Interview Jack Miller
Iets over de helft in zijn vijfde seizoen in de MotoGP staat Jack Miller er beter voor dan ooit. Het is dat er een paar nullen tussen de resultaten staan, maar anders had de 24-jarige Australiër dik in de top 5 gestaan in de tussenstand. De reden dat het zo goed gaat, is niet alleen te vinden in het feit dat Miller bij Pramac Ducati op een (semi-)fabrieksmachine zit, maar ook in zijn eigen hoofd.
Het gaat prima met Jack Miller. Na vier jaar in het rechter rijtje, staat hij dit seizoen keurig in het linker rijtje. Op de 2019-Ducati bloeide hij zichtbaar op. Zijn resultaten zijn constant, hij doet mee om het podium. Miller oogt niet alleen rustiger, meer beheerst en volwassener; hij is het ook. “Jack is vooral de laatste anderhalf jaar, sinds hij op de Pramac Ducati rijdt, veel veranderd”, bevestigt kameraad en persoonlijk assistent Thomas van Leeuwen, die met Miller de wereld over reist. “Ik ben niet meer zo wild”, lacht ook de Australiër zelf. “Er is hoop dat het toch nog goed komt met mij.”
Jack Miller weet heus wel wat winnen is en wat je daarvoor moet doen. In de Moto3 won hij in het seizoen 2014 zes wedstrijden en miste hij de wereldtitel op twee punten – Alex Marquez werd kampioen. Miller reed dat seizoen zó goed dat de teams vochten om hem onder contract te krijgen. Hij sloeg zelfs de stap van de Moto2 over en verhuisde van de Moto3 rechtstreeks naar de MotoGP. Een bliksemcarrière lag in het verschiet, maar het liep net even anders.
Eerst bij LCR (als teamgenoot van boezemvriend Cal Crutchlow) en de twee jaar erna bij Marc VDS, kon Miller geen potten breken. Dat was hem nauwelijks aan te rekenen: met de overjarige satelliet-Honda’s was dat simpelweg onmogelijk. En Honda wilde hem geen beter materiaal geven. Dat was dan ook de belangrijkste reden om naar het satellietteam van Ducati te vertrekken.
Zelfs Millers toenmalige teammanager bij Marc VDS, Michael Bartolemy, erkende dat: “Jack vroeg voor 2018 een aantal dingen van Honda, waar wij niets over te zeggen hadden. We hebben geprobeerd om zoveel mogelijk te helpen en hebben gesprekken gevoerd met Honda. De ondersteuning van Honda kwam niet en daarom hebben we hem uiteindelijk moeten laten gaan.”
Toch heeft Miller geen spijt van die periode. “Het was moeilijk en soms ontzettend frustrerend, maar juist doordat ik op een hopeloze machine in de MotoGP ben begonnen, is het nu veel makkelijker. Met minder materiaal heb ik mezelf toch naar redelijke resultaten kunnen knokken, maar het was op haren en snaren. Ik moest zo belachelijk veel risico’s nemen om een beetje aardige rondetijd te rijden. Als je dat kunt op een afgedankt tweedehandsje – want dat was het echt – is het op een machine die gelijkwaardig is aan de officiële fabrieksmachines bijna een pleziertochtje. Ik kan mijn energie besteden aan het rijden zelf en hoef niet meer op de ‘ragged edge’ te rijden om een goede rondetijd te hebben. Ik heb het al eens vergeleken met een vuurgevecht: ik deed mee met een roestig pistooltje, terwijl de rest een automatisch wapen had. Nu heb ik dat ook.”
Miller heeft bij Pramac, waar hij ook volgend seizoen de beschikking heeft over hetzelfde materiaal als de fabrieksrijders Andrea Dovizioso en Danilo Petrucci, veel meer het gevoel dat hij serieus wordt genomen. Het technisch brein van Ducati, Gigi Dall’Igna, komt na elke sessie even langs om de mening van Miller te horen. “Dat miste ik bij Honda. Het is altijd prettig als je feedback wordt gewaardeerd en er ook echt iets mee gedaan wordt. Gigi schrijft alles op. Dat was vorig jaar al, toen ik nog op de GP17 reed, maar nu ik op de GP19 rijd, is het voor mijn gevoel nog waardevoller.”
Dat Miller juist op het ‘afdankertje’ zijn voorlopig enige MotoGP-overwinning behaalde – in de drijfnatte TT van Assen in 2016 – is gerust een wonder te noemen. “Dat kon helemaal niet”, zegt hij daarover. “Begrijp me niet verkeerd: het was geweldig. De eerste overwinning door een satellietrijder in tien jaar tijd. En dan ook nog de manier waarop. Maar het was ook idioot, onverantwoord en deels een cadeautje, omdat Marc (Marquez) het wel best vond in die omstandigheden. Het is en blijft een overwinning, maar het podium in Texas dit jaar, in droge omstandigheden, is me minstens evenveel waard.”
Een zege in het droge is nu het doel van Miller en met het materiaal dat hij nu heeft, zou het zomaar kunnen. “Weet je, ik heb tot nu toe de krantenkoppen gehaald omdat ik een controversiële mening ergens over had of door incidenten. Heel bijzondere weliswaar, zoals de zege in Assen, de poleposition in Argentinië vorig jaar, toen ik daar helemaal in mijn eentje stond met de rest een paar rijen achter me, of de megacrash in Le Mans vorig jaar. Eigenlijk is het niet goed als ze alleen maar naar je kijken omdat het iets mafs is. Ik ben beter dan dat. Een overwinning in het droge – normale omstandigheden dus – zou heel veel betekenen.”
Met het juiste materiaal onder zijn kont hoeft Miller zich niet meer vreselijk op te winden, te schreeuwen en wild om zich heen te slaan. Er komt in het gesprek nog steeds wel een keer per zin een variatie op ‘f*ck’ voorbij, maar dat hoort erbij. “Als ik dat niet meer doe, moet je je echt zorgen gaan maken”, grinnikt JackAss. “De voorwaarden zijn gewoon goed en daardoor ben ik meer relaxt en gefocust. Ik denk dat winnen daardoor ook niet langer onrealistisch is. Ik ben hartstikke eerlijk naar mezelf: ik denk dat ik het kan, maar de concurrentie staat ook niet stil en er is altijd nog Marquez, die van een andere planeet komt dan wij allemaal. Je moet in een goede ‘state of mind’ zijn en dat lukt me steeds beter. Dat is ook aan de resultaten te zien. Het zelfvertrouwen groeit. Soms heb ik wel eens iets te veel zelfvertrouwen. Het compromis zoeken is nog wel een puntje waar ik aan moet werken. Het is een voortdurend leerproces. Vooral sinds Le Mans (Miller streed met merkgenoten Dovizioso en Petrucci om het podium en eindigde als vierde, NK) besef ik dat ik me moet focussen op mijn eigen ding. Ik was te veel bezig met wat Dovi en anderen deden. Daar maak ik me nu minder druk over. Ik denk alleen nog maar aan mezelf.”
Concentreren op de race en zijn rijstijl zijn nu het belangrijkste voor Miller. Met het werk tussendoor en de voorbereidingen zit het wel goed, meent hij. “Het meeste werk doe je in de winter: conditie opbouwen, zorgen dat je fit bent als de eerste tests beginnen. Gedurende het seizoen is het een kwestie van bijhouden en doseren. De afgelopen jaren werden steeds doorkruist door blessures, waardoor je meer bezig bent met revalideren en terugkomen van die blessure dan met waar het eigenlijk om gaat. Dat heb ik nu beter onder controle. Ik ben fitter dan ooit, voel me beter dan ooit en ik crash minder omdat ik niet voortdurend op of over de limiet moet rijden. Het is gewoon makkelijker geworden om aan de setup en de race te denken als je niet steeds met blessures en risico’s nemen bezig moet zijn.”