Interview Martin Peters
Martin Peeters werd lang geleden verliefd op het Duitse BMW-boxerblok, maar Italiaans design is zijn allergrootste passie. Omdat zijn wens niet door de fabrieken werd geleverd, ging hij zelf aan de slag en bouwde hij zijn eigen kruising tussen een BMW boxer en een Ducati 916.Heb je je wel eens afgevraagd wat er in al die schuurtjes gebeurt, als je ’s avonds laat nog door het land rijdt en langs zo’n stil weggetje nog ergens licht in een oud schuurtje ziet branden? Ik wel. Vaak heb ik zelfs de neiging om te stoppen en aan te kloppen, want ik weet bijna zeker dat daar binnen een handige knutselaar aan het sleutelen is met zijn droommachine. Zoals Martin Peeters, die zijn eigen ‘Italiaanse’ motor bouwde rond een BMW boxerblok.In 1973 raakt de toen 10-jarige Martin geïmponeerd door oom Herman. “Hij deed met een Bultaco Pursang 250 aan grasbaanraces mee. Geweldig vond ik het en natuurlijk wilde ik zoveel mogelijk mee naar dit spektakel,” zegt Martin nu. Het motorvirus krijgt vanaf dat moment steeds meer vat op de jonge Martin, die begint met het verzamelen van tankemblemen. “Ik tekende die emblemen vaak na en leefde me dan helemaal in het merk in.” Wanneer Martin’s vader een paar jaar later op een avond thuis komt met de mededeling dat er iets verderop een Peugot-brommer bij het oud vuil staat, gaat martin er direct op af: hij belt aan en vraagt of hij die brommer mag hebben. Dat mag en het sleutelen kan beginnen. Met hulp van zijn vader krijgt Martin de brommer weer aan de praat. “Rijden mocht natuurlijk niet, dus dat deed ik illegaal op zandpaden en in de bossen rond ons dorp.” Na de Peugeot volgt een oude Bultaco: “Dat vermogen was zo enorm,” herinnert hij zich met een grijns, “voor m’n gevoel hing ik er als een wapperende vlag aan.”Martin’s 16e verjaardag zou het einde van zijn illegale rijden betekenen, ware het niet dat de Kreidler RS die Martin dan heeft eigenlijk een motorfiets is. Martin had er gewoon een bromfietsplaatje opgeschroefd. Daarmee kreeg hij regelmatig de politie achter zich aan, maar doorgaans wist hij die altijd voor te blijven. “Ik had in de heg bij ons ouderlijk huis een gat gemaakt waar ik precies doorheen kon rijden. Dan parkeerde ik de ‘brommer’ snel in de schuur. Zo wist ik de politie meerdere keren voor te blijven… Toen vond je dat heel stoer, nu besef ik dat ik toch wel erg veel risico nam. Mijn moeder zei wel eens: ‘Als ze bij elke plek waar jij gevallen bent een vlaggetje neerzetten, dan ziet het dorp eruit alsof het Koninginnedag is.”Martin’s besluit staat al snel vast: hij wil van zijn motorhobby zijn beroep maken. Pa Peeters, alhoewel zelf motorrijder, sputtert eerst nog wel tegen, want die zag zijn zoon liever elektrotechnicus worden. “Maar dat was niks voor mij, dat gepruts met al die draadjes! ” Martin wil een opleiding motortechniek gaan volgen, waarbij hij vier dagen per week moet werken en één dag naar school gaat. “Uiteindelijk ging mijn vader accoord en moest ik achterop zijn GoldWing plaats nemen. Samen zouden we een aantal motorzaken af, op zoek naar een werkplek. Pa had nog stille hoop dat dat wel tegen zou vallen en dat het daarmee afgelopen zou zijn met mijn droom, maar bij de eerste motorzaak waar we kwamen, die van Harry Muyen in Borculo, was het al raak en kreeg ik een kans.”Martin vertelt verder: “Bij Harry heb ik enorm veel geleerd want ik kreeg er veel kansen. Zo moest ik op de eerste dag al gelijk een koppeling vervangen terwijl ik dat nog nooit eerder gedaan had.” Martin’s liefde voor de BMW-boxer heeft zijn oorsprong hier in de kleine werkplaats van BMW-dealer Harry Muyen. Martin: “Harry had een grote passie voor de BMW-boxer. Hij was zeer gedreven en had een enorme drang naar perfectie. Martin, zei hij dan, als je iets maakt, zorg er dan voor dat het eruit ziet alsof het zo uit een fabriek komt!”Bij Muyen leert Martin dus het sleutelen aan BMW Boxers. Motoren met een enorme traditie, want de dwarsgeplaatste boxer was voor het eerst te zien in 1923 en is in de loop der jaren wel aangepast, maar de basis-layout is nooit echt gewijzigd.Voor Martin zelf is in eerste instantie geen BMW weggelegd. Na zijn Kreidler-rebellie begint hij zijn serieuze carrière als motorrijder met een heuse Honda 350 Four. “Uiteraard met een open uitlaat, dat zullen wel de jeugdige hormonen zijn geweest,” merkt Martin nu lachend op. Maar zodra hij het zich kon veroorloven, werd de speurtocht naar een zware machine ingezet. Wanneer Muyen een Moto Guzzi Le Mans 1 inruilt, is Martin verkocht. “Echt een prachtmachine, wat wilde ik die graag hebben. Maar Harry was minder enthousiast. Weet je wat, zei hij, ga er maar mee rijden. En stap dan daarna maar eens op de R90S, die er naast staat in de showroom. Dat was ook een inruiler en die kans liet ik natuurlijk niet lopen. Ik ben dus meteen op pad gegaan. De Guzzi wilde fantastisch rechtuit, maar had een ijzeren hand nodig in de bochten en een absoluut gebrek aan vermogen. Maar van die boxer, daar kreeg ik inderdaad meteen vlinders van in m’n buik! Dat moest en zou hem dus toch worden. Harry had gelijk!”De R90S deed zijn werk jarenlang prima, totdat Martin via een vriend betrokken raakt bij de klassieke racerij. Hij gaat zelf ook wedstrijden rijden op een Manx-Norton. “Maar ja, toen had ik er dus een probleem bij: de BMW R90S voelde op slag niet meer sportief genoeg aan. Ik voelde me er niet lekker meer op, hoe gek ik ook op de boxer was.”Toen Martin een keer een Ducati 851 voorbij zag komen, begon het idee te groeien. Hij wilde zijn eigen ‘BM-ati’ gaan bouwen: een Ducati, maar dan wel met het BMW boxerblok. Die ideeën vertalen zich eerst in schetsen en tekeningen en niet lang daarna duikt hij zijn schuur in om een BMW-boxerblok te kruisen met een Ducati 851. Die ‘zwangerschap’ duurt ruim een jaar en de bevalling is meer dan geslaagd. Martin heeft volop plezier van zijn eigenbouw-machine. “Totdat Ducati opeens met de 916 op de proppen komt, en BMW met een vierklepsblok. Toen was de liefde met mijn eigen machine in één klap over, want ik wist meteen hoe mijn volgende motor er uit zou gaan zien.” Kortom, niet lang daarna werd de 851-replica verkocht en brandt het licht weer tot diep in de nacht in Martins schuur.Twee jaar duurt deze operatie en eind 1999 rolt de nieuwe combinatie naar buiten. In eerste instantie denk je aan een gepimpte 916, maar dan wel eentje met twee uitstekende cilinders. Die op hun beurt trouwens weer mooi in het design zijn geïntegreerd. Zo blijft het typische boxergezicht dus behouden en zo vertolkt deze schone Martin’s grote liefde en passie. De afwerking is werkelijk perfect en de vele details zijn zo zorgvuldig gemaakt dat je eigenlijk niet wilt geloven dat de machine in een kleine schuur in elkaar is geknutseld. Die hang naar perfectie is Martin duidelijk met de Muyen-paplepel ingegoten; hij heeft daarbij niets aan het toeval overgelaten.“Ik heb alleen al vier kuipen gemaakt, voordat ik uiteindelijk tevreden was. En vele nachten heb ik piekerend in bed gelegen, nadenkend over de kleinste details. Het frame is geheel eigenbouw en ontelbare onderdelen die er standaard uitzien heb ik meerdere malen veranderd of aangepast. Veel onderdelen lijken wel standaard, maar zijn het absoluut niet. Dat is eigenlijk het mooiste, dat mensen niet zien dat het gewoon een zelfgebouwde motor is. Hij lijkt helemaal echt.””De eerste meters die ik er mee reed, dat was toch wel heel bijzonder. Dat je wegrijdt op een machine zoals jij hem hebt bedacht en zoals jij hem hebt gebouwd. En blijkbaar ben ik niet de enige die mijn machine mooi vindt, want ik krijg regelmatig complimenten. Maar weet je wat het allermooiste moment was, dat ik heb meegemaakt met mijn eigen machine? Dat was in 2007, toen ik onderweg was naar de races op het Isle of Man. Als je op Man de veerboot afrijdt, zit je al na een kilometer op het circuit. Ineens realiseerde ik me dat ik dus op dat beroemde circuit reed. Het heilige asfalt zeg maar. Opeens liepen de rillingen over mijn rug en klopte mijn hart in de keel. Prachtig. In één klap waren de slapeloze nachten en lange uren in de schuur vergeten. De momenten dat je voor de vierde keer aan een nieuwe stroomlijn begint, omdat de vorige drie niet goed wilden lukken. Dat je eigenlijk het bijltje er bij neer wilt gooien. Elke zelfbouwer zal het herkennen. Maar als je dan op het Isle of Man rondrijdt en iedereen kijkt je na, dan is alles vergeten. Ik krijg ik nu nog weer kippenvel van!”