GP Wegrace Le Mans, Frankrijk
Enea Bastianini heeft een bijnaam die niet bij hem past. Met zijn vloeiende en weinig spectaculaire maar uiterst effectieve rijstijl doet de 24-jarige Italiaan in niets denken aan een ‘Beast’. Maar drie maal in zeven races heeft de Gresini Racing-coureur blijk gegeven van een koele killer, die een aangeboren talent bezit om op het juiste moment toe te slaan. Ook in Le Mans. Na drie valpartijen en een vervaarlijk rokend blok in de trainingen klopte op de wedstrijddag alles. Jack Miller en Aleix Espargaro flankeerden hem op het podium, thuisheld Fabio Quartararo baalde als vierde man.
Enea Bastianini heeft op zijn één jaar oude Gresini Racing Ducati inmiddels net zo veel wedstrijden gewonnen als Fabio Quartararo, Aleix Espargaro en Pecco Bagnaia samen. Net als bij zijn vorige zege startend vanaf de vijfde plaats wachtte Bastianini geduldig zijn kans af om de leider Pecco Bagnaia te passeren, negen ronden nadat hij ook Jack Miller achter zich had gelaten. Op de eerste aanval had Bagnaia nog een antwoord, de tweede poging slaagde. Direct daarna crashte de Ducati-fabrieksrijder. Zeven ronden voor het einde van de Grand Prix van Frankrijk was de winnaar bekend. In zijn Moto2-kampioensjaar had Bastianini ook genoeg aan drie overwinningen, races die hij vanaf de eerste doorkomst tot de finish leidde – dit jaar voerde hij in drie races slechts 17 ronden het veld aan; minder dan Fabio Quartararo, Pecco Bagnaia en Miguel Oliveira in de ene race die zij wonnen. Bastianini’s analyse van de race – de derde opeenvolgende Ducati-overwinning in Le Mans – was feitelijk en simpel. Het eerste deel van de race had hij zijn concurrenten bestudeerd. “Het was moeilijk om Pecco te passeren, want hij remde heel laat. Maar in het eerste deel van het circuit was ik sneller en in de eerste chicane haalde ik hem in en ik won”, grijnsde Bastianini. Met een derde overwinning op zak en een achterstand van slechts acht punten op klassementsleider Quartararo en daarbij ook nog eens de vijfde racecrash van Jorge Martin (kampend met een gevoelloze hand) restte natuurlijk de vraag waar Bastianini volgend jaar onderdak zou krijgen. Manager Carlo Pernat zei alleen maar dat het een GP23 zou zijn, ‘bij voorkeur natuurlijk in het fabrieksteam’. Bastianini beschreef zijn eigen actuele situatie. “In onze box loopt het geweldig. Ik heb geen druk, want zit niet in een fabrieksteam. Op dit moment is dat de beste situatie.”
Toch diende Bastianini op verkapte wijze een sollicitatie in. “Ik ben niet de baas bij Ducati, maar ik geloof dat ik er momenteel beter voor sta dan de andere Ducati-rijders. Pecco heeft gezegd dat hij graag zou zien dat Jack blijft, niet? Ik weet niet of Ducati naar hem wil luisteren. Misschien weet hij wat ik kan. Of Martin. Maar ook als ik met een fabriekspakket bij Gresini kan blijven, ben ik snel. De machine waar ik nu op zit, schuurt tegen de officiële fabrieksmachines aan. Gigi (Dall’Igna, de Ducati Corse-baas, red) en andere mensen bij Ducati hebben me in de best mogelijke situatie gebracht en Gigi is blij als ik win. Dat is het belangrijkste.”
Miller mag dan mogelijk zijn plek verliezen binnen het Ducati-fabrieksteam, het weerhield de Australiër er niet van om vanaf zijn tweede startplaats een uitstekende race te rijden en om na afloop de winnaar te complimenteren. “Deze baas heeft dat nou meer dan twee keer gedaan”, aldus Miller na zijn tweede podium van het seizoen. “Hij is altijd sterk aan het eind van de race, hij heeft goede drive en hij is zuinig op zijn banden. Hij reed een perfecte race.”
Na Aleix Espargaro’s derde derde plaats op rij voert Aprilia het teamkampioenschap aan. Tot vorig jaar was dat ondenkbaar, maar weer was Espargaro het hele weekend ijzersterk. Ondanks een nieuwe carbon koppeling was Espargaro’s start vanaf de eerste rij andermaal niet groots, en de Spanjaard was realist genoeg om toe te geven dat een podium zonder Bagnaia’s crash niet haalbaar was geweest. “Elke keer als ik bij Jack in de buurt kwam, zag ik op mijn dashboard dat de temperatuur van de voorband door het dak ging”, had Espargaro gemerkt. Toen hij op de schermen langs de baan publiekslieveling Fabio Quartararo zag naderen, werd Espargaro nog eens gedwongen om de grens op te zoeken. “Gedurende het weekend had ik hem op video bestudeerd en ik had gezien dat hij mid-corner beter was dan de rest. In de laatste tien ronden mocht ik geen fouten maken. Het was vandaag moeilijk, maar ik ben erg blij.”
Quartararo was dan niet. De Franse favoriet had in de vrije trainingen een geweldig ritme gedemonstreerd, maar na twee poles op rij in Le Mans restte hem nu slechts een vierde startplaats. In de openingsronde werd Quartararo rondgebokst, waarna hij vanaf een achtste plaats naar voren moest zien te komen. Door de valpartijen van Bagnaia en de Suzuki-coureurs Alex Rins en Joan Mir kreeg de Yamaha-rijder plekken cadeau. Quartararo’s enige inhaalactie was ten opzichte van Marc Marquez. Tevreden over zijn race en het resultaat was Quartararo allerminst. “We kunnen niet inhalen. Zo gauw als je een fout maakt bij de start, is je race naar de knoppen”, mopperde Quartararo. “Als je vijf, zes, zeven, acht meter verliest op het rechte stuk, en je hebt jongens voor je die op het podium hebben gestaan, wedstrijden hebben gewonnen…. Ik kan niet 10 kilometer harder de eerste bocht in duiken. Op dit circuit draait het vooral om acceleratie en hard remmen, daarom kan ik niet inhalen. In de trainingen waren we supersnel. De vierde plaats geeft niet mijn echte snelheid aan. Ik ben niet boos, want ik ben inmiddels gewend geraakt aan die situatie.” Als favoriet voor de wereldtitel beschouwde Quartararo zich dan ook niet. “Zeker niet. Het enige wat ik kan doen is geen fouten maken. Hier was ik de snelste, maar maak een foutje en je kans is verkeken. Ik weet niet wat ik kan doen, want ik zit volledig op de grens.”
Jack Miller leidde de race drie ronden en maakte vervolgens plaats voor polesitter Bagnaia. “Ik had hem kunnen blokken, maar ik wilde hem niet in de weg zitten. Ik dacht dat we samen weg konden rijden, maar na een paar snelle rondjes, begon hij problemen te krijgen met de rechterkant van de band.” Bagnaia zelf vroeg zich vertwijfeld af hoe de race zo teleurstellend was geëindigd. De medium voorband was volgens de Italiaan niet de reden; Miller koos voor de zachte optie, maar winnaar Bastianini ging mee in Bagnaia’s keuze. De Jerez-winnaar had zich ingesteld op een duel met Quartararo, maar was niet verrast door de competitieve Bastianini. “Toen Enea me voorbij kwam, probeerde ik dezelfde tactiek als vorig jaar met Marc (Marquez) in Aragon: zo snel mogelijk terugslaan”, legde Bagnaia uit. “Maar ik maakte een foutje. Het was niet m’n bedoeling om dat meteen goed te maken en toen ik bij de laatste bocht aan kwam, ging ik er minder hard in dan eerder en ik viel. Vreemd. Ik heb twintig of 25 punten laten liggen. Daarom ben ik boos. Met dit soort fouten word ik geen kampioen. Misschien is het tijd om volwassener op te treden.”
Met een zevende plaats achter Johann Zarco in een ‘solide race zonder crazy dingen’ had een niet geheel fitte Marc Marquez hij aan zijn bescheiden doelstelling voldaan, startend vanaf de tiende plek. “Het had een negende plaats moeten zijn, maar er crashten jongens voor me. En Zarco was sneller dan ik was.” Marquez benadrukte nog eens ‘niet goed’ te rijden, terwijl hij bovendien vergeefs zocht naar grip en daarna acceleratie. “Een jaar of drie geleden zou het onmogelijk voor me zijn geweest om als vierde, vijfde of zesde te finishen. Dan zou ik hebben gepusht en zijn gecrasht. Vandaag voelde ik me niet goed en de kans om te crashen was heel groot. We zitten er verder achter, te ver om dat risico te nemen. Dat is makkelijker te accepteren.”
Net als veel andere rijders sprak Marquez zijn zorg uit over het gebrek aan inhaalacties en de oorzaken daar van. “Je moet tegenwoordig heel agressief inhalen. Door de holeshot devices, de wings en zo. Ik heb in de safety Commission al gezegd dat we die kant op gaan. De rondetijden zijn wel beter (de race was vijftien seconden sneller dan Marquez’ racerecord uit 2018, red.), maar het interesseert de mensen niet of je wat langzamer bent: zij willen inhaalacties zien. Fabio was vandaag heel snel, maar hij zat opgesloten achter Aleix, die in Jerez vast zat achter Miller. Als de rijder vóór je geen fout maakt, is het bijna onmogelijk om te passeren.”
De slechts als zestiende gefinishte Andrea Dovizioso onderschreef Marquez’ analyse en schilderde de situatie waarin de rijders en het kampioenschap zich bevinden. “Het is simpel om te begrijpen”, meende de veteraan. “Zo ongeveer iedereen is bij het remmen de voorkant kwijt. Als je al op de grens zit en je voorkant voelt glijden, ga je niet nog eens twee meter later remmen. Dus als je uit de slipstream komt en de downforce door de winglets voelt, krijg je niet de kans om te remmen op je limiet: je moet daardoor juist eerder remmen. Dat maakt het moeilijk. Als je sneller een hoek uit komt, of als je halverwege het rechte stuk kunt inhalen, zit je beter. De downforce maakt het lastig.”
Of in een kampioenschap met uniforme banden en elektronica en ‘bevroren’ motorontwikkeling gedurende het seizoen, de ontwikkeling van niet motorgerelateerde zaken een halt toe te roepen, ligt er volgens Dovizioso aan welke kant het kampioenschap op wil. “Wil je sneller zijn en preciezer moeten rijden, dan is dit de weg. Wil je dat niet, dan moet je de regels aanpassen. Kies je voor sportiviteit of entertainment, dat moet het kampioenschap belissen. Elke rijder vraagt om andere dingen, afhankelijk van je machine. Maar de beschreven problemen gelden voor iedereen.”