Hugo Pinksterboer – zijspannend
Toen mijn dochter en ik met een vervangende auto uit Frankrijk terugkwamen, vroeg ik me echt even af hoe ik dat meissie een kleine week later met fiets en al zou moeten vervoeren. Het antwoord kwam sneller dan ik had durven hopen. En dan ook nog op drie wielen.
Ja, het was nog vakantie. Toch die mail even checken. Een zijspanbroeder. Of ik nog altijd een Pan-European met een anderhalfpersoons EML-bak zocht, zoals hij een paar columns geleden las? En of ik wist dat er in het zuiden van het land zo’n combinatie te koop stond, bij een bekende zijspanhandelaar? Ik klom meteen in mijn telefoon. Wat ik hoorde was voorspelbaar: er zou de volgende ochtend al iemand komen proefrijden. De zijspanmarkt is maar een heel klein marktje, met zo’n vijfduizend geregistreerde zijspannen. En als er dan een span vrijkomt dat met een beetje goede wil voor ‘normaal’ kan doorgaan, staat er al vlot een rijtje liefhebbers voor de deur. Nu niet, bleek de volgende ochtend. Mijn concurrent wilde toch liever een Gold Wing. Goede keuze, dacht ik, en sprong acuut op mijn GS richting Breda. Daar stond hij. Ik popelde niet, want ik reed al eerder met zo’n Pan plus span en wist dus precies wat ik verwachten kon. Het moest wel gek lopen als ik nog nee zou zeggen.
Twee dagen later had ik ’m in huis, compleet met cabriodak en een nieuw gemonteerde trekhaak. Vier dagen later zat er ook een fietsdrager op. De enige die daar niet om moest lachen was de monteur bij die motorzaak, die zelf ook zo rondreed. Heb ik dus eindelijk weer een span, na driekwart jaar zoeken, waar ik mijn kind, een drumstel en een fiets mee kan vervoeren. En als het moet nog alle drie tegelijk ook. Exit auto dus. Met z’n weggeblazen koppakking leverde mijn Peugeot net genoeg op om de nieuwe trekhaak te betalen. Die dingen zijn duur, want redelijk exclusief. Dat geldt net zo hard voor de combinaties waar ze op gemonteerd worden. De zijspanbroeder in kwestie kocht in diezelfde week een V70 die jonger was dan mijn Pan met bak, voor pakweg tweederde van wat ik betaalde. Dat is dan ook wel het belangrijkste nadeel van zijspanrijden. Verder is het minstens zo leuk als op twee wielen, los van het feit dat je niet tussen rijen blik door past. En dat zo’n zijspantrekker een flinke slok lust, vergeleken met een solomotor? Dat verdien je terug omdat een combinatie op autobanden staat, denk ik dan heel optimistisch.
Wennen is het wel. Dat hij twee keer zoveel pk’s heeft als mijn overleden R80 betekent ook dat hij veel harder naar rechts wil als je het gas opendraait, in een poging om de niet aangedreven bak in te halen. Dat hij remmen heeft die echt remmen betekent dat ook die reacties aanzienlijk heftiger zijn dan wat ik op mijn oude boxer meemaakte. Rem ik voor, dan gaat de combinatie naar links. Rem ik achter, waarbij ook het zijspanwiel meegepakt wordt, trekt hij naar rechts. Zou iemand zo’n voertuig vandaag uitvinden, dan zouden ze hem bij het RDW meewarig lachend naar huis sturen. Was wel doodjammer geweest, want de lol van dat zijspanrijden zit ’m er voor een deel in dat je zo’n asymmetrische driewieler met dat gas en die remmen alle kanten op kunt sturen. Moet je wel even op oefenen. Langer dan ik tot nu toe deed, geef ik grif toe. Dat oefenen had met de technische beperkingen van die ouwe blauwe ook niet bar veel zin.
Toch kreeg ik de basis redelijk onder de knie. Ik weet dus wat ik moet doen als mijn bak in een rechterbocht omhoog komt. Ik weet zelfs hoe ik ’m in zo’n bocht expres de lucht in kan sturen. Dat zijspannen extreme spoorzoekers zijn, is me ook bekend, net als dat je dat goeddeels oplost door de autoband aan de voorkant door een motorband te vervangen, en dat die oplossing maar een van de twistpunten is die zijspanliefhebbers in vijandige kampen kunnen verdelen. Ik weet ook dat mijn Pan een beste brave borst is. En dat er onder die vijfduizend spannen waarschijnlijk wel vijf andere blauwe Pannen met een EML-bak zijn en ik dus net zo uniek ben als met mijn GS. Maar ik weet vooral dat ik er nog heel veel op te leren heb. Echt: rijden op twee wielen is een eitje, al was het maar omdat je er niets voor hoeft te doen om rechtdoor te gaan. Tijd voor een cursus dus. Tijd om eens te kijken hoe spannend die Pan nog worden kan. En dat ik dan waarschijnlijk nooit een clubje supersports binnendoor zal passeren, zoals de echte zijspanners dat tot blozende ergernis van die jongens flikken, dat neem ik voor lief. Zeg ik desnoods gewoon dat ik mijn drumstel bij me heb.
Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is.