Hugo Pinksterboer – Gewenning
Na maanden op een Yamaha R1 en kortere periodes op een Peugeot Metropolis en een BMW R18, reed ik weer heel even op mijn inmiddels vier jaar oude R1200GSA. Mijn oude vertrouwde, had ik graag gezegd, maar een blok met een tik doet wat met dat vertrouwen. Toch komt het goed, geloof ik nog altijd. Er wordt aan gewerkt.
En omdat een mens toch moet rijden, omdat een zijspan niet altijd praktisch is en het mijne vrolijk 1 op 10 verbrandt, omdat een auto voor de deur ontbreekt en vooral omdat daar ruimschoots begrip voor was (dank!), reed ik een paar weken op een 1250GS en nu alweer een tijdje op een nagelnieuwe 1250GSA. Pas na even zoeken op z’n uitgestrekte TFT-scherm begreep ik dat die ene ‘4’ de kilometerstand was. Om eens met datzelfde scherm te beginnen: toen ik twee jaar terug mijn huidige GSA ging kopen, kreeg ik de keuze of ik er eentje met ouderwetse klokken of met zo’n scherm wilde. Ik ging voor oud. Waarom? Macht der gewoonte. Nu weet ik beter. Natuurlijk is het even wennen. Wat zal je in een menu gaan wroeten als je je handvatverwarming ook gewoon met een knop kan bedienen? Dat is me nu duidelijk. Als je eenmaal weet hoe het werkt, zie je precies wat je instelt zonder dat je je ogen van de weg haalt. Kwestie van perifeer gezichtsveld. Slim ontwerp. Even slimme multicontroller onder je linkerduim. Selecteren, voor- en achteruit in één knop? Ik ben om.
De 1250GS was even wennen. Ik vond ’m zo smal, zei ik tegen een collega-motorrijder die hard begon te lachen. Maar hij wist niet dat die olifantentank van een GSA je benen bij een regenbui wél droog houdt, als je het tempo er lekker in houdt. En dat voor Adventure-rijders bijna elke andere motor dunnetjes aanvoelt. Wel leek die A-loze GS wendbaarder, makkelijker te hanteren, lichter op te bokken zelfs. Mooi voor als een GSA me ooit te zwaar wordt, dacht ik heel erg ver vooruit, en me geheel bewust dat die waarnemingen best het gevolg konden zijn van die slankere looks en het andere zadel, dus een andere zitpositie.
Ik viel ook voor de ingenieus uitschuifbare koffers en het slimme, zonder koffers nauwelijks zichtbare ophangsysteem. Ideaal voor filerijders die in het weekend meer willen meenemen. Toch blijft ik een Adventure-man. Niet alleen voor die tank en z’n massieve looks, maar vooral om het simpele feit dat z’n dunwandige aluminium koffers moeiteloos vier dozen wijn verstouwen, en die drie uitschuifkoffers maar twee. Bij wijze van voorbeeld hè, louter bij wijze van voorbeeld.
De Michelin Anakee Adventures van de 1250’s ogen een stuk stoerder dan de Roadsmarts die ik zelf al jaren laat monteren. Verleidelijk alternatief, zei ik ooit tegen bandenman Frank Switser. Doe maar niet, zei hij. Want geluid, zei hij. En hij had gelijk. Vooral op deze motoren laten ze nogal van zich horen. Kwestie van resonanties, weet Frank ook. En omdat ik stoerheid niet van mijn bandenprofiel wil laten afhangen, hou ik het bij mijn straatbanden. Veel verder dan een onverhard parkeerterrein kom ik meestal toch niet. Voor de Akrapovic waar mijn tijdelijke GSA mee uitgerust is, geldt hetzelfde. Ik wist al na mijn eerste kilometers niet meer hoe de GS klonk, vooral omdat dat geluid niet opviel. De Akra doet dat wel, opvallen. Dat doet hij zo enthousiast dat ik zelfs na zevenen liever geen 130 rijd. Tot 3.500 toeren is de machine poeslief, maar daarboven duurt het plezier maar kort, zeker als je zo veel snelwegkilometers draait als ik. Doe mij maar een standaardpijp. Niet alleen voor mijn eigen oren, maar ook omdat dijkbewoners naar mijn idee niet zozeer aanslaan op decibels als op karakter. En zoals heel aanwezige mensen eerder storen, doen heel aanwezige uitlaten dat ook. Geloof me. En geloof me ook als ik zeg dat mijn commentaren hierboven geen stuiver afdoen aan de keuze die ik twee jaar terug opnieuw maakte. Ik wil ‘m graag terug, zonder tik. Aan dat klokkenspel en die elf pk minder wen ik wel weer.