Interview Jeffrey Buis en Scott Deroue
Als Jeffrey Buis en Scott Deroue voor hun eerste wintertest in Jerez aan de uitgang van de pitlane staan, wil het rode licht maar niet doven. Helemaal niet. Het circuit gaat op slot, heel Spanje gaat op slot vanwege de corona-maatregelen. Zonder een meter te hebben gereden keren Buis en Deroue terug naar huis. Maar op 17 oktober wordt de 18-jarige Buis wereldkampioen in de Supersport 300-klasse. Dankzij onder meer vier overwinning en acht podiums. Zijn 24-jarige teamgenoot Deroue wordt tweede. Kwam het na die valse start toch nog goed.
Hoe goed kenden jullie elkaar voordat jullie teamgenoten werden?
Jeffrey: “Nou… Ik wist wie hij was en ik was altijd fan van Scott, als het ware. Ik kwam altijd bij Molenaar (Arie en Carla Molenaar bestieren de NSF 100 Cup, red.) en toen reed hij in de Red Bull Rookies Cup. Toen keek ik altijd tegen hem op. En toen kwam ik bij het team… dat was wel speciaal.”
Scott: “Ik heb een paar keer de Moriwaki Cup begeleid toen Jef daar reed. Toen was hij één meter dertig, of zo. Hij was zó licht en die motor was zó snel dat hij in mijn ogen daardoor alles won. Hij was wel slim, maar ik dacht niet meteen…. weet je wel? Maar dat heb je wel eens vaker, hè. Sommige jongens gaan het in één keer wel begrijpen.”
Jeffrey: “Ik was altijd klein en die motor liep heel hard. Maar je wordt groter en dan moet je ook in de bochten harder gaan rijden. Het was wel mooi dat Scott ons begeleidde. Hij liep met ons de baan rond, dat was echt wel leuk.”
Wat vond je vorig jaar in je eerste WK Supersport 300-seizoen het lastigste?
Jeffrey: “Meteen de eerste ronde hard rijden. In het IDM reden misschien vijf man snel en in het WK rijdt veertig man snel en dertig man kan zich maar kwalificeren. Dus je moet het allemaal eerst wel even bekijken. Scott heeft me ook veel geholpen, vooral in het begin. Scott ging er meteen voor zitten. En dus dacht ik ‘ik moet er wel achteraan’.”
Scott: “De teambaas (Ludo van der Veken, red.) vond dat wel prettig. Het is natuurlijk ook makkelijk als je met je teamgenoot nog even de kwalificatie kunt bespreken. Na de zomerstop werd ik eigenlijk zelf een beetje zenuwachtig. Dan kun je zoiets er niet ook nog eens bij hebben. Volgen kon ie geweldig. Maar als ik niks aan hem heb…. Op een gegeven moment was ik daar wel klaar mee, snap je. Dan sprak ik met een andere rijder af, omdat ik zelf ook niet zo goed ben in kwalificeren.”
Jij was twee keer derde, vorig jaar was je vice-wereldkampioen; je ging nu natuurlijk voor de wereldtitel.
Scott: “Je hebt natuurlijk altijd een doel. Maar ik ben altijd wel heel realistisch. Als je denkt ‘ik was tweede, dus….’, …. dan ga je jezelf frustreren, je gaat te hoge doelen stellen voor jezelf en je gaat vallen, vallen en nog eens vallen. Er doen vijftig man mee in die klasse en je weet niet wie er na de winter plotseling het goede pakket heeft. Natuurlijk is het wel je doel, maar na het testen en na de wedstrijd kijk ik een beetje wat haalbaar is. Voor die tijd weet je eigenlijk niets.”
Jeffrey, jij wilde constant top 10 rijden en aanpikken bij de top 5. Dan lag je wel voor op schema.
Jeffrey: “Ja, dat wel! Dat kwam omdat het team veranderd was, de motor werd steeds beter, ik kreeg meer ervaring en wist beter met bepaalde dingen om te gaan. Dat ging sneller dan verwacht. Je moet ook een beetje geluk hebben. En dat had ik dit seizoen. Dat je er niet afgereden wordt, dat je een keer een goed sleepje krijgt… Dat soort dingen zijn heel belangrijk in de 300. En dat je soms niet met die gekkies rijdt die rare dingen doen…”
Hoe wordt er gereden in de Supersport 300?
Jeffrey: “Je moet wel gek doen. Je moet gewoon risico’s nemen. Mensen denken vaak ‘gek doen is elkaar d’r af beuken’. Maar gek doen is ook eens een remactie doen, die je anders niet zou doen. Je moét het doen om mee te komen. Daar kom je wel achter als je mensen ziet wegrijden. Want dat is niet de bedoeling. En op een gegeven moment sta je eerste, dan moet het ook elke keer gebeuren, hè. Dat is ook een soort druk. Die moet je eigenlijk niet voelen, maar die is er wel, hè. Daardoor houd je jezelf ook scherp. ”
Scott stond na het eerste raceweekend in Jerez vijfde, jij zestiende.
Jeffrey: “In de eerste race werd ik er afgereden en in de tweede finishte ik als zesde, maar ik kreeg ik straf vanwege het overtreden van de track limits en werd ik dertiende. Van die penalty was ik helemaal over de zeik. Maar ik zag dat weekend ook ‘het kán wel’. Ik merkte dat ik het ook alleen kon, zonder de hele tijd achter iemand aan te moeten rijden. Dan merk je dat je er wel bijhoort.”
Scott: “Ik vind Jerez een hele mooie baan, maar met de Kawa heb ik het daar altijd moeilijk. Het was overleven. Dus ik was gewoon tevreden met een derde en een vierde plaats. Daarna gingen we naar Portimao (Deroue werd er met een vierde en eerste plaats de nieuwe klassementsleider, red.) en daarna wist ik wel dat we heel snel waren. Dat Jeffrey op het podium kon eindigen, dat wist ik eind vorig jaar al. Dat heb ik natuurlijk nooit tegen ‘m gezegd.”
Jeffrey, in Portimao stond jij met een tweede plaats voor het eerst op het podium, je klom naar de zesde plaats in de stand, het besef groeide dat je er bij kon zitten; veranderde er ook wat in jouw voorbereiding?
Jeffrey: “Eigenlijk niet. Je gaat wel denken dat je er inderdaad ook zelf bij kunt staan, maar elk weekend kunnen andere mensen snel zijn. Je moet ieder weekend op zichzelf zien. Dat ik daarna in Aragon toen beide races won, dat vond ik heel vet. Op zaterdag was het mijn eerste overwinning… en dat ik gewoon weg kon rijden…. Dat was gewoon onwerkelijk. In de kwalificaties wist ik al dat ik goed ging, want ik was steeds de snelste. Het was het perfecte weekend. Beter kon niet. Dan ga je ook de wedstrijden weer anders bekijken. Zorgen dat je niet in de groep komt en zelf wegrijden.”
Scott, in die eerste wedstrijd die Jeffrey won, ging jij onderuit. Was dat misschien het breekpunt van het seizoen?
Scott: “Ik baalde er wel heel erg van, want die andere rijder…. Hij deed het nog expres ook, trouwens. Het breekpunt was het niet. Ik werd er afgereden, Jef was er in Jerez afgereden – ik dacht ‘als dit de enige keer is dit jaar, vind ik het prima’. Daarna kwamen weer andere wedstrijden. Het was niet zo dat ik me daar heel druk om maakte.”
Jeffrey: “Er was in Aragon maar één iemand die me bij kon houden en dat was jij. Daar wist ik ook dat ik bij je weg moest blijven, want als jij aansluiting kreeg, had de hele groep aansluiting. Dat eerste weekend was zo en het tweede weekend was eigenlijk hetzelfde.”
Scott: “Ik stond beide weekenden in Aragon slecht gekwalificeerd als tiende en ik moest goed gasgeven, maar ik kon ‘m volgen. Dat eerste weekend verpestte Bahattin Sofuoglu het voor de hele groep door steeds achterlijk laat te remmen en in de weg te zitten, waardoor Jef weg kon. In de tweede race gebeurde dat niet en toen zat ik er ook achter. Ik dacht ‘dat podium is al binnen’. Na vier, vijf ronden keek ik achterom, zat er nóg een slinger van een man of twintig achter ons aan! Ik baalde daar zó van… Ik keek om en ik werd meteen ingehaald door een man of vier. ”
Jeffrey: “Toen kwam ik weer op kop en daarna ben ik echt even echt gaan stampen en de gekkies waren er toen wel weer uit. Dan heb je ook de rijders die iets meer nadenken. Iets meer.”
Scott: “Die laatste ronde had je die hele zieke buitenom bocht toen je ook nog bijna plat ging.”
Jeffrey: “Dat scheelde niet veel! Ik kon ook niet anders. Want zij gingen helemaal links rijden en ik had wél een slipstream. Ik zat helemaal buiten en dacht ‘nu ga ik het ook gewoon doen’. Ik moest vol op de kerbs remmen. Je moet het zo zien: op de baan is het ieder voor zich. Het is ook niet zo dat ik alleen tegen Scott reed, er waren nog heel veel anderen. Hoewel het om de titel wel tussen ons ging. Toen het in Catalunya zo goed ging (Buis werd vijfde en derde, Deroue dertiende en tweede, red.) begon ik wel te denken aan het kampioenschap. Gewoon omdat het na Aragon ook daar weer goed ging. Toen dacht ik ook ‘nu moet ik het ook doen’. Er waren na die eerste race in Aragon al wel mensen die het zeiden, maar je moet het wel zelf doen.”
Scott: “Na die eerste race in Aragon wist ik ‘het wordt Ana (Carrasco, wereldkampioene in 2018, red), Jef of ik. De rest had ik allang uitgeschakeld. Toen Ana helaas haar rug brak, zei ik ook tegen ‘m ‘het gaat tussen ons, maat’.”
In Magny Cours hadden jullie in de eerste race een echt duel om de overwinning. Scott, jij leidde een paar bochten voor de finish, maar je werd toch geklopt. Was dat de meest pijnlijke nederlaag?
Scott: “Enerzijds wel, anderzijds niet. We waren in de regen allebei supersterk, maar als het minder hard regende, was ik in mijn ogen iets sneller. Ik reed het gat naar hem dicht, maar daarna begon het echt hard te regenen. Dan wordt het zó onvoorspelbaar en toen ik op kop reed, verminderde ik wel iets m’n snelheid. Die laatste bocht remde ik niet eens vroeg, maar hij remde later…. Hoe laat moet je remmen? Hij verremde zich ook iets, maar ik kwam net niet achter hem langs.”
Jeffrey: “Ik dacht ‘ik heb het hele seizoen al risico’s genomen’ en daarom stond ik ook eerste. Dus ik vond dat ik het toen ook moest doen. En het kón ook, want op het rechte stuk kwam ik er al naast. Het was niet zo dat ik op haren en snaren die bocht nog moest halen. Maar het was niet mijn belangrijkste overwinning. Dat was die eerste in Aragon (met 6,8 seconde voorsprong, red). Dat is iets heel aparts in de 300. Dat gaf zoveel vertrouwen. Die in Magny Cours…. het was wel raak. Maar ik moet zeggen…. Scott had die race wel verdiend. Maar je blijft er ook niet achter zitten.”
Scott, hoe begin je zo’n laatste weekend als je 28 punten achter staat?
Scott: “Ik wist dat het heel moeilijk was. Maar het is pas klaar als het klaar is. Maar ik had niet de snelheid in Estoril. Hij trouwens ook niet. Ik zag het als een normale wedstrijd. Ik had me ook niet anders voorbereid. Ik heb wel geleerd dat je niet over kampioenschappen na moet denken.”
Heb jij er over nagedacht?
Jeffrey: “Ja, natuurlijk. Het weekend was niet goed, eerlijk is eerlijk. Maar ik had maar één ding en dat was voor Scott eindigen. Ik was alleen op hem gefocust. Dat was niet goed, maar zo was het wel. Het moest nog wel even gebeuren. Natuurlijk hoor je van mensen dat je wereldkampioen kunt worden; dat weet je zelf ook! Maar er komen zóveel dingen op je af. Op de motor moet je het zelf doen. Ja, ik voelde wel extra spanning, dat is meer dan logisch. Als ik er op de grid beter bij had gestaan (Buis stond negentiende, net achter Deroue, red.), was het een stuk makkelijker geweest. Maar je start en je denkt ‘ik moet voor hem komen’. Dat is heel anders dan een normaal raceweekend. Als ik net achter hem was gefinisht, was het ook goed geweest. Maar je komt het laatste rechte stuk op en je gaat er over heen. Je gaat ook niet het gas dicht doen…”
En dan word je zesde, Scott achtste, en je bent wereldkampioen!
Jeffrey: “Ja… Heel raar. Een beetje onwerkelijk… Zó vet! En dan staan ze allemaal klaar met die spullen. Dat is haast niet te beschrijven. Je geniet gewoon van het moment. En over wat je hebt gedaan. Ik had eigenlijk nog nooit die spanning gehad en dat het me dan gelukt is, daar ben ik wel heel trots op. Het is wel het wereldkampioenschap, dus er staat wel druk op. Mijn vader was er dit keer bij, dat was heel mooi. Mijn moeder was thuis en kijkt sowieso nooit. Ze was ook heel blij. Maar ja, die is ook blij als ik laatste word. Als ik maar weer veilig thuis kom.”
Weten jullie nog wat je tegen elkaar hebt gezegd voor de race? Nog psychologische spelletjes?
Scott: “Ik probeerde het alleen nog even na de vrije training, maar ik kon het eigenlijk niet. Ik had daar geen zin in. Normaal kan ik enorm vervelend doen, maar bij Jef…. Iemand anders zou een heel zwaar jaar hebben gekregen. Hij deed het ook niet naar mij. We hebben het op de baan uitgevochten en dat heeft hij gewonnen. Enne.. dat was het.”
Jeffrey: “Ik zit ook niet zo in elkaar. Al die praatjes, en zo…”
Maar je verslaat wel degene tegen wie je een paar jaar geleden nog heel erg op keek.
Jeffrey: “Ja. Ja. Dat voelt wel heel goed, moet ik zeggen. Dat is wel heel vet. ”
Scott, nou wordt er een jongen uit jouw team wereldkampioen en weer lukt het niet. Dat moet toch ontzettend vervelend zijn voor je.”
Scott: “Ja…. Wat ik het vervelendst vond…. Normaal leeft het hele team met je mee als je het niet wordt. En nu zit jij aan de ene kant van de tent…. Oké, het zat er aan te komen en ik wist al voor die laatste wedstrijd dat alles goed moest vallen. Het is toch even…. Dat het zéker is. Iedereen in het team is feest aan het vieren en jij niet. Dat deed wel even zeer.”
En nu?
Scott: “Wereldkampioen worden! Nee, serieus….Ik moet er nog even over nadenken. Ja, dat zou ik ook hebben gezegd als ik wereldkampioen was geworden. Ik heb het super naar mijn zin in deze klasse. Anders had ik het er geen vier jaar vol gehouden.”
Jeffrey: “Ik weet het echt niet. Je wilt altijd hoger op, maar het moet ook kunnen. Ik weet het nog niet. We moeten eerst praten. Je moet de Supersport 300 ook niet zien als een opstapklasse. Het is gewoon een klasse waar heel hard wordt gereden. Concrete plannen heb ik nog niet.”