoen van, die wilde ik niet. Ik wilde die speciale techniek van die 750A. Die is hier nooit verkocht, de importeur had er zelf eentje. Ach, in mijn werk kom je ook wel marketingmissers tegen. En dit was er een van Honda.” De mantel der liefde valt om Van Eckevelds schouders. “Die 750A werd betiteld als vrouwenmotor, voor vrouwen die dus niet hoefden te schakelen. Maar het ding was véél te zwaar. Het blok was zeventien kilo zwaarder dan het standaardblok. En mannen wilden zo’n motor waarop je niet hoefde te schakelen niet. Ja, alleen als je een houten been had, of zo… Maar technisch is ie zó interessant. Alleen al vanwege de vacuümregeling die de automaat bedient. Hij heeft een hoge en lage gearing, hydraulisch bediend. De motor die ik heb, is één van de eersten. Het is niet dat ik dat per se wilde, het ligt ook aan het aanbod. In Amerika heb ik voor 300 dollar de ‘owners manual’ voor deze motor gekocht. Ja, veel geld, maar ik kon het nergens anders krijgen. Zal ik het eens pakken?” Ondanks de onverhulde affiniteit met de Japanse viercilinder is Van Eckeveld ook duidelijk over de rangorde van zijn “Fab Four”. “Met deze heb ik het minste van de vier.”Zijn dertig jaar oude Hercules Wankel 2000 staat een stapje hoger in die rangorde. Een jaar nadat hij de Honda in zijn bezit had, haalde Van Eckeveld de Duitse Wankel met het Sachs-blok. “Toen ik op de HTS zat, wisten ze te vertellen dat het Wankel-blok alles zou vervangen… Het is ook een geweldig principe en toen ik het zag, dacht ik ‘later wil ik ook zo’n ding’”, herinnert hij zich.. “We zijn toen met een tentje eerst heel Engeland doorgetrokken voor een Norton Wankel.” “Maar we vonden niet wat we zochten”, vult Ans aan. “In Duitsland wel, maar daar stond ook een Hercules. Die vond ik veel leuker. Maar hij was niet te koop. Toen zijn we verder gaan zoeken en kwamen later uit bij een mevrouw in Duitsland, aan de Elbe. Haar man was overleden en ze kocht een koper voor de motor. Het ging haar wel aan het hart. De motor zat wel helemaal vast, hij wilde niet starten. We hebben ‘m toch gekocht en in de bestelwagen gezet. Thuis hebben we nog eens geprobeerd om ‘m te starten en hij deed het meteen! Of het door het gehobbel was gekomen? We hebben die mevrouw wel gebeld, maar ze vond het goed zo. Ze wilde graag nog een foto van Peter met de motor.” “Hij is leuk”, glimt Van Eckeveld en gaat door de knieën. “Hij heeft een asymmetrisch frame. De BMW R26 had dat ook, die had een cardan. Op het laatste moment werd vanwege de kosten toch besloten om deze een ketting te geven. Dat asymmetrische frame…. Mensen probeerden daarna het frame te richten. Helemaal verkeerd, natuurlijk, want het hoorde zo. Hij heeft zes versnellingen en hij geeft je het gevoel dat je blijft schakelen. Bij mij zit het in m’n hoofd ook geprogrammeerd dat mijn motoren vijf versnellingen hebben.” Hij loopt een rondje om de wat hoekige kleine machine. “Die stofzuiger… Dit loopt ook mooi, hoor. Eén trap en hij loopt.”Van Eckeveld gebruikt tweetakt dieselolie voor de Duitse machine. “Nergens te koop in van die grote blikken. Die haal ik dan weer uit Duitsland. Hij heeft een oliepomp, maar die heb ik losgekoppeld. Ik rijd nu op mengsmering. Die moet je eerst voormengen; per vijf liter benzine 0,2 liter olie.”Staand naast een imposante Benelli 900 Sei valt de Hercules in het niet. Het is de derde “Europeaan” in het kwartet. De zescilinder was de laatste aanvulling in de collectie, “gewoon in een winkel gekocht”. Hij wijst op het voorspatbord. “Da’s niet origineel, hoor. Maar dit vind ik mooier.” Van Eckeveld hervat zijn hoorcollege. “De Benelli heeft het carter van een Honda CB650. Omdat daar een halve liter meer olie in kon. Er zijn er niet zo veel gemaakt van die 900. Van de 750 meer. Alleen het prototype had zes uitlaten. Ik heb het zo laten maken. Ik vind die zes uitlaten wel zó mooi, hè. Zo hóórt het ook bij zo’n renpaard, vind ik.”Zijn enthousiasme wordt niet gedeeld door Ans. “Ik heb zo’n weerstand tegen deze motor, weet je dat”, zegt ze, terwijl ze de prachtige Benelli amper een blik waardig gunt. “De rest komt zo veel vriendelijker over. Ik heb het gevoel dat áls Peter iets overkomt, dan gaat dat met deze motor gebeuren. Als hij wel eens met een groepje weggaat en zegt dat hij de Benelli meeneemt, probeer ik hem daar altijd van te weerhouden.”Van Eckeveld hoort het aan met een grijns. “Maar hij stuurt zo lekker. Die Hercules is net een brommer en de Honda is loodzwaar.” De Benelli kocht Van Eckeveld vanwege twee aspecten. “Ik wilde nog graag een zescilinder, een bijzonder ding. De Honda CBX vond ik technisch heel interessant, maar de lijn van de Benelli vond ik zo mooi. Toen hebben we een 900 gezocht en later kwam dat idee met die zes uitlaten. Aan deze motor heb ik wel veel moeten doen.”Een beetje vreemd is het wel: de Nimbus, de machine waarmee het tien jaar geleden begon, lijkt in geen enkel opzicht te vergelijken met de andere drie die Van Eckeveld zo met liefde laat glimmen. Terwijl de Honda, Hercules en Benelli drie decennia motorgeschiedenis vormgeven, dateert de Deense Nimbus 750 uit 1955. Het was liefde op het eerste gezicht, zegt Van Eckeveld met een gelukzalige glimlach om zijn mond. Hij verzamelde informatie om zich heen over de Deense exoot en demonteerde de machine. “We zijn toen samen naar een treffen in Denemarken geweest en daar waren er vijfhonderd bij elkaar. Nimbus begon ooit in 1926 en van hun zogenaamde Type B werden er van 1934 tot 1960 12.716 gemaakt. Instanties als de post en de Wegenwacht gebruikten de Nimbus.” Van Eckeveld heeft zijn kennis aardig gerangschikt in zijn hoofd. “Deze deed oorspronkelijk dienst als legermotor, weet Van Eckeveld. “Dat kun je zien aan het nummer van het motorblok. Dit is een Type B van 1955. De eerste modellen uit de jaren dertig hadden handschakeling, deze schakel je met je voet.” De Nimbus heeft een Acap-zijspan met een geremd zijspanwiel. “Hij heeft twee overbrengingen. Eén voor sologebruik, de ander als je met het zijspan rijdt.” De Nimbus-fabriek kent een niet alledaagse historie. “Nilfisk en Nimbus hoorden vroeger bij elkaar”, doceert Van Eckeveld. “Toen de stofzuigers geld op begonnen te leveren, is de fabriek gestopt met de motoren.”Tien jaar geleden kochten de Van Eckevelds de Nimbus als eerste van hun collectie. Ans herinnert zich de aanloop naar de koop nog goed. “Peter zag op onze vakantie in Noorwegen een Nimbus staan bij een bank. Hij wilde ‘m per se horen lopen. We hebben daar uren gewacht… Onze eerste vakanties werden vaak gebruikt om een motor te zoeken. Elk jaar kwam er wel weer eentje bij.”Ook de Nimbus ging ooit mee achterop de camper naar Frankrijk. Peter en Ans tokkelden er mee naar de Gorges du Verdon gereden. “Kwamen we daar ergens boven aan en stond er een Deen te wachten. Alsof het zo moest zijn.”Inmiddels is de verzameling al enige tijd niet uitgebreid. “We zeggen altijd ‘dit is de laatste’. Maar wie weet”, zegt Ans. “Misschien loop je wel weer eens tegen iets heel moois aan. Een héle ouwe, bijvoorbeeld, die dan gerestaureerd in de hal kan staan.”Er blijft altijd wat te wensen. In de collectie ontbreken bijvoorbeeld nog een eigenzinnige driecilinder, een staande twin of fiets met een V-blok. “Ik ben niet zo’n V-man”, zegt Van Eckeveld, bewust of onbewust ruimte open latend voor uitbreiding. Dat het bij deze vier machines blijft, wil hij namelijk niet beweren. “Ik heb nog een heel boek met alleen maar bijzondere motorconcepten. Als ik daar nou nog eens in zou gaan bladeren, dan….”Van Eckeveld bladert in gedachten door zijn boekwerk. “Ik heb wel eens gedacht aan een Honda Turbo…”“Nou”, zegt Ans. “Daar wordt weer een vakantie aan opgeofferd, begrijp ik.”Streamers“Mannen wilden zo’n Honda waarop je niet hoefde te schakelen niet. Ja, alleen als je een houten been had, of zo…”“Toen ik op de HTS zat, wisten ze te vertellen dat het Wankel-blok alles zou vervangen… Toen ik het zag, dacht ik ‘later wil ik ook zo’n ding’”“Peter zag op onze vakantie in Noorwegen een Nimbus staan. Hij wilde ‘m per se horen lopen. We hebben daar uren gewacht”UnterschrifteOpenerPeter en Ans van Eckeveld te midden van hun collectie. Een bijzonder kwartet – met de kleine Benelli Caddy als outsidertje. 262 – 203 – 244 – Honda Bilder zusammenDe Honda werd geafficheerd als vrouwenmotor, volgens Van Eckeveld. Maar de viercilinder was veel te zwaar. Een bijzondere fiets is het echter wel. 265 – 385 – 338 Nimbus Bilder zusammenDe Nimbus was de eerste in de collectie van de Van Eckevelds. De 54-jaar oude Deen herbergt techniek die al 75 jaar oud is. En fraaie “fish tails”. 168Horen, zien, voelen. Van Eckeveld kan elke keer nog genieten van de zichtbare techniek van de Nimbus. 356 – 350 – 206 Hercules Bilder zusammenWankels moesten het helemaal worden, werd Van Eckeveld verteld op de HTS. De werkelijkheid was anders. De “stofzuiger” heeft Van Eckevelds hart echter wel gestolen. 289 – 100 Benelli Bilder zusammenDe schrik van Ans van Eckeveld, de schoonheid van Peter van Eckeveld. Ook dik dertig jaar na dato blijft de verschijning van een Benelli zescilinder imposant. De zes uitlaten liet Van Eckeveld zelf maken. 437Peter en Ans samen op de Nimbus. Met de bejaarde machine volbracht het stel ook een memorabele rit in de Franse Gorges du Verdon.