Hugo Pinksterboer – A2-motor
Omdat het in mijn vaste baan over vrij, veilig en betaalbaar motorrijden gaat, wilde ik ook zelf eens ervaren hoe vrij het voelt om met een A2-motor op stap te gaan. Dat viel meer dan reuze mee.
Heel verrast mocht ik eigenlijk niet zijn. Tenslotte reed ik een dikke zes jaar rond op mijn blauwe zijspan, waarvan het R80-blok maar een scheutje meer power had dan wat een A2-motor maximaal mag hebben. En dan moesten die lichtbejaarde 55 paarden ook nog dat derde wiel in beweging brengen. Ik schreef het al eerder: met honderd kilometer per uur was de fut er wel uit, en dan ging er op elke twaalf kilometer een liter drank doorheen. Die herinnering hield ik vaag voor ogen toen ik tijdens de recente Dark Side of Japan MT Tour op een MT-03 stapte. Natuurlijk zag de MT-10 die iets verderop stond er een heel stuk potiger uit, maar ik voelde me met m’n dikke 180 centimeter niet eens heel erg overbemeten. Ook de rit op die niet zo kleine kleine Yamaha, voor een groot deel langs de fijn bochtige Amsteldijk, viel geen seconde tegen. Mijn eigen motor staat bekend als een uiterst makkelijke stuurfiets, maar vergeleken met het vlieggewicht van zo’n MT-03 lijk ik toch vrijwel dagelijks op een onverwacht lompe olifant te stappen. Geen wonder, als je je bedenkt dat de twee rijklaar dik zeventig kilo schelen. Het verschil tussen het Yamaha-blokje en mijn oude R80-aggregaat was minstens even groot. Niet alleen in verbruik – ruim twee keer zo zuinig – maar ook in pit. Nee, die Yamaha loopt niet twee keer zo hard, maar hij voelde wel twee keer zo snel en enthousiast als die oude boxer.
Dat enthousiasme hadden we ook wel hard nodig, samen. Als de rest van de testgroep op een recht stuk van me wegreed, draaide ik de eerste paar keer gewoontegetrouw het gas open. Met een 1200 ben je er dan zo weer bij. Met een 300 niet. Terug naar vijf? Terug naar vier. En waar nodig zelfs even naar drie. Gas open, toerentellernaald komt in beweging, schakelen, gas open – en dan was ik er weer. Het deed me direct denken aan die keer dat ik wegens zieke olifant een Honda CBF600 meenam op een uiterst bochtige vakantie, met een andere GS-rijder en een vriend op een Kawasaki ZRX1100 als tegenspelers. Ik geef eerlijk toe dat ik lichte twijfels had over hoe die Honda zich naast die grote jongens zou houden, maar de verrassing was even groot als aangenaam. De enige momenten waarop ik ze echt moest laten gaan, was als ze rechtuit heel hard gas gaven. Vaak gebeurde dat niet, want die lol duurt met dat soort machines hooguit een seconde of zes. Van bochten heb je aanzienlijk langer plezier, gelukkig. ’t Is net seks. In die slingerende speeltuin bleef ik net zo makkelijk aan hun wiel hangen als op mijn GS, en lukte het me bijna net zo makkelijk om iets op ze uit te lopen als ik het voortouw mocht nemen. Het belangrijkste verschil was dat ik een keer of tien zo vaak moest schakelen. Net als met die MT-03. En dat verschil kan zomaar maken dat je het gevoel krijgt dat je veel meer aan het motorrijden bent. Al is het omdat je vaak drie keer gas mag geven terwijl de rest na één keer al te hard gaat.
Tegelijkertijd was ik blij dat ik eerst die 03 en daarna pas de MT-10 reed. Als je dat andersom doet, moet je je hoofd wel heel erg leeg maken om van 42 pk te kunnen genieten, terwijl je er net nog 160 onder je kont had. Dat is zelfs bij veel kleinere stappen al lastig, weet ik van de keer dat ik na een testrit met een K1200S weer op mijn K100RS stapte. De eerste tien kilometer wist ik zeker dat het ding maar op een, hooguit twee pitten liep. En pas na nog eens zo’n afstand kwam mijn gevoel met en mijn waardering voor die motor weer terug. Een proefrit met de nieuwe GSA, een jaar of vier terug, kwam me op een vergelijkbare ervaring te staan: in de regenmodus vond ik hem wat matjes aanvoelen – om even later te constateren dat de nieuwe Beier zelfs in standje regen vlotter leek dan mijn oude bij z’n volle vermogen. Natuurlijk zit ’m in dat verschijnsel ook de kneep, als het om die meestal perfect georganiseerde demoruns van onze importeurs gaat. Je wordt er eigenlijk altijd aangenaam hongerig van. Als die honger terug op je eigen motor ook na twintig kilometer nog niet weg is, weet je zeker dat het tijd wordt voor iets nieuws. En als je met die vertrouwde fiets in no time weer net zo blij bent als op de heenweg, ben je in elk geval een ervaring rijker. Kan ik je daarbij alleen maar van harte aanbevelen om ook eens op zo’n lichte fiets te stappen. Of op eentje die je echt nooit zou kopen. Die bredere blik staat bijna iedereen.
Hugo Pinksterboer is motorrijder, schrijver, drummer, fotograaf en vader van een dochter die met dat eerste het gelukkigst is.