GP Wegrace Valencia, Spanje
“Als het mogelijk is om te beschrijven hoe gelukkig een man kan zijn, denk ik dat ik op het maximale niveau zit.” Zo omschreef Pecco Bagnaia zijn gemoedstoestand na zijn negende plaats in de Grand Prix van Valencia – een negende plaats die ruim voldoende was voor Ducati’s eerste MotoGP-wereldtitel in vijftien jaar. De 25-jarige Bagnaia werd niet alleen de eerste Italiaanse MotoGP-wereldkampioen sinds zijn mentor Valentino Rossi in 2009 de titel veroverde, vijftig jaar nadat Giacomo Agostini op een MV Agusta de 500 cc-wereldtitel claimde, is er weer een terechte Italiaanse kampioen op een machine ‘Made in Italy’.
Schoorvoetend gaf Pecco Bagnaia het op zaterdag toe. Op een circuit waar hij vorig jaar vanaf een tweede startplaats naar vierde seizoenszege reed, had de Ducati-coureur het niet makkelijk met zijn zenuwen. Hij was tenslotte ook maar een mens, zei hij, en Italiaan bovendien. Toch had Fabio Quartararo meer dan een klein mirakel nodig om zijn titel te prolongeren. Dat mirakel bleef uit en de overwinning die hij nodig had, bleef ver buiten bereik. Terwijl Alex Rins op de Suzuki vanaf de vijfde plek op de grid direct naar de leiding doorstootte, schuwden Bagnaia en Quartararo de fysieke strijd niet. Bij een botsing in de tweede ronde ging de nog regerende kampioen bijna onderuit en verloor Bagnaia een rechter winglet. “Daarna werd mijn race een nachtmerrie”, vertelde Bagnaia na afloop. Maar hoeveel zwaarder zijn wedstrijd ook werd, omdat Quartararo door een tegenstribbelende voorband strandde op een vierde plaats, hoefde verliezende Bagnaia niets te vrezen.
Dat Alex Rins bij het spijtige Suzuki-afscheid de van de zevende plaats opstomende Brad Binder en polesitter Jorge Martin in de slotfase op indrukwekkende wijze voorbleef, had alle kenmerken van een bitterzoet sprookje. Alles draaide echter om Bagnaia, die nét voor VR46 Academy-makker Franco Morbidelli als negende werd afgevlagd. De Ducati-coureur draaide een bizar seizoen met een ongekende comeback op wonderbaarlijke wijze om. Na zijn vierde valpartij van het jaar in Duitsland keek altijd ingetogen Bagnaia tegen een achterstand van 91 punten aan. Met vier opeenvolgende overwinningen en nog eens drie podiums dichtte hij niet alleen het gat naar de steeds vaker worstelende klassementsleider Quartararo, toen die in Australië in zijn haast om een fout goed te maken onderuit ging, prijkte Bagnaia’s naam plotseling bovenaan in de tussenstand. Met een zwaarbevochten zevende zege van het jaar in Sepang stond de coureur die eerder in het seizoen was bekritiseerd na pijnlijke struikelpartijen op de drempel van een historische prestatie.
Bagnaia won niet één keer met een grotere marge dan 0,635 seconde. Hij leidde in tien van de twintig races, voerde veruit de meeste ronden het veld aan (189 tegen 76 voor Quartararo) en tekende met tien podiums ook voor de meeste top 3’s. Dat hij door zijn vijf DNF’s – uniek voor een wereldkampioen – met een puntengemiddelde van 13,25 per race zelfs nog achterbleef bij de 13,57 waarmee hij vorig jaar runner-up was, was niet meer dan curieus.
Teamgenoot Jack Miller, en Marc Marquez, die beiden uit de race crashten, waren vol lof over de 2022-wereldkampioen. “De manier waarop hij in Maleisië omging met de druk (van Enea Bastianini, red.) als je vecht voor de wereldtitel, dat is niet eenvoudig. Hij nam een risico en werd er voor beloond. Dus ja, hij had het niveau van een wereldkampioen”, meende Marquez. Miller, die in duct tape gewikkeld en met handboeien door het Ducati-team werd afgeleverd bij zijn nieuwe werkgever KTM, was complimenteus over de man die in 2019 al zijn teamgenoot werd bij Pramac Ducati. “Als ik wist wat het verschil was tussen hoe hij zich voorbereidt op een race en ik, dan deed ik het ook! Hij rijdt gewoon beter dan ik”, deed de Australiër niet moeilijk. “Ik zou willen waarom en hoe. Bij Pramac deed hij een paar mooie dingen, maar om daar dan zoveel overwinningen op te laten volgen (elf, red.) in twee seizoenen, dat is echt een gigantische verbetering.”
Bagnaia zette de kroon op het werk van Ducati Corse-baas Gigi Dall’Igna, die in 2013 in Bologna aan de slag ging. Na constructeurstitels in 2020 en 2021, volgde dit jaar nog een fabrikantenkampioenschap, de teamtitel én de felbegeerde individuele hoofdprijs. Dat Bagnaia sinds zijn entree in de koningklasse wordt bijgestaan door Cristian Gabarrini, de crewchief die Casey Stoner in 2007 namens Ducati naar de wereldtitel loodste, was een grote hulp. Op zijn ‘slechtste dag van het seizoen’ was Bagnaia dolblij. Op het voorlopige hoogtepunt van zijn carrière keek hij ook terug naar het dieptepunt van 2022 – de crash in de tweede ronde van de Duitse Grand Prix.
“Ik was een half uurtje, een uurtje na de val het vertrouwen kwijt”, vertelde hij. “Toen dacht ik ‘er is nog een kansje’. We hebben ons afgevraagd waarom ik zoveel crashte en zoveel fouten maakte. Net als op Le Mans was ik (in Duitsland) heel competitief, maar ik crashte weer en daarna erkende ik dat ik snel was, maar ups en downs had en geen constante prestaties. Om dat te accepteren was niet makkelijk, maar toen ik erkende dat ik een probleem had, ben ik er aan gaan werken om mezelf te verbeteren. Ook dankzij de mensen om me heen. Ik denk dat we deze titel hebben verdiend.”
Terugkerend in de pits zag Bagnaia ‘veel huilende mensen’. “Ik moest ook huilen. Het was een verbazingwekkende overwinning. Ik voelde het gewicht op mijn schouders, de verplichting om Ducati en Italië iets terug te geven. Dat was niet makkelijk. Maar op zaterdag sprak ik met Vale (Rossi) en hij zei ‘je moet trots zijn dat je deze mogelijkheid hebt. Niet iedereen kan dat zeggen. Natuurlijk voel je angst en druk, maar wees blij dat je dat voelt. Probeer er van te genieten’. Dat heb ik geprobeerd. Vandaag lukte dat niet, maar ik ben vandaag erg blij, mét onze mentor, onze leider.”
Bagnaia vertelde over zijn jeugd waarin hij verrukt was over de twee ronde achterlichtjes van zijn vaders Aprilia RSV, het geluid van de droge koppeling van zijn ooms Ducati 996, zijn eerste oude gebruikte pocketbike ‘met 19, het nummer van Alvaro Bautista’ en de ergernis bij zijn opa en oma als hij met een crossertje kneedowns oefende en hun tuin omploegde. Daarnaast noemde hij ook de invloed die Rossi op hem had gehad, als kleine knaap en nu als coureur. “Al die tijd juichten we voor Valentino als hij op tv was. Ik huilde toen hij (in Valencia) in 2006 niet de wereldtitel pakte en ik was zo blij als hij won, en ik had er zo’n vertrouwen in toen hij naar Ducati kwam. Helaas werkte het niet.” De mogelijkheden die Rossi’s VR46 Academy Bagnaia hadden geboden waren van groot belang geweest. “Op de ranch pushen we elkaar om beter te worden. Franky Morbidelli’s tweede plaats in het MotoGP-kampioenschap (in 2020, red.) was een motivatie voor mij en dat maakte mij beter. Het samen rijden op de ranch heeft daar ook erg bij geholpen. Omdat een overwinning daar heel belangrijk is. Hoewel ik daar trouwens nog nooit gewonnen heb.”
Bagnaia werd door Ducati al onder contract genomen voordat hij in 2018 het Moto2-wereldkampioenschap op zijn naam schreef. Maar waar Fabio Quartararo in 2019 onverwacht op een Petronas Yamaha als ‘Rookie of the Year’ verpletterend debuteerde met zeven podiums, zes poles en een vijfde plaats in de eindstand, bleef de Moto2-wereldkampioen ver achter bij de verwachtingen in zijn eerste jaar in het Pramac Ducati Team. “Die eerste twee jaren waren absoluut heel zwaar. In 2019 begon ik aan de eerste testen na het sprookje van het Moto2-wereldkampioenschap. Ik was direct heel snel. Maar vanaf het begin van het seizoen was ik niet meer snel, niet meer competitief en crashte ik heel veel. Ik had vier, vijf races op rij zonder punten en met crashes. Ik was heel boos op mezelf, helemaal gefrustreerd, gedemoraliseerd. We hebben toen intern bij Ducati een belangrijke vergadering gehad om te begrijpen waarom ik zo langzaam was en langzamerhand zagen we verbetering. En in de laatste races – afgezien van Valencia waar ik (bij de uitgang van de pitlane, red.) probeerde om een frontflip te doen, die niet lukte…. – groeide ik.
2020 was een jaar om te vergeten (door Corona, red.) maar ik behaalde wel mijn eerste podium. Daarnaast brak ik ook nog mijn onderbeen en daardoor was het erg moeilijk om te trainen. Ik was fysiek niet sterk genoeg, ik was bang om te crashen en ik had geen vertrouwen met koude banden. In 2021 begon ik te begrijpen dat ik wel degelijk races kon winnen. Fabio won na een geweldig seizoen de titel, maar ik probeerde wel om terug te komen. Dat ik tweede werd, was al geweldig.”
Vanwege zijn sterke seizoenslot in 2021 begon Bagnaia dit seizoen voor velen als de favoriet voor de titel. De nieuwe GP22 bleek echter niet de verwachte stap voorwaarts en pas in Jerez, de zesde race van het jaar, scoorde hij met een soort hybride GP21-22 een eerste overwinning. Maar ook verbaasde Bagnaia met soms onbegrijpelijke valpartijen. Het noopte hem tot een blik in de spiegel. “Ik hou er van als mensen die me na staan, zeggen wat ze van me vinden en zeggen wat ik fout doe. Ik ben een beetje een moeilijke jongen: eerst zeg ik dan ‘dat is niet zo’, maar daarna ga ik nadenken en verander ik mijn ‘mindset’. Dan probeer ik mezelf te verbeteren en te luisteren naar het advies. Zonder fouten kun je niet groeien, het is onderdeel van je leven.”
Na zijn derde plaats in Thailand begon Bagnaia te geloven in de wereldtitel, die vier maanden eerder nog een utopie leek. Na die dramatische val op de Sachsenring verzuchtte hij vertwijfeld dat de daar winnende Quartararo een completere rijder was. In Valencia kwam hij terug op die opmerkelijke uitspraak, die de bescheiden Bagnaia kenmerkt. “Fabio is nooit zijn ambitie om te winnen kwijtgeraakt. Onze fiets was sneller, maar hij bleef er voor vechten. Daarom geloof ik nog steeds dat hij een completere rijder is. Maar ik ben gegroeid als coureur en als mens. Ik begrijp beter een situatie inschatten en hoe we werken in de box. Ik ben op de goede weg.”