Interview Marc Marquez
Zeven seizoenen op rij stapelde Marc Marquez succes op succes. Niet minder dan zes wereldtitels en 59 MotoGP-races won hij, totdat in Jerez het noodlot toesloeg tijdens het eerste raceweekend van 2020. Een gecompliceerde bovenarmbreuk veranderde zijn leven – en zelfs het gezicht van de MotoGP. Vier jaar vocht hij, tegen concurrenten maar ook tegen de twijfels. Kon hij het nog wel? En wilde hij het nog wel? Dit jaar bewijst Marquez: ja, ik kan het nog én ik wil het nog.
De geruchten staken al zo rond mei, juni van 2023 de kop op. Marc Marquez zou klaar zijn met Honda. Niet alleen hadden de Europese fabrikanten onder aanvoering van Ducati Honda met volle snelheid rechts ingehaald, ook merkte Marquez dat zijn jarenlange ‘partner in crime’ nu grensoverschrijdend rijgedrag hard afstrafte. Het beeld van de achtvoudig wereldkampioen die na zijn vijfde crash van het weekend in de warm-up voor de Duitse Grand Prix op de vangrail leunend zijn hangende hoofd in vertwijfeling schudde, was dat van een geknakte kampioen. Zelfs op een circuit waar hij tien jaar op rij vanaf pole startte en zelfs elf jaar op rij zijn races won, van 125 cc tot en met MotoGP, weigerde een weerbarstige Honda langer te doen wat ’the King of the Sachsenring’ hem opdroeg. En de geruchten werden luider: ondanks een nog lopend contract zou Marquez elders emplooi zoeken. De mededeling van Alberto Puig in Assen, dat Honda geen rijders tegen hun wil aan een contract zou willen houden, voedde de geruchtenstroom nog verder. Enkele maanden later sprak Marquez gedurende het weekend van de Japanse Grand Prix met Honda’s Japanse management.
Zijn derde plaats enkele dagen later in de Grand Prix noemde Marquez ‘een romantisch’ podium. “Bye bye Honda”, interpreteerde Pecco Bagnaia naast hem die omschrijving in de persconferentie. De wereldkampioen had het goed gezien. Elf dagen later kwam de officiële bevestiging dat Marc in 2024 zijn jongere broer Alex zou vergezellen bij Gresini Racing op een één jaar oude Ducati Desmosedici. Marquez werkt er nu samen met crewchief Frankie Carchedi, die in 2020 bij Suzuki Joan Mir naar de MotoGP-wereldtitel loodste. Na elf GP-weekenden bezet Marquez de vierde plaats in de tussenstand, mede dankzij vier GP-podiums en vijf tweede plaatsen in de zaterdagse Sprint-races. En hoewel zijn rijstijl op de GP23 zichtbaar minder spectaculair is dan op de Honda RC213V, al vóór het seizoen voorspelde Marquez dat hij zijn reputatie als crasher ook op een Ducati niet snel zou verliezen. Met zestien valpartijen, één crash meer dan rookie Pedro Acosta, voert hij inderdaad die ranglijst aan en meermaals legde hij uit dat de Ducati ‘met de achterkant’ gereden moet worden, terwijl de (lang niet altijd betrouwbare) voorkant van de Honda leidend was. “Je moet de Ducati rijden zoals hij vereist”, had Marquez gemerkt. “Vooral bij het rempunt en het insturen moet je doen wat de machine vraagt en niet hoe jij het zelf wilt.”
Je had het er al heel lang over dat je ‘een plan’ had. Was het scoren van een contract in het Ducati-fabrieksteam voor 2025 onderdeel van dat plan?
“Toen ik besloot om naar het Gresini-team te gaan – nadat ik daartoe de kans had gekregen van Honda, en daar ben ik ze erg dankbaar voor – was dat natuurlijk eerst vooral om mijn zelfvertrouwen terug te vinden. Het Gresini-team creëerde een sfeer waarin ze de rijder weer konden ‘opbouwen’ en zij hebben mij opnieuw opgebouwd. In slechts zes, zeven races zijn zij heel belangrijk geworden in mijn carrière. Daarna was het plan om een laatste versie Ducati te krijgen, want ik ben van mening dat de Ducati de beste machine op de grid is. Ik had twee scenario’s waar ik happy mee was. Het eerste was om binnen het Gresini-team een 2025-Ducati te kunnen krijgen, maar dat was niet mogelijk. Het tweede plan was… en eigenlijk was dat het beste… om in het fabrieksteam op een fabrieksmachine terecht te komen. Dat was het perfecte plan. Toen Ducati mij liet weten dat ze aan me dachten voor het fabrieksteam in 2025, was dat al prachtig. Ik mag dan in het verleden wel veel hebben gewonnen, maar voor een sporter telt het heden. Niet de toekomst en niet het verleden. Dus zij besloten om mij de kans te geven en ik ben daar super blij mee. Maar we hebben nog heel wat races te gaan met het Gresini-team, veel races waarin we mooie dingen kunnen laten zien. Want het is een super goed team, een super familie.”
Je zegt dat ze jou opnieuw opgebouwd hebben. Hoe hebben ze dat gedaan?
“Een jaar geleden na het weekend in Assen dacht ik er heel serieus over na om definitief te stoppen. Dat zou dan wel een rampzalig eind van m’n carrière zijn geweest… Maar gelukkig hadden we na die race een lange zomerstop en ik had genoeg tijd om m’n lichaam weer te laten herstellen van de verschillende blessure en ook m’n geest en mentaliteit op te frissen. Dat hielp me heel erg om de tweede helft van het seizoen op een andere manier te benaderen. Als ik toen zou zijn gestopt, zou ik altijd met de vraag hebben gezeten ‘wat als ik een andere machine zou hebben geprobeerd, wat als ik wat meer geduld zou hebben gehad, wat als ik de druk er flink op had gehouden’. Bij Honda begreep men mij gelukkig en zij realiseerden zich ook dat zij de tijd nodig hadden. Maar ik had daar m’n vrienden zitten en de sfeer in de pitbox was geweldig. Maar op dat moment hadden we niet de goede motor om mee te presteren. Bij Honda zullen ze vast in de toekomst weer een goede machine hebben, maar een rijder heeft die tijd niet. Ik wist dat ze bij Gresini wél de goede machine hadden en voor een coureur is dat het belangrijkste. Ze hadden een groep van hele goede mensen. Daardoor kreeg ik de kans om het seizoen zonder druk te beginnen, om relaxter te zijn. Want als ik meteen weer in een fabrieksteam was gestapt, dan had dat ook weer druk betekend, en toen was het niet het juiste moment om met die druk om te gaan. Ik hoop en wil in de toekomst heel graag die druk weer voelen, maar niet in 2024.”
Je wilde ook het plezier in de racerij terugvinden. Zat je in een dieper dal zat dan wij allemaal dachten? De meeste mensen dachten waarschijnlijk dat je wel weer terug zou komen aan de top.
“Je kunt wel weer terugkomen aan de top als je één dal meemaakt. Maar als je in een gat terecht komt met veel stenen – en met stenen bedoel ik dan blessures – dan wordt het wel heel moeilijk om uit dat dal te klimmen. Iedere sporter met een carrière van een jaar of vijftien zal wel eens zo’n dal meemaken. Ik had het heel erg moeilijk. De afgelopen vier jaar brak ik ribben, m’n duim, ik scheurde banden en ik werd vier keer geopereerd aan m’n rechter arm. Elke drie races liep ik wel tegen een blessure aan. Het werd dus wel heel moeilijk om plezier te houden in wat ik deed en het was allemaal ook nog eens heel pijnlijk. En tegelijkertijd, dat goede nieuws, die goede resultaten, die kwamen maar niet. En als coureur heb je die nodig. Vergeet niet dat ik tussen 2013 en 2019 zes keer wereldkampioen werd. Ik had een droomcarrière en het enige jaar dat ik geen kampioen werd (2015, red.), werd ik derde. Het was toen allemaal ‘de goed-nieuws-show’.”
Denk je dat dit je laatste contract is?
“Dat weet je nooit, maar ik hoop het niet. Als ik me competitief voel – en met competitief bedoel ik elke race in de top 6…. Heel competitief betekent dat je in de top 3 zit. Om een kampioenschap te winnen, moet je alle middelen tot je beschikking hebben. Op dit moment is dat niet zo. Ik moet nog aan wat dingen werken. Maar ik zou graag langer doorgaan dan deze twee jaar van het nieuwe contract. Ook nog een jaar of twee daarna.”
Hoe anders is het voor jou als persoon om thuis te komen na podiums in Jerez, Le Mans en Barcelona vergeleken met de horror weekends die je vorig jaar in Assen en Duitsland had?
“Het voelt elk weekend als een enorme ‘boost’ aan energie. Eerder vocht je voor een top 10-klassering en dan was je de maandag en de dinsdag daarna uitgeput. Op woensdag begon je dan weer wat te trainen. Nu kom ik thuis en op maandag barst ik van de energie, want je komt van een weekend vol adrenaline en een stoot energie. Daar geniet ik enorm van. En je kon ook zien hoe ik die tweede en derde plaatsen vierde. Als die overwinning komt, en daar hoop ik op en daar vecht ik voor…. Maar het is iets dat moet komen. Het is geen obsessie. Het is anders dan het was. En wanneer je deel uitmaakt van een team dat die resultaten in zo’n fantastische sfeer met jou viert, dan helpt dat heel erg.”
Tijdens de Grand Prix in Mugello had je het over ‘sliden’ tijdens het remmen. Je zei dat je dat één of twee ronden kon doen, maar geen hele race. Denk je dat anders is dan in 2013 of in 2014?
“De benadering is compleet anders. Deze…. blessure… Ik wilde bijna een niet zo aardig woord zeggen… Maar van deze blessure (Marquez bedoelt zijn rechter armblessure, red.) heb ik op persoonlijk en op professioneel gebied veel geleerd. Ik begrijp nu dat het niet normaal is dat je eerste wordt. Normaal is… tweede, derde, vierde, vijfde of zesde. Ik bedoel, degene die wint, dát is de ‘special one’. We gaan proberen om in de toekomst weer die ‘special one’ te worden, maar we moeten de weg er naar toe goed begrijpen en we moeten geduld hebben.”
In 2013 won je als 20-jarige rookie op een Honda de MotoGP-titel en je versloeg mannen als Valentino Rossi, Jorge Lorenz en Dani Pedrosa. Volgend jaar ben je 32, zit je op een fabrieks-Ducati en krijg je te maken met Pecco Bagnaia, Jorge Martin en Pedro Acosta. Welke situatie is lastiger?
“De Marc Marquez van 32 krijgt het moeilijker. Als je als 20-jarige hier binnenstapt, weet je wat MotoGP is, maar je weet totaal niet wat het inhoudt en wat er allemaal gebeurt. Je rijdt gewoon op je natuurlijke instinct. Je gaat de strijd aan met grote namen en je hebt niks te verliezen. Tegenwoordig komen jongens de klasse binnen met een andere soort snelheid, zonder blessures en met dat natuurlijke instinct. Als ik achter Acosta rijdt, of achter Martin en zelfs achter Bagnaia, die vijf of zelfs meer dan tien jaar jonger zijn dan ik, dan zie ik dat ze op een hele natuurlijke manier rijden. Soms lijkt het alsof ze niet eens nadenken op de motor. Dat kan soms heel positief zijn. Ik snap dat dit het natuurlijke proces is dat elke sporter doormaakt. Het is niet ’toen Marquez naar de MotoGP kwam, was hij beter dan Lorenzo en Rossi’. Dat jaar was ik beter. Iedere atleet heeft zijn moment. En als je aan de top staat, moet je harder en harder werken om de weg naar beneden wat geleidelijker in te laten gaan. Als je dat lukt, kun je een langere carrière hebben. Ik weet niet of voor mij die weg bergafwaarts al ingezet is, of dat het nog een jaar duurt, of misschien twee. Dat is iets, dat we pas over een jaar of vijf kunnen zeggen.”
Met belangstelling wordt nu al uitgekeken naar volgend jaar als Marquez met Pecco Bagnaia een Ducati’s ‘dream team’ gaat vormen. Volgens de Italiaan is het een samenwerking die ‘super goed’ kan uitpakken, maar ook ‘een ramp’ kan worden als de twee elkaar in de haren vliegen. Tijdens de Portugese Grand Prix liep een rechtstreekse confrontatie, ver achter kopman Jorge Martin, verkeerd af toen Marquez in een gat dook dat Bagnaia volgens hem liet vallen. Beide rijders crashten, en, niet verrassend, verschilden hun visies over het incident. Ook tijdens een spijkerhard duel in Jerez schuwden beiden het contact niet, Bagnaia’s bandensporen op Marquez’ schouder arm waren het stille bewijs van een veelzeggende clash. Hoe Marquez zelf volgend jaar de samenwerking ziet? “Voor mij wordt het een nieuwe ervaring”, reageerde hij slim tijdens het weekend van de Oostenrijkse Grand Prix. “Bij Repsol Honda was ik degene die de ervaring had en ik wilde de beste in de box zijn. Jorge Lorenzo kwam, Joan Mir kwam – jongens die titels hadden gewonnen. De situatie was anders, want toen kende ik de machine. Dit keer zal het zo zijn dat Pecco de machine beter kent. Hij is binnen Ducati de referentie. Hij is de nummer 1. Ik zal van hem moeten leren. Natuurlijk kan ik de data bekijken, maar in de pitbox is het toch anders. Vanaf dat punt hoop ik dat we elkaar kunnen helpen. Van competitie in de box kunnen we allebei beter worden.”
Op de Red Bull Ring kon Marquez zijn instinct niet bedwingen, toen hij in de Sprint een gat van 1,3 seconde naar leider Bagnaia meende dicht te kunnen rijden. Even later stond hij met lege handen, hij was ’te optimistisch’ geweest, grinnikte hij later. Het leek alsof een overwinning voor hem waardevoller was dan de stand in het kampioenschap. Marquez schudde zijn hoofd. “Het was maar een Sprint, dat telt niet…. Als je meer dan 1000 dagen niet hebt gewonnen (Marquez’ laatste overwinning dateert van 2021, toen hij in Misano de Emilia Romagna-GP won, 1028 dagen voor de crash in Oostenrijk, red.) maakt het niet uit of dat 1100 of 1200 wordt. Het belangrijkste was dat we dichterbij komen. De tweede helft van het jaar moeten we zo doorgaan en proberen podiums te pakken. En die overwinning, als hij dit jaar niet komt, komt hij volgend jaar wel.”