Greg Barnes – Kawasaki KL600
« Terug naar Mijn TrotsEngelsman Greg Barnes is een petrolhead in hart en nieren. Hij kwam naar Nederland voor de racesport, en bleef vanwege mensen die hij er ontmoet heeft. De gemene deler is daarbij steevast de liefde voor de motoren. Zowel vanuit hemzelf, als bij de vrienden die hij om zich heen verzameld heeft. Eén van die vrienden is zelfs een motor, zijn trots, steun en toeverlaat: zijn Kawasaki KL600.
“Eigenlijk heb ik geen idee waar de liefde voor motorfietsen vandaan komt. Een ding is wel zeker, het komt niet van mijn vader. Die was zelfs zo anti-motor dat hij mij en mijn broers een auto beloofde als we niet gingen motorrijden. Mijn twee broers hebben die auto gekregen. Ik niet. Spijt heb ik daar nooit van gehad en ik koester ook absoluut geen wrok tegenover mijn vader. De regels waren duidelijk en ik heb voor de motoren gekozen. Nu, op 54 jarige leeftijd, kan ik zeggen dat ik er mijn beroep van heb gemaakt. Het is dus de juiste keuze geweest.
Dat ik uiteindelijk in de motorbranche terecht ben gekomen, is overigens wel een beetje toeval. Op 17-jarige leeftijd maakte ik een zware klapper met mijn motor, waardoor ik een paar maanden thuis kwam te zitten. Via via ben ik toen in contact gekomen met een jongen die actief was in het Britse 500cc-kampioenschap. Omdat ik bezig was met de opleiding tot motorfietsmonteur en hij nog op zoek was naar een monteur/helper, ben ik met hem meegegaan. Het racewereldje ben ik dus een beetje bij toeval ingerold. Maar het heeft me heel veel gebracht, want daardoor ben ik uiteindelijk in Nederland terechtgekomen als manager bij het Docshop Racing-team.
Deze Kawasaki had ik ver voor die tijd al, vanaf mijn tienerjaren. Ik was in de gelukkige omstandigheid dat we in een heel landelijke omgeving woonden, waardoor ik lekker met de motor door de velden en over het strand kon crossen. Want het rijden deed (en doe) ik bij voorkeur met mijn maten. Jongens die ik al ken vanaf de lagere school. Echte vrienden. Van die mensen die je echt niet iedere week hoeft te bellen om het contact goed te houden. We spreken elkaar gemiddeld zo’n twee keer per jaar en dan is het meteen als vanouds. Met die vrienden heb ik dan ook tal van prachtige avonturen beleefd. Daarbij heb ik deze motor zoveel mishandeld, dat het haast zielig is. Hij heeft bijvoorbeeld een keer negen maanden kapot bij een boer in de schuur gestaan, omdat hij tijdens een rit kapot was gelopen. Geld om de motor meteen naar huis te halen, had ik niet, dus zat er niks anders op, dan hem daar achter te laten. Ook tijdens mijn carrière in de racerij, heeft de motor een zwervend bestaan geleden. Zelf woonde ik in die tijd in een appartement zonder garage. Dus parkeerde ik de motor bij vrienden in de schuur. De langste periode was misschien wel tien jaar. Zonder ook maar één keer gestart te zijn. Niet uit weelde, maar meer omdat het gewoon te druk was. In die tijd hadden we een team met 17 man, waarvoor ik alles moest regelen. Vluchten, transport, onderdelen, sessies. Noem maar op. Je ziet op de televisie 45 minuten aan race, maar wat je als team allemaal moet regelen om die 45 minuten op de baan te kunnen zijn, is gewoon bizar. Dat is nu allemaal verleden tijd.
Ondanks het gebrek aan aandacht, heeft de Kawasaki me nooit laten staan. Dat rechtvaardigt toch wel de titel ‘mijn trots’. Zeker als je bedenkt dat hij het ook mechanisch best zwaar te verduren heeft gehad. Onderhuids is het nu namelijk een KL650. Ik had samen met een vriend het idee opgevat om het 600 blok te vervangen door een 650 cc. Voor net dat beetje meer vermogen. Helaas paste het niet zonder slag of stoot dus moest het maatwerk worden. Hoe het gelukt is, weet ik nu nog steeds niet, maar het werkt.
Die degelijkheid vind ik geweldig. Als ik nu met mijn vrienden ga rijden, dan hebben de meesten een moderne motor bij zich met tal van hulpsystemen. Ik niet hoor, ik zit liever op de Kawa. Ik wil alles gebruiken, wil de hele motor voelen. Van nul tot het volle vermogen. Ook het rijdend houden van een motor als deze, is veel mooier. Met die moderne motoren leer je niks meer. Simpelweg omdat je ze niet zomaar ongestraft uit elkaar kunt draaien. Door de elektronica staat alles met elkaar in verbinding en als de computer in een storing vliegt, dan moet je naar de dealer om het weer aan de praat te krijgen. Dat was in mijn tijd wel anders. Wij staken gewoon ergens een schroevendraaier tussen om te kijken of het vonkte. Daar heb ik zoveel van geleerd. Stiekem vind ik het daarom ook wel jammer, dat motoren tegenwoordig zo complex zijn. Mensen proberen het onderhoud daardoor niet eens meer.
Dit alles betekent uiteraard niet dat ik helemaal wars ben van moderne motoren. Integendeel. Het raceteam van Docshop bestaat niet meer, maar we organiseren nog wel circuittrainingen. Zelf ben ik dan ook regelmatig op de baan te vinden. Niet met deze Kawa hoor, dan zit ik op mijn CBR600, waar ondertussen ook alweer 26.000 circuit-kilometers op de teller staan. Misschien wordt het binnenkort tijd om hem eens in te ruilen. Waarvoor? Als het aan mij ligt, voor een echte Moto2-machine. Mijn ultieme droom. Maar daarvoor zal ik eerst een zak met geld moeten vinden.”