GP Wegrace Valencia, Spanje
Hij mocht dan zaterdag in de Sprint zeven punten hebben moeten inleveren op winnaar Jorge Martin, op zondag verdedigde Pecco Bagnaia in Valencia een voorsprong van veertien punten met verve én met succes. Terwijl Martin de leidende titelverdediger bij het ingaan van de derde ronde bijna ramde van achteren en in de daaropvolgende inhaalrace bij een poging om Marc Marquez te passeren crashte, vierde Bagnaia zijn tweede MotoGP-titel in stijl met zijn zevende seizoenszege.
Een MotoGP-titel met succes verdedigen was sinds de introductie van de klasse in 2002 slechts twee rijders gegeven. Valentino Rossi won tussen 2002 en 2005 vier titels op rij en voegde daar in 2008 en 2009 nog eens twee kampioenschappen aan toe. Marc Marquez verdedigde zijn eerste MotoGP-kampioenschap van 2013 een jaar later op grootse wijze en van 2016 tot en met 2019 was de Spanjaard vier opeenvolgende jaren onnavolgbaar. De 26-jarige Bagnaia mist het charisma en vooralsnog ook de status van Rossi en Marquez, maar ondanks een aantal dure fouten in het langste Grand Prix-seizoen in de 75-jarige geschiedenis is de Italiaan de terechte wereldkampioen. Jorge Martin won op zaterdag weliswaar zijn negende Sprint – vijf meer dan zijn rivaal – met zeven overwinningen, zes tweede plaatsen en twee derde plekken stond Bagnaia zeven keer vaker op het GP-podium dan de Spanjaard. Die was dan na zijn teleurstellende resultaat in Valencia niet alleen in tranen maar ook van mening dat hij zijn kans op een onverwachte wereldtitel als satellietteamrijder in de seizoensfinale had verspeeld. “Sinds halverwege het seizoen waren wij de snelste”, meende Martin, die ook vond dat hij zelf na de ‘narrow escape’ met Bagnaia te ongeduldig was geweest. De druk die hij had gevoeld nadat hij in Thailand zijn vierde dubbel had behaald, had onwennig en onprettig aangevoeld, gaf de Prima Pramac-rijder toe. “De balans had heel anders kunnen zijn als ik in Australië niet was teruggevallen (van de eerste naar de vijfde plaats door een versleten band; red.) en als ik in Indonesië niet was gecrasht. Misschien had ik té veel zelfvertrouwen, dat alles me zou lukken. Maar ik heb mijn team beloofd dat we ooit samen wereldkampioen worden.”
Door Martins crash in de zesde van 27 ronden was de titelstrijd beslist, het betekende echter niet dat Bagnaia vrij spel kreeg op weg naar een zevende zege, een evenaring van zijn score van vorig jaar. Brad Binder verdrong Bagnaia in die zesde ronde van de leiding en werd na acht ronden kopwerk afgelost door KTM-teamgenoot Jack Miller toen hij zich verremde. Miller ging echter in de fout en crashte negen ronden voor de finish. Het bracht Bagnaia weer aan de leiding, maar in de laatste twee ronden voerden Johann Zarco in zijn laatste race op de Prima Pramac-Ducati en vooral Qatar-winnaar Fabio Di Giannantonio de druk op. Bagnaia brak niet en bezegelde zijn derde wereldtitel – in 2018 was hij de beste in de Moto2 – met een overwinning.
Di Giannantonio, tiende na de eerste ronde, en Zarco volgden binnen 0,36 seconden. Ruim na de afsluiting van de laatste race kreeg Di Giannantonio vanwege een tweede overtreding van de minimale bandenspanning drie seconden. Het verlies van een podium – eerder werd de Italiaan derde in Australië en won hij in Qatar – was zuur, omdat in de laatste zes GP-weekenden alleen Bagnaia en Martin beter scoorden dan hij, de uiteindelijke nummer 12 in de eindstand. De pijnlijke sanctie promoveerde Zarco naar de tweede plaats, terwijl Binder alsnog in de top 3 werd geklasseerd. In de WK-stand werd Zarco vijfde, voor het Aprilia-duo Aleix Espargaro en Maverick Viñales. Binder werd vierde achter Marco Bezzecchi. De Mooney VR46 crashte na een botsing met Marc Marquez. Bezzecchi was begrijpelijk woedend op de Repsol Honda-rijder, terwijl die ‘geen woord’ vuil wilde maken ‘aan die kerel’.
Bagnaia deed zijn verhaal als een zeer blije wereldkampioen. “Gelukkiger dan nu ben ik nooit geweest”, glunderde hij. Zijn doel om de titel veilig te stellen met een overwinning had hij bovendien ook gerealiseerd. De dalende temperaturen en zorgen om de harde voorband hadden hem in de slotfase bezig gehouden. Maar na zijn achttiende MotoGP-zege kon Bagnaia opgelucht ademhalen. De twee MotoGP-wereldtitels met elkaar vergelijken was moeilijk, meende de VR46 Academy-rijder, wel was er een duidelijk verschil tussen de strijd die hij vorig jaar uitvocht met Yamaha’s Fabio Quartararo en Jorge Martin, op een identieke GP23 als Bagnaia. “Vorig jaar begon Fabio heel goed, maar toen ik begon te winnen, raakte hij in de problemen. Hij was heel snel, maar zijn machine stelde hem niet in staat om tegen me te vechten”, keek Bagnaia terug op 2022 toen hij een achterstand van 91 punten goedmaakte op Quartararo. Dit jaar voerde hij na de Sprint-race in Barcelona het klassement aan met een voorsprong van 66 punten. Maar vier Sprints en GP’s later stond hij in Indonesië op zaterdag plotseling drie punten in de min ten opzichte van Martin. Omdat die een dag later ten val kwam, heroverde Bagnaia de leiding. En hoewel de buffer van achttien punten ook nog slonk tot zeven punten, hield de titelverdediger stand, om uiteindelijk met 39 punten verschil tot de beste van 2023 te worden gehuldigd. “Na Barcelona groeide Jorge’s zelfvertrouwen. Hij pakte punten terug en was moeilijk te stoppen. Toen crashte ik ook nog in India en dat hielp hem zeker. Maar het was dit jaar moeilijker, eerlijk gezegd. Het delen van data (met de andere zeven Ducati-rijders; red.) is mooi, maar kan soms ook heel stressvol zijn. Hij kon mijn data inzien en ik de zijne. We werden er allebei beter van.” In Austin, de derde race van het seizoen, crashte Bagnaia voor de tweede wedstrijd op rij. Te veel vertrouwen in de machine was daar een reden van geweest, gaf hij destijds aan. Bij Martin zag hij een parallel. “Ik voelde me onverslaanbaar, maar ik raakte de voorkant kwijt zonder dat ik snapte waarom. Dat overkwam Martin in Indonesië.
Hij had zóveel zelfvertrouwen en reed drie seconden weg. Zonder te weten waarom, viel hij. Ik heb inmiddels begrepen dat het soms beter is om kalm te blijven en om eerst te begrijpen hoe de banden zich houden en om dan pas te pushen.”
Toch had Bagnaia ook dit jaar een dip gehad na zijn zware crash na de start van de Grand Prix van Catalonië, waarna hij door Brad Binder werd overreden. “Daarna begon ik te worstelen met mijn snelheid, vooral in de kwalificatie en in de Sprint (zijn vier Sprint-zeges behaalde Bagnaia in de eerste tien raceweekends; red.). Ik was niet meer zo snel als ik was geweest en daar moeten we voor volgend jaar aan werken. De laatste races heb ik weer een stap kunnen maken.”
Bagnaia besloot dit jaar als titelverdediger met het nummer 1 te gaan rijden. Dat nummer bracht een verplichting met zich mee, vond hij. “Ik had niet blij kunnen zijn met een tweede plaats. Met het nummer 1 moet je bewijzen dat je ook de nummer 1 bent. Ik denk dat we dat perfect hebben gedaan. Vooral in het tweede deel van het seizoen, omdat we toen vaak van de Sprint op zaterdag naar de GP op zondag nog extra snelheid vonden. Vorig jaar hadden we reden om trots te zijn, maar dit jaar, met de nummer 1-plaat, met de vele fouten en met pech, wonnen we toch de titel. Dus daar moeten we ook erg trots op zijn.”
Voor Cristian Gabbarini betekende de titel van Bagnaia zijn derde MotoGP-wereldtitel als crewchief. De Italiaan was de steun en toeverlaat van Casey Stoner toen die in 2007 geschiedenis schreef met Ducati’s eerste wereldtitel en hij begeleidt Bagnaia sinds die in 2019 debuteerde in de MotoGP in het Pramac Ducati Team. Twee jaar later verhuisde hij met Bagnaia naar het Ducati-fabrieksteam. “Op menselijk vlak merkte ik meteen dat Pecco een hele goeie jongen was. Heel rustig, heel beleefd ook”, vertelde Gabbarini over hun eerste kennismaking. “Technisch gezien was hij heel snel met nieuwe banden en dat was mooi voor de kwalificaties. Maar met gebruikte banden had hij het moeilijk, daar moest hij veel leren. Ik was onder de indruk en verrast – en dat ben ik nog steeds – hoe hij zijn rijstijl aan kan passen aan de omstandigheden. Toen hij in Pramac Ducati binnen kwam, was hij geen goede late remmer. Nu is hij erg sterk met het remmen en is hij snel met gebruikte banden. Dat is niet iets wat heel gewoon is of wat je van elke rijder kunt verwachten. Maar hij heeft een paar dingen aangepast in zijn rijstijl die heel belangrijk waren.”
Volgens de ervaren Gabbarini, die in 2002 als data-engineer bij LCR Honda zijn entree in de GP’s maakte, durft Bagnaia na enig nadenken terug te komen op een eerder ‘nee’ als het gaat om tactiek en settings. “Toen Pecco overstapte naar het fabrieksteam, heeft hij een hele grote stap gezet. Hij groeit nog steeds. Soms doet hij iets wat we niet verwacht hadden en dat verrast hij ons toch, terwijl we denken te weten wat zijn niveau is. Maar een volgende wedstrijd doet hij dan toch weer iets wat je niet aan zag komen en waarmee hij bewijst dat hij nog steeds leert.”
Een perfect voorbeeld van die ontwikkeling was volgens Gabbarini de Grand Prix van Spanje in mei. “Daar hadden we het het hele weekend moeilijk. Maar uiteindelijk zette hij het laatste stapje zelfs tijdens de wedstrijd. Hij had iets tijdens die wedstrijd geleerd wat hij om wist te zetten. In die race moest hij een plek terug na een inhaalactie op Jack (Miller: red.), hoewel dat volgens mij weinig voorstelde. Maar hij passeerde Jack weer, wist waar en wanneer hij Brad (Binder) moest aanvallen en deed dat ook. Voor mij was dat een perfecte race, een meesterwerk. Oostenrijk was ook heel sterk (Bagnaia won er met ruim vijf seconden voorsprong, zijn grootste marge in achttien MotoGP-zeges; red.), maar daar weten we dat de Ducati snel is en daar verwachtten we het ook eerder.” Gabbarini vormde eerder met Stoner, maar ook met Jorge Lorenzo een sterk duo. Met landgenoot Bagnaia voelt hij een bijzondere band. “Het ideale koppel ben je wanneer beide mensen elkaar perfect begrijpen. Met Pecco is dat nu ook zo voor mij.”