Herfsttoer door de Dolomieten
Laatkomers vissen niet altijd achter het net. Zo aan het eind van het motorseizoen keert de rust op de bergpassen rond de toppen van de Dolomieten eindelijk weer terug. Wie er dan een trip aan waagt, mag zich met recht een geluksvogel noemen.De laatste zonnestralen klimmen in het zuiden struikelend over het ijspantser van de Marmolada, terwijl in het noorden de getande toppen van de Lankofel afsteken tegen de invallende avondschemering. Het is nog maar een paar honderd meter tot aan de Grödnerjoch. Of nee, de Stellajoch. Of de Pordojoch? Misschien was het ook wel de Passo di Campolongo? Ach, wat maakt het ook uit. Alle uitzichten zijn het inlijsten waard. De bochten brengen je in extase, met als extra dimensie dat het er alle schijn van heeft dat alleen ik en mijn BMW hier in het passen ‘vierkant’ rondom het Sella-massief onderweg zijn. Op 2.240 meter hoog kom ik wel een groep bergwandelaars tegen, en een Porsche-piloot, die door het zijraam naar de rood oplichtende rotswanden kijkt. Laatste stuiptrekkingen van het zomerseizoen, weet ook de als enige overgebleven souvenirverkoper, die aan het eind van de dag zijn stoeprand-etalage leeg ruimt. Regencapes, sneeuwkettingen, ijshouwelen. Allemaal dingen die je zo aan het eind van de herfst eigenlijk bij je moet hebben. De weersfee van Südtirol Online beloofde echter veel goeds en die belofte heeft ze, in ieder geval vandaag, ruimschoots waargemaakt. Gouden herfstlicht en aangename temperaturen tot in de avonduren. In volle draf passeer ik het bordje ‘Joëf de Sella’ en duik direct daarna tussen de steile rotsen en vlaktes met rolgesteente door de berg af naar de Plan de Gralba. Daar staat een drietalige wegwijzer die me vriendelijk naar het volgende bochtenfeest bij ‘Joëf de Frea / Passo di Gardena / Grödnerjoch’ stuurt. Dit is de plek waar in de zomer een ononderbroken rij motorfietsen het Sella Massief inslingert. Nu, in de herfst, is de Sella Ronda leeg en kan ik, ondanks mijn opkomende vermoeidheid, maar niet stoppen met rijden en rondkijken. Ik ga door totdat de laatste bloedrood gloeiende wolk boven de pieken van de Dolomieten in de schemering is verdwenen. Een moment dat nu erg dichtbij komt, dus zet ik koers naar het Grödnerdal, waar de lampen al als een parelsnoer op blauw fluweel lijken fonkelen. Mijn tocht omlaag lijkt op een vrije val door duizend bochten richting het plaatsje Wolkenstein. Een naam waarvan de klank alleen al me doet denken aan aan plaatsen uit ‘In de ban van de Ring’ of ‘Harry Potter’. Hoe anders is de werkelijkheid, elke keer ben ik weer diep ontgoocheld als het plaatsnaambordje passeer. Niks pittoresk plaatsje met rokende schoorstenen die ruiken naar ouderwetse openhaarden, maar wel het hypermoderne vakantiereservaat Gröden met zijn 94 restaurants en pizzeria’s, 32 bars en cafés, 81 bergliften en 16.500 slaapplaatsen. In totaal goed voor twee miljoen overnachtingen per jaar. Arme bedden. Nu schijnen de 9.800 inwoners van het feestdorp echter niet in functie te zijn. Op de Strada Mëiseles is het, op het gesnerp van een Vespa-scooter na, net zo stil als in de tijd voor de Romeinse veldheer Drusus de Dolomietendalen veroverde. In Hotel La Tambra ben ik de enige gast. Rustige tijden voor hotelbaas Oskar Mussner, die zich daarom buiten het seizoen stort op het maken van Grödner houtsnijwerk. Hij heeft er zelfs een eigen atelier annex winkel voor ingericht. Bij mijn binnenkomst legt hij zijn kettingzaag, beitels en hamers neer en begroet me met een hartelijk “bona sëira”. Voor de zekerheid vult hij die groet aan met een net zo vriendelijk “Buona sera” en een hartelijk “Guten Abend”. In Gröden zijn ze blijkbaar niet voor een gat te vangen wanneer het op communicatie aankomt. Zo’n 90% van de inwoners van de regio spreekt niet alleen Italiaans en Duits, maar ook nog Ladinisch. Een op zichzelf staande, retro Romaanse taal, die na de excursies van Drusus & Co in de Dolomieten is blijven hangen. Een pas heet dan ‘Joëf’, bochten zijn ‘raidës’ en dan wordt een haarspeldbocht natuurlijk ‘raida strënta’. Op de vraag hoe bougies worden genoemd moet de waard het antwoord schuldig blijven. “Die hadden we tweeduizend jaar geleden nog niet, maar het zal wel zoiets als ‘candela d’accensione’ zijn, net als in Italië.” Om hem heen wemelt het van de meesterstukken van de Grödner houtsnijkunst. Honden, katten, hanen, reeën. Op een voetstuk staat een beeltenis van de Zuid-Tiroolse vrijheidsstrijder Andreas Hofer die ‘passend’ geflankeerd wordt door Jezus, maagd Maria en de paus. “Hier in de dalen is godsdienst nog iets belangrijks”, verklaart Herr Mussner. Dan kijkt hij op de klok, morgenochtend vroeg staat er een pelgrimstocht op de agenda. Die loop vanaf Wolkenstein, via de Grödnerjoch naar Pedratsches in het Garderdal. En zo is het de volgende ochtend nog donker, wanneer het gegalm van de kerkklokken over de dorpsdaken dreunt en er iets later een processie van een man of tweehonderd door het dorp trekt. Ze passeren de stoeltjesliften, tennisbanen en après-ski gelegenheden en gaan bergopwaarts. Voorop lopen twee priesters met rugzakken en stevige bergwandelschoenen. Enigszins nieuwsgierig naar wat er precies gaat gebeuren, haast ik me door het ontbijt en rij er niet veel later op de BMW achteraan. Snel omhoog naar de Grödnerjoch, een snelle blik op de toppen van de Lankofel, de Sella en de Tschiersch. Dat allemaal om via de mooiste haarspeldbochten omlaag, het Garderdal in te duiken. Van daaruit wil ik dan naar Pedratsches. Van de Wolkensteiner pelgrims ontbreekt echter vooralsnog elk spoor. Net als auto’s en motorfietsen trouwens, die ik op doorreis door het Garderdal slechts heel sporadisch tegenkom. Helemaal in mijn uppie brom ik via Badia naar St. Martin in Thurn. Daar stuur ik een strak asfaltlint op dat me in een perfecte link-rechts bochtencadans omhoog, de Würzjoch op brengt. Bovenop de pas zitten twee Goldwingrijders in alle rust te picknicken. Achter ze reikt de gladde rotswand van de Peitlerkofel naar de staalblauwe hemel.Om alles heen contrasteren het herfstbruin en het felgeel van verdroogde plukken gras met de rijkgroene glans van de weidevelden. In de verte hoor ik het geklingel van een paar koeienbellen, alles is hier zo mooi dat ik er bijna tranen van in de ogen krijg. De weg transformeert intussen langzaam tot een pad en slingert zich met panorama’s over de rotskolossen door de velden en open bossen, en rij ik niet veel later langs de prachtige Monte Telegrafo. Bij St. Andrä valt de weg in een groot serpentinefeest het Eisackdal in, daar op het Domplein van Brixen maak ik een korte pitstop voor een cappuccino. Niet te lang, want mijn vizier staat gericht op het Villnödal. Via een klein weggetje dat nauwelijks één auto breed is stuif ik daar niet veel later via St. Andrä en nog een keer de Würzjochstrasse naar toe. De toppen van het Geislermassief met de 3.025 meter hoge Sass Rigais duiken op. Net zo scherp getand als een kettingzaag. Bergbeklimmer Reinhold Messner, die hier in Villnös geboren is, beklom de hoogste wanden al als vijfjarige. Het portret van de meest bekende lokale dalbewoner kom je overal tegen, ook in de levensmiddelenwinkel van Troi, waar hij reclame maakt voor ‘Moser spek’. Blijkbaar is het Tiroler spek de brandstof waarmee je de hoogste bergen ter wereld kunt bedwingen, goed genoeg voor mij en dus gooi ik er mijn tanktas.Ik vervolg mijn weg en werp ik me ter hoogte van Gufidaun opnieuw het gebergte in. Hoog boven het Eisacktal draai en slinger ik me omhoog naar Gröden, zwenk bij St. Ulrich naar het zuiden, de route naar Kastelruth en Seis op. In Völs, Tiers en Welschnofen kan ik niet anders dan vol ongeloof een blik op de prachtige rotspartijen en bergtoppen werpen. Zo leer ik Reinhold Messner begrijpen, wanneer je naar deze bijna koraalachtig uit de aarde oprijzende kalkbrokken kijkt, dan wil je gewoon niets anders meer dan ze beklimmen. Focus je je echter weer op de dalen tussen de toppen, dan wil je weer niets anders dan motorrijder zijn. Dilemma´s dillema´s!Vanaf de Nigerpas blaas ik de Karerpas over en rij via Passo di San Pellegrino naar Falcade. De Passo di Valles en Passo di Rolle laat ik met een bloedend hart rechts liggen. Weer een heel stuk lager, in Cencenighe, zoek ik de buurt liggende Pässe Cerada en Duran op de kaart op. Maar op het laatste moment kies ik toch voor de weg over Alleghe. Een paar bochtige kilometers verder moet ik echter weer allerlei beslissingen nemen die ik eigenlijk niet wil maken. Waar moet ik voor kiezen? De Passo di Falzarego, de Passo di Giau, de Passo di Pordoi of de Passo di Fedaia? Ontdaan door de overdaad aan perfecte motorroutes, stuur ik de BMW uiteindelijk over Rocca Piétora naar Malga Caipela. Daar wordt mijn aandacht getrokken door het bordje ‘gelato’. De Italiaanse ijssalon ‘Pineta’ offreert een keur aan ijslekkernijen, malaga, tiramisu, citroenijs, mora di rovo (bramen), fragola. En nog tig andere smaken. Maar de ijsbakken zijn leeg, de zijn dicht en binnen zijn de stoeltjes opgestapeld. In dit jaargetijde vind je het meeste ijs gewoon op de 2.057 meter hoge Fedaia pas. Vanaf daar kijk je trouwens ook uit over de gletsjer bergtop van de Marmolada. IJs in overvloed dus, en dat het hele jaar door. En in die hoeveelheden dat tijdens de Eerste Wereldoorlog op 3.000 meter hoog een complete vesting in de ijsmassa uitgehakt. Wapendepots, versterkingen, opslagplaatsen voor proviand en kilometers lange verbindingstunnels. Allemaal diep onder het ijs en in de rotsen verscholen. Enigszins rillendbegin ik aan de bochtige afdaling naar Canazei, waar ik op de Grote Dolomietenstaat terechtkom. De BMW en ik zweven erover op weg naar de Pordoi- en Falzageropas die naar Cortina d’Ampezzo voeren. Na een slinger om de Monte Cristallo, met een heel mooi uitzicht over de ´Drei Zinnen´en het Misurina meer, kom ik uitgeput en hongerig aan bij Hotel Miramonti. Een populair hotel bij de oude Hollywoord/sterren. Clark Gable en Brigitte Bardot gingen me hier ooit voor, net als Ingrid Bergman en de Spaanse ex-koning Alfonso de achtste. Nu is er nog geen portier in livrei te bekennen bij Cortina’s meest befaamde herberg, alleen de lichtslingers met kerstmotieven laten zien dat men de ware rijken het komende ski seizoen weer verwacht en met open armen verwelkomt. Het maakt niet uit. De theoretische beslissing daar niet te overnachten alleen al scheelt me 400 euro. Een bedrag trouwens dat je binnen twee tellen hier in Cortina weer in één van de vele exclusieve winkeltjes over de toonbank kunt gooien. Voor een kasjmir pull-over bij Cristiano Fissore bijvoorbeeld, of een zijden kostuum bij Paolo Tonali. En wat te denken van een met nertsbont afgezet manteltje van Ghedina Zuccaro? Op zoek naar een restaurantje stuur ik de BMW voorbij aan de winkels, waar de nu afgeprijsde artikelen nog steeds onvoorstelbare duur zijn. En dat allemaal in het kader van de herfstopruiming. De edelboetiekjes aan de Corso d’Italia voorbij, de verlaten Gelateria Rubens voorbij. Ook het Ristorante Birreria Hacker Pschorr en de vis-à-vis van Bulgari, die met zijn ‘Würstl con crauti’ de Duitse welgestelde toeristen lokt, laat ik links liggen. Is me allemaal een maatje te groot. Eigenlijk is de Pizzeria 5 Torri de enige gezellige tent in de buurt. De plaats voor mensen in Gore-Tex en fleece jacks in plaats van lieden in nerts en Kasjmir. Het oude oventje staat gewoon buiten op het terras en je hebt er al een prima pizza voor maar 5 euro. De volgende ochtend gaat de rit over de Pässe Giau en Staulanza naar Forno di Zoldo. Dat vormt het begin van de route over ondermeer de Passo Cibiana, waarschijnlijk de mooiste bergroute van Cadore. Volgens de reisgidsjes is dit traject zo verlaten, dat je er zelfs in het hoogseizoen nauwelijks iemand tegenkomt. Ik kom echter na een paar honderd meter al een hele vloot Ducati’s tegen. Het peloton wordt opgejaagd door de lokale postbode in zijn witgele Pandaatje met vierwielaandrijving. En boven op de pas tref ik Walter, die met zijn Land Rover Defender excursies voor de bezoekers van het Messner Mountain Museum verzorgt. Hij rijdt ze over de oude, voor verkeer afgesloten, militaire piste naar de 2.181 meter hoge piek van de Monte Rite. “Als het helder is heb je vandaar een uitzicht over de hele Dolomieten om te watertanden”, glimlacht hij met een brede armzwaai. “Voor dagen als vandaag”, vervolgt hij met een blik op de donkere hemel, “hebben we gelukkig nog een tentoonstelling met schilderijen die je dezelfde heldere blik over de toppen verschaffen. De ‘Sella Monumentale’, schilderijen van bergen en verlatenheid.” Leuk, maar allesbehalve vergelijkbaar met het echte werk. Met een oog op het aanstormende regenfront verlaat ik Walter snel. Als of ik de duivel op mijn hielen heb, jaag ik de Cibianapas af en ga ik bij Forno di Zoldo naar de Passo Duran. Daar begint het laatste stuk van mijn geplande route in Sterzing. De Passo di Cereda, Passo di Brocon, Passo di Manghen, Passo di Lavaze, Bolzano, Ritten en de Penzer Joch. Dat het halverwege de rit op de 1.601 meter hoge Duran begint te miezeren is tot daar aan toe. Dat de regen boven de boomgrens in sneeuw verandert is veel hinderlijker. Huiverend en druipend ga ik stapvoets de pas over. De weg is glibberig en om me heen is het in luttele seconden winter geworden. De ijzige toppen van de Dolomieten liggen als een kwade cirkel om me heen en in de verte zie ik de rokende schoorstenen en verlichting van de Rifugio San Sebastiano, de herberg die ik zocht. Die is gelukkig nu, tussen het zomer- en winterseizoen, ook gewoon open. Als ik er binnenkom, drukt de waard me ongevraagd een kamersleutel en een glas zelfgestookte grappa uit zijn huiscollectie van 25 smaken in mijn hand. Om het knetterende haardvuur zitten bergbeklimmers en motorrijders gebroederlijk samen op te warmen. De keukengeluiden vermengen zich met het gepingel van een gitaar. De sfeer bevalt me er zo goed dat ik direct twee overnachtingen boek. Beniamino corrigeert me en zegt: ”Doe maar meteen drie nachten. Zo lang duurde het vorig jaar ook voor de sneeuwploegen de weg naar beneden weer vrij hadden.”________________________________________[INFOKASTEN] INFODe Dolomieten, een paradijs voor motorrijders. Waar anders vind je zo’n rijk aanbod van enerverende passen en zoveel puntig getande bergkammen? Het is er een doolhof van unieke trajecten door dalen en over bergen. Bovendien een labyrint waar je niet kunt verdwalen, welke weg je ook neemt, het is altijd de goede!REISVanuit Nederland rij via Frankfurt en Stuttgart naar Oostenrijk. Daar ga je via de A12, ook wel de Inntal-Autobahn genoemd, en de Brenner Autobahnen tot Brixen of Bolzano (op de Duitse borden staat ‘Bolzen’). Vanaf de snelweg kom je, geterroriseerd door Oostenrijkse snelheidscontroles, uiteindelijk op de oude Brennerstraat en de Italiaanse SS12 uit, die verder voert tot aan Bolzano.Sinds enige tijd moet je in Oostenrijk, om gebruik te mogen maken van de snelwegen, een autobaanvignet hebben. Deze kun je gewoon in Nederland bij de ANWB reiswinkel kopen, kosten zijn een kleine tien euro. Let daarbij goed op de reisduur, het vignet heeft namelijk maar een geldigheidsduur van slechts tien dagen, ga je dus elf dagen of meer weg, dan zul je twee vignetten moeten kopen. Daarnaast wordt er voor de langere tunnels ook nog tol gevraagd.WANNEERNatuurlijk zijn de zomermaanden de meest geijkte tijd om naar de Dolomieten af te reizen. Het weer is dan aangenaam, ook hoog in de bergen, en je kunt er vrij zeker van zijn dat alle passen open zijn. Nadeel is wel de drukte, het bergmassief is allang geen ongerept stukje natuur meer, dat slechts bij een enkeling bekend is.Echter, buiten de zomerdrukte heeft het voor- en naseizoen in de Dolomieten veel meer te bieden. Houd er alleen wel rekening mee dat vanaf ongeveer half september tot aan het begin van het skiseizoen veel hotels gesloten zijn. Het is dus verstandig om vooraf alvast de overnachtingen te boeken, hetgeen dankzij internet tegenwoordig een kwestie van luttele minuten is.Een ander puntje van aandacht is uiteraard ook warme kleding. Hoog in de bergen kan het knap koud zijn, wat later in de herfst zelfs tegen of onder het vriespunt, en dan ben je met enkel een leren pak echt wat onderbedeeld.BEZIENSWAARDIGHEDENHet aanbod van bezienswaardigheden is zo groot dat je er met gemak een vakantie van een week of vier mee kunt vullen. Hieronder een kleine greep van een aantal zeer bijzondere zaken die zeker de moeite van een bezoekje waard zijn. Het openluchtmuseum op de Lagazuoi bijvoorbeeld, waar je de uit de rotsen gehouwen stellingen uit de Eerste wereldoorlog kunt bekijken. Ze zijn te bereiken na een wandeling van een uur of twee of na een reisje per kabelbaan vanaf Passo Falzagero. Het Museo della Grande Guerra is ook zeker de moeite waard. Je vindt het in het voormalige verdedigingsfort Tre Sassi op de Valparola pas. Kijk voor de actuele openingstijden en prijzen op www.dolomiti.org/lagazuoi en www.grandeguerra.dolomiti.org. Het stadje Bozen, met de middeleeuwse flair van zijn oude stadscentrum, zijn galerijen met booggewelven en prachtige patriciershuizen, mag je ook niet links laten liggen. In het natuurmuseum dat is gevestigd in de voormalige ambtswoning van Keizer Maxmiliaan I, vind je bovendien pertinente tentoonstelling over het ontstaan van de Dolomieten (www.naturmuseum.it).Andere plaatsen in de regio met een rijke historie zijn ondermeer Brixen, bezoek daar vooral ook de cafe’s en musea op het Domplein, en Cortina d’Ampezzo, dat in 1956 nog gastheer was van de Olypische Winterspelen en daardoor zijn reputatie als één van ’s werelds mooiste skioorden alleen maar versterkte. LITERATUURMet een overzichtskaart van Italië schaal 1 op 200.000 kom je al een heel eind. Zoek je een goede reisgids, dan heeft de ANWB de ´Goud Noord Italië´voor je in de aanbieding. De gids bevat uitvoerige informatie over het gebied, met plaats- en streekbeschrijvingen en kaarten en plattegronden, en kost € 16,95.Op internet vormt de site https://dolomieten.beginthier.nl een mooi beginpunt van de reis en biedt met name bij de zoektocht naar goede hotels uitkomst. Daarnaast vind je op de Engels- en Duitstalige site www.dolomieten.com zo’n beetje alle informatie over het gebied die je maar nodig hebt. OVERNACHTENZoals je van een toeristisch gebied als deze mag verwachten is het slaapaanbod enorm divers. Van campings (per persoon met tent al vanaf zo’n 15 euro per nacht), ‘Zimmer Frei’ (vanaf € 25,- p.p. inclusief ontbijt) tot de meest luxe hotels. Wij kozen voor de laatste en begonnen onze rondrit in hotel Garni la Tambra (www.la-tambra.com), waar we per persoon inclusief 35 euro kwijt waren. Midden in het oude centrum van Cortina d’Ampezzo het heb je het vanaf 34 euro prima naar je zijn in Hotel Monatan www.cortina-hotel.com). De meest basale gezelligheid en een eerlijke Italiaanse keuken vind je echter in herberg Rifugio San Sebastiano boven op de Passo Duran. Vanaf 19 euro slaap je er op de slaapzaal en vanaf 25 euro in een tweepersoonskamer (www.passoduran.it).CONTACTNationaal Italiaans VerkeersbureauStadhouderskade 21054 ESAmsterdamT 020-616 8246E amsterdam@enit.itI www.italiantourism.comREISDUUR: DRIE DAGENGEREDEN AFSTAND: 750 KILOMETER________________________________________[UNTERSCHRIFTE][MRD SEITE 96]Grödner houtsnijkunst: hotelhouder Oskar Mussner heeft in het naseizoen tijd voor volkskunst en verhalen. Onder de Sella op zijn fraaist.[MRD SEITE 97]In oktober vind je in het warme Etschdal overal spannende lokale specialiteiten.[MRD SEITE 98]Zuid-Tirol is niet alleen heel toeristisch, maar ook agrarisch. Voor motorrijders zijn de ‘Golden Delicious’ appels echter minder spannend dan de bizarre bergmassieven. En de wegen daar doorheen.[MRD SEITE 101]Mooi of melancholisch? Verdroogde distels langs de verlaten straten zijn de voorbodes van de naderende winter.Oskar Mussner is folklorespecialist, niet alleen een getalenteerd houtsnijder, ook voor een partijtje Alpenhoornblazen draait hij z’n handen niet om.[MRD SEITE 102]Een oorlogsmuseum op een absoluut hoogtepunt. Het voormalig Oostenrijkse verdedigingsfort Tre Sassi op de Valparola pas.Een ongetemde omgeving. De afdaling van de Passo di Giau heeft een soort Wild West-uitstraling.[MRD SEITE 103]Het toppunt van een grootse dag en een heel mooi ‘rondje om’. Een tocht om het Sella Massief, vanaf half december alleen nog maar op ski’s te doen. ________________________________________[STREAMER]ALLES IS HIER ZO MOOI DAT IK ER BIJNA TRANEN VAN IN DE OGEN KRIJGDE THEORETISCHE BESLISSING DAAR NIET TE OVERNACHTEN SCHEELT ME 400 EURODE REGEN VERANDERT BOVEN DE BOOMGRENS IN SNEEUW. HET IS IN LUTTELE SECONDEN WINTER OM ME HEEN GEWORDENHET PELOTON DUCATI’S WORDT OPGEJAAGD DOOR DE LOKALE POSTBODE IN ZIJN WITGELE PANDAATJE MET VIERWIELAANDRIJVING