Interview Jeffrey Herlings
Afgezien van de zijspanklasse heeft Nederland op mondiaal motorcrossgebied weinig in de melk te brokkelen. De laatste Nederlandse solo-wereldtitel kwam op naam van Pedro Tragter in 1993 en de crossfans smachten weer naar mondiaal succes. De 17-jarige Jeffrey Herlings uit het Brabantse Elsendorp moet daarvoor gaan zorgen; kenners zien hem als één van de allergrootste motorcrosstalenten die Nederland ooit heeft gehad. Vorig jaar werd hij tweede in het WK, dit jaar gaat hij als KTM-fabriekscoureur voor het allerhoogste, de wereldtitel. Op tweede paasdag rijdt hij zijn eerste GP van 2012, de thuiswedstrijd in Valkenswaard. Op een wedstrijd, en zeker tijdens een GP, is Jeffrey lang niet altijd de makkelijk te benaderen, maar buiten die wedstrijden is Jeffrey een en al openheid. Een spraakwaterval zelfs, die rustig de tijd neemt om te vertellen hoe het volgens hem allemaal zit. Jeffrey: “Gedurende een Grand Prix ben ik gefocust op de wedstrijd. Tijdens een verre GP valt de drukte om me heen nog wel mee, maar in Nederland of België zijn er allemaal mensen die iets van me willen. Fans die om een handtekening vragen, journalisten die me willen interviewen, fotografen voor een foto en ga zo maar door. Maar soms moet ik nee zeggen. En dat wordt dan vertaald in arrogant zijn. Dat is jammer maar gelukkig weten de mensen die me wat beter kennen dat dit niet zo is bedoeld. Op zich is al die aandacht prima, dat hoort ook bij mijn werk. In het begin had ik daar duidelijk meer moeite mee. Terwijl de meeste van mijn leeftijdsgenoten met pa en ma misschien één keer per jaar naar het buitenland gaan zat ik als 14, 15 jarige al bijna het hele jaar in het buitenland. In een wereld waar ik vrijwel uitsluitend met volwassenen te maken had. Dat was wennen. Maar van de andere kant ben ik er snel volwassen door geworden. En ik verdien nu al meer dan iemand van mijn vroegere klasgenoten misschien ooit gaat verdienen. Tijdens de GP’s blijf ik zoveel mogelijk weg bij de grote trucks van KTM. Ik zoek liever de rust op of ga ergens een praatje maken. Een grote camper om mee naar de GP’s te reizen heb ik ook niet. Dat kost alleen maar geld. Bovendien is slapen op het rennerskwartier altijd onrustig. Nee, geef mij maar een hotel met een goed bed en een lekker warm bad. En eten doe ik altijd bij Red Bull. Een hotel betekent weg van alle drukte. Samen met mijn moeder rij ik met een auto naar de GP’s die niet verder weg zijn dan zo’n 1000 kilometer. Dat is goed te doen. En als het verder weg is ga ik met het vliegtuig. Ik heb nooit een hekel aan reizen gehad. Komt misschien ook omdat ik niet anders gewend ben. Maar ik merk wel dat het spannende er toch een beetje af begint te raken. Dat komt denk ik omdat ik op veel plaatsen al eens ben geweest. Aan lang in het vliegtuig zitten heb ik een hekel. Die GP’s in Mexico of Brazilië hoeven voor mij daarom niet. Maar van de andere kant, het is natuurlijk wel een wereldkampioenschap. De reis naar Rusland wordt denk ik nog erger. Eerst naar Moskou vliegen en dan nog acht uur over een slechte weg naar het circuit in Semigorje hobbelen. Gelukkig is dat voor iedereen hetzelfde.” Dat de honger naar de crossmotor bij Jeffrey Herlings maar moeilijk is te stillen mag als algemeen bekend worden beschouwd. Jeffrey kon eerder motorrijden dan fietsen en zijn crossmotor hoefde hij nooit af te zetten. Die hield namelijk vanzelf op als de benzine op was. Eerder stopte Jeffrey nooit. Dat was toen hij een jaar of vier oud was en dat is nu nog steeds zo. Jeffrey: “Crossen is wat ik het allerliefste doe. Ik denk dat 80% van mijn training op de crossmotor gebeurd. Behalve in de winter, dan doe ik wat meer aan lopen, fietsen en zwemmen. Afgelopen winter ben ik vaak bij mijn vriendin Cynthia in Zwitserland geweest. Zij is de zus van Arnaud Tonus (Jeffrey’s concurrent voor de MX2-wereldtitel, red). Thuis hebben ze daar een grote fitnesszaal, daar heb ik veel gebruik van gemaakt. Maar liever nog ga ik gewoon mountainbiken of lopen. Wel altijd op een zachte ondergrond, anders heb ik direct last van mijn enkels en knieën. Nog niet zo lang geleden was ik niet te genieten als ik één dag niet op de motor had gezeten. Dat is nu wel iets minder geworden. Nu hou ik het op vier of vijf dagen in de week. In het begin vonden ze dat bij KTM, en dan bedoel ik vooral Stefan Everts, toch wel wat teveel van het goede. Ik zou meer moeten rusten, maar dat wil ik helemaal niet. Ik wil crossen. Voor de conditie, maar ook om te testen voor een betere vering of een nog betere afstelling. Ik snap andere jongens niet. Die tref ik soms op een training, rijden ze een paar rondjes, doen wat aan de motor en rijden weer een paar rondjes. Ik rij als het even kan eerst de tank leeg. En als het slecht weer wordt pakken ze de motor in. Alsof tijdens elke wedstrijd de zon schijnt. Dat soort gasten worden nooit toppers. Momenteel laat mijn Belgische mentor (en tienvoudig wereldkampioen, red) Stefan Everts me meer mijn gang gaan. Zolang ik maar blijf winnen, vinden ze het bij KTM allemaal goed. Ze weten dat ik eigenwijs ben. Ik denk dat dit een karaktertrek is die je als topsporter moet hebben. Als je altijd maar doet wat anderen zeggen, kom je nooit boven de middenmoot. Je moet soms dingen doen die tegendraads zijn. Dat pakt wel eens verkeerd uit, maar pakt het goed uit dan ben ik anderen weer een stapje voor. Ik wil iedere wedstrijd maximaal presteren, dat staat vast voor elke start. Of het nu een GP of een ONK is, maakt niet uit. Ik doe altijd mijn best. Als ik de verhalen hoor van vroeger, dan heb ik dat in ieder geval met mijn vader gemeen. Bij een ONK-wedstrijd sprong ik pas in de eerst ronde een voorwiel kapot, wat toch wel een beetje mijn eigen schuld was. Ik had toen ook terug naar het rennerskwartier kunnen gaan. Maar dat kun je toch niet maken, er staan mensen langs de kant die speciaal voor mij naar die cross zijn komen kijken. Ik weet dat als ik aan de finish kom, of dat nu als winnaar is of als zesde, ik altijd het maximale er uit heb gehaald.” Om in topconditie te raken, en te blijven, heeft menig topsporter een hele rits van adviseurs, mental coaches en trainers achter zich staan. Hoe is dat bij de jonge Herlings? "Ik heb niemand nodig want ik doe alles zelf. Ik voel mijn eigen lichaam het beste aan. Ik heb wel eens een trainer gehad. Die bedoelde het goed maar zijn advies strookte lang niet altijd met wat ik zelf voelde. Bij KTM wordt er gelukkig niet op aangedrongen om met trainers te werken. Daar zien ze dat het goed gaat op de manier zoals ik het nu doe. Ook qua eten doe ik niet moeilijk. Ik eet al mijn hele leven wat de pot schaft. Mijn moeder kookt lekker en gezond. Natuurlijk let ik wel een beetje op. Je zult mij niet snel met een zak frites zien lopen, ook al vind ik dat op z’n tijd best lekker. Wel worden regelmatig mijn bloedwaarden gemeten. Daarvoor ga ik naar dokter De Bruyn in België. Hij bepaalt dan welke voedingssupplementen ik indien nodig, moet gebruiken om de juiste bloedwaarden te houden. Meestal moet ik dan wat pilletjes slikken. Dat is alles. Verder geen moeilijk dieet of dat soort toestanden. Ik denk dat ik een heel gemakkelijk lichaam heb. Toch ben ik wel eens brakend over de finish gekomen en dachten mensen dat ik doodziek was. Maar dat was dan na een race waarin ik echt alles had gegeven. Zoals in 2010 in de GP van Mantova, toen ik tot net voor de finish de wereldkampioen Marvin Musquin achter me wist te houden. Ik had er alles uitgeperst en was op de finish letterlijk en figuurlijk helemaal leeg. Toch rij ik in een wedstrijd nooit harder dan ik kan en neem ook geen extra risico’s. Meestal is mijn tempo hoog genoeg om te kunnen winnen, maar als het een keer niet lukt zet ik geen tandje bij. Liever een zekere tweede of derde plaats dan teveel risico om een paar extra punten met een grote kans op uitvallen. Wat dat betreft weet ik heel goed wat ik doe. Met 16 GP’s voor de boeg is het vooral zaak om het hele jaar fit te blijven. Iedere week winnen gaat toch niet lukken. Maar wel zo vaak mogelijk.” Om op het niveau te komen waar Jeffrey zich nu bevindt, kandidaat voor de MX2-wereldtitel, heeft hij veel steun gehad van zijn ouders. Jeffrey: “Tot voor een paar jaar terug heb ik heel veel gehad aan mijn vader. Die heeft vroeger gecrosst en deed al het onderhoud aan mijn motoren. Zonder hem was ik op jeugdige leeftijd nooit zo ver kunnen komen. Mijn ouders zijn gescheiden en ik woon bij mijn moeder. Wat niet wegneemt dat de verstandhouding met mijn vader goed is, al speelt hij sinds ik een contract heb bij KTM geen rol meer in mijn crossgebeuren. Maar hij houdt wel alles bij en ik weet dat hij trots op me is. We spreken elkaar zeker twee keer in de week. De laatste jaren is het vooral mijn moeder die het meeste werk met me heeft. Ik heb geen rijbewijs dus gaat zij overal met mij naar toe. Ze doet de was, vangt me op als het eens tegen zit en zet me met beide benen op de grond als dat nodig is. In het weekend tijdens de wedstrijd komt mijn vriendin over uit Zwitserland. Dat vind ik fijn, maar ik moet er nog niet aan denken dat ze de hele week om me heen hangt. Wat dat betreft is het wel gemakkelijk dat ze in Zwitserland woont. Dan hoef ik door de week met niemand rekening te houden en kan ik me helemaal richten op de cross. Synthia is Franstalig, maar ik praat Engels met haar. Ik spreek nog geen Frans, maar versta het al wel aardig. Ofschoon ik weinig school heb afgemaakt – leren was niet mijn hobby – heb ik wel gezorgd dat ik goed Nederlands en Engels kan. En dat ik goed kan rekenen. Dat zijn drie dingen die me nu dagelijks goed van pas komen. Dat Engels heb ik gewoon vanzelf geleerd en misschien lukt dat ook nog wel met Frans. Tijdens nationale wedstrijden, en ook door de week, heb ik heel veel steun aan mijn ‘doordeweekse monteur’ Ruben Tureluren. Hij zorgt voor mijn trainingsmotor en de motor die ik gebruik in wedstrijden buiten de GP’s. Op Ruben vertrouw ik volledig. Ik weet dat hij het wel eens moeilijk met me heeft. Tijdens de GP’s is er altijd een monteur van de fabriek die aan de motor werkt. Ruben is er dan niet om te sleutelen, maar wel om mij met andere zaken te helpen. Hij regelt gewoon alles voor me wat er op een GP geregeld moet worden. Ik zou hem echt niet graag willen missen, ook al is het een echte Belg, hahaha.” Als fabrieksrijder heeft Jeffrey de beschikking over heel speciale machines. Hij start in de MX2, waar gereden wordt met 250 cc eencilinder viertakten. Motoren die maximaal rond de 14.000 draaien. Jeffrey fabrieksmotor zal tegen de 50 pk leveren, circa 10 meer dan een standaard-machine. De geruchten gaan dat hij met drie versnellingen rijdt. Jeffrey: “Ik weet niet hoe het verhaal van een driebak de wereld in is gekomen maar ik rij gewoon met een vijfbak. Die van vorig jaar had er vier, de eerste versnelling zat er toen niet in. Het is wel zo dat ik met de huidige vijfbak op een snelle baan alleen de derde en vierde versnelling gebruik. De vier is zo lang dat ik zelden naar zijn vijf hoef te schakelen. Er zijn circuits waar ik de hele race in de vierde versnelling kan rijden. Wat dat betreft is de Factory 250 te rijden als een automaat. In de wintermaanden heb ik regelmatig met een 350 gereden. Het vermogen van een standaard 350 komt in de buurt van mijn fabrieksmotor. Ik kan niet anders zeggen dan dat ze bij KTM afgelopen winter weer erg goed hun best hebben gedaan. Ik ben in de winter een aantal weken in Amerika geweest en heb daar steeds de 350 gereden. Amerika is een prachtig land voor een paar weken, maar de drang die ik voorheen had om daar perse zo snel mogelijk naar toe te verhuizen is afgenomen. Ik ben benieuwd hoe lang Ken Roczen (de regerend MX2-wereldkampioen, duie d eoverstap naar de Amerikaanse supercrosses maakte, red.) het daar gaat uitzingen. Weer terug uit Amerika is het testwerk in Europa begonnen. In januari en februari ben ik weinig thuis geweest. Een hekel aan dat testen heb ik niet, want dan kan ik immers iedere dag rijden. Wat betreft de vering voel ik zelf goed aan als de achtervering niet in orde is. Met de voorvering heb ik wat meer moeite. De motor waarmee ik rij is zo geprepareerd dat hij voor mij het beste is. Als ik een motor wil die heel sterk onderin is dan krijg ik die. Voor mijn twee teamgenoten Jeremy van Horebeek en Jordie Tixier wordt hetzelfde gedaan. Er wordt in ons team ook niet over een kopman gesproken. Kopman is simpelweg degene die het best presteert.” Dat Jeffrey Herlings vorig seizoen de wereldtitel aan de Duitser Roczen moest laten was jammer, maar doet hem geen pijn meer. Jeffrey: “Op sommige circuits was Roczen net iets beter. Het verschil tussen ons was minimaal en er kan er maar één winnen. Ik weet dat ik het maximale er uit heb gehaald. Ik hoef mezelf niks te verwijten. Om weer met Roczen in de strijd te gaan zal ik moeten wachten tot Teutschenthal, de laatste GP van dit jaar. Daar is Roczen normaal gesproken weer van de partij. Ik hoop dat ik dan al wereldkampioen ben.” Jeffrey vraagt zich hardop af wie bij de openings-GP in Valkenswaard op tweede paasdag zijn grootste concurrenten zullen zijn. “Tegen de meeste jongens heb ik in het voorseizoen al gereden en niet een van hen heeft indruk op me gemaakt. Het kan natuurlijk ook zo zijn dat ze nog niet het achterste van hun tong hebben laten zien. Een grote concurrebnt is zonder twijfel Tommy Searle. Het is zijn laatste kans in de MX2, want hij is zes jaar ouder dan ik en is volgend jaar te oud voor de MX2, waar de leeftijdsgrens van 24 jaar geldt. Verder zijn Arnaud Tonus, Jeremy van Horebeek, Zachary Osborn en Joël Roelants mijn voornaamste concurrenten. Ik kom naar Valkenswaard om daar mijn derde GP op rij te winnen. Niet voor niets staat daar achter op mijn broek ‘Going for hattrick’. Natuurlijk blijft het een mechanische sport, er kan altijd iets mis gaan. Uitvallen kan al door een kapotte bougie. Of als er vlak voor me iemand valt, die ik niet kan ontwijken. In deze sport is alles mogelijk. Maar vooralsnog ga ik van het positieve scenario uit. Ik voel me sterk, ik ben fit en ik heb denk ik de beste motor. Last van zenuwen heb ik niet. Ook nooit gehad. En van enige druk op mijn schouders heb ik evenmin last. Waarom zou ik? Meer dan mijn best kan ik niet doen. En op de motor doe ik altijd mijn best, geef ik me 100%. Daar ben ik heilig van overtuigd. Last van slapeloze nachten voor een GP heb ik daarom nooit.” Misschien heeft het te maken met zijn jeugdige onbevangenheid, maar een koele kikker is die Jeffrey Herlings zeker. Maar Jeffrey Herlings is ook iemand zonder onnodige opsmuk. Hij woont lekker thuis en spaart zijn geld voor later, want hij beseft dat een blessure zomaar een einde kan maken aan zijn tot nu toe bijzonder succesvolle carrière. Op de vraag of Jeffrey zich de beste zandrijder van de wereld vindt, is hij al even duidelijk: “Pas als ik in september 2012 tijdens de Motocross of Nations in Lommel de huidige MX1-wereldkampioen Antonio Cairoli èn de sterke Amerikanen kan verslaan, dan pas ben ik de beste zandrijder. Maar voor het zover is moet ik eerst nog even MX2-wereldkampioen zien te worden. Dat is al tien jaar mijn grootste droom en die moet in vervulling gaan. Wat ik daarna ga doen weet ik nog niet. Ik heb nog een contract voor die jaar bij KTM en na een wereldkampioenschap heb ik bij hen de vrije keuze.”