Hugo Pinksterboer – 125cc
Morgen breng ik mijn GS weg voor z’n 150.000-kilometerbeurt. Een feestje, zou ik bijna zeggen. Even naar buiten. Vragen veel mensen zich af of je nog op je motor moet stappen, in een situatie als deze. Het verschil met vroeger is levensgroot.
Vroeger was ooit lang geleden. Nu is vroeger een maand terug, een week, een dag. Het lijkt dus vreselijk lang geleden dat ik bij Yamaha langswipte om er een MT-125 op te halen. Niet alleen voor de lol, hoewel ik er al een paar dagen naar uitkeek. Hoe zou het zijn om de weg op te gaan met een motor die pakweg anderhalf keer zoveel weegt als z’n bestuurder? Daarnaast was het ook gewoon werk, natuurlijk. Nu je in Duitsland weer met een autorijbewijs op een A1-motor mag stappen, leek de tijd rijp om dat ook in Nederland eens te gaan regelen. Niks nieuws onder de Europese zon, want het mag nu in bijna alle landen om ons heen. Wel pas na een paar gedegen lessen, vanzelfsprekend. Maar blijft het dan niet levensgevaarlijk, zoals menig vaderlands motorrijder roept, om met zo’n opgevoerde brommer het allesverwoestende verkeer in te duiken? Dat leek mij niet. Maar omdat ik beroepshalve bij dat net ingezette proces betrokken ben, wilde ik wel weten waar ik het over had.
Dat ik mijn plan niet direct als suïcidaal betitelde, had een gegronde reden. Dan denk ik niet aan de oude Jawa 350 uit het begin van mijn motorcarrière. Toen bestond gevaar dus nog niet, in mijn dikke leren jack, met een spijkerbroek aan en een jethelm met een vizier met drukknopen op m’n kop. Nee, ik denk natuurlijk aan die oude R80 met span, een combinatie waar ik tot dik twee jaar terug nog van alles mee vervoerde. Pakweg vijf keer zo veel vermogen als die 125, maar het gas opendraaien had bij honderd kilometer per uur net zo weinig zin. Niet met wind tegen, in elk geval. De eerste keren dat ik met die blauwe driewieler de snelweg opdraaide, staan me nog helder voor de geest. En dat ‘snel’ liet ik daarbij al snel weg. Was het spannend? Zeker. Was het doodeng? Dat niet. Vooral, gok ik, omdat ik me vanaf het eerste moment bewust was van de beperkingen van het ding. Remmen moest ik tijdig mee beginnen. Gas geven moest ik met overgave doen. En goed anticiperen werd een voorwaarde om zonder brokken thuis te komen.
In het zadel van mijn geleende 125 viel me meteen op dat hij veel groter voelde dan hij eruit zag. Een spiegel om dat beeld te checken ontbrak gelukkig. Net zo fijn was dat ik mijn benen kwijt kon, het stuur niet op schoot had en zelfs redelijk normaal in de spiegels kon kijken. Handig, want als gas geven geen escape biedt, is de ruimte die je achter je hebt net zo belangrijk als de afstand tot je voorligger. Ik stuurde weg, moest halverwege de eerste haakse bocht al schakelen, en ontdekte dat ik driehonderd meter later al vrolijk vooraan bij het verkeerslicht ging staan. Macht der gewoonte. Gelukkig werd mijn intentie begrepen, zuchtte ik van opluchting, om ook bij alle volgende verkeerslichten voor te kruipen. Zelfs met zo’n 125’je ben je vaak als eerste weg. Die secundaire weg richting A9 was een feestje, vooral omdat twee andere motorrijders zich bereidwillig lieten inhalen. Invoegen op die A9 was even opletten. Maar levensgevaarlijk werd het nergens.
Wennen was het wel weer even. Vooral met in- en uitvoegen. Dan zullen forenzen voor wie de regeling bedoeld is hun meeste kilometers niet op de snelweg maken, maar dat is wel waar de schoen het meest lijkt te wringen. Ook nu we er nog maar 100 mogen. Tunnel in ging dat makkelijk, met 126 op de teller. Tunnel uit liep ik terug naar 106. Terug naar vijf leverde niks op. Terug naar vier? Dikke schakellamp! Probleem? Natuurlijk niet. Gewoon blijven rijden waar je rijdt. Desnoods achter die vrachtwagen, in de luwte. Het komt goed. Zelfs bij die gecombineerde op- en afrit waar een veelheid aan blik over tweehonderd meter van baan wil wisselen. Hoe? Da’s vooral een kwestie van plannen, en dat gaat een stap verder dan anticiperen. Als je anticipeert, kijk je vooruit. Als je plant, zet je het verkeer naar je hand. Omdat je bij dat ritsen geen gas bij kunt geven, zorg je dat je niemand achter je hebt, bijvoorbeeld door gas terug te nemen. Ruim op tijd. Dan maken ze wel dat ze wegkomen… In dat hele spel verveel je je geen moment. Dus ruil ik mijn bejaarde GS nu in voor zo’n vlieggewicht? Natuurlijk niet. Maar ik weet wel dat ik door die paar ritjes op die 125 weer beter ben gaan rijden. En ik weet dus ook zeker dat het kan, op een 125. Nu het kabinet nog.