GP Wegrace Barcelona, Catalonië
Voor de zevende keer sinds 2006 werd pas in de laatste race de MotoGP-wereldkampioen bekend. Op zaterdag reed Pecco Bagnaia vanaf pole naar zijn zevende Sprint-overwinning. Omdat teamgenoot Enea Bastianini tweede man Jorge Martin in de laatste ronde nog passeerde, verkleinde Bagnaia zijn achterstand van 25 naar negentien punten. Maar terwijl Bagnaia op zondag zijn elfde seizoenszege bijschreef, had Martin achter Marc Marquez ruim genoeg aan zijn derde plaats om als rijder van een satellietteam de wereldtitel te behalen. Een dubbel afscheid met feest.
Twee uitersten. Dat zijn de twee rijders die in 2023 en ook in 2024 de titelstrijd in de MotoGP bepaalden. Titelverdediger Pecco Bagnaia ademt immer een innerlijke rust uit, Jorge Martin straalt een explosiviteit uit. Zelfs in hun verschijning verschillen de twee: de slanke Bagnaia oogt niet als een man die een 157 kilo zware en 300 pk sterke machine onder controle kan houden, de kleine geblokte Martin showt met regelmaat zijn indrukwekkende sixpack. Ondanks alle verschillen kunnen de twee het als voormalige teamgenoten in het Mahindra Moto3-team van Jorge Martinez goed met elkaar vinden. En hoewel er van de innige vriendschap van 2015 en 2016 geen sprake meer is, respecteren Bagnaia en Martin elkaar. Dat bleek weer na de finish van de laatste race van 2024. De meeste aandacht ging niet uit naar winnaar Bagnaia, maar naar de nieuwe wereldkampioen Jorge Martin. De man die na twee jaar zijn titel kwijtraakte, aanschouwde de festiviteiten met een glimlach. “Als ik dan de titel niet kan winnen… ik ben blij voor hem en hij verdient het”, toonde Bagnaia zich een gentleman. “Ik ken dat mooie gevoel als je het doel bereikt waar je zo hard voor hebt gewerkt. Het is de beste emotie die je kunt hebben.”
Jorge Martin was het er mee eens.
De allesbeslissende finale in een zonnig Barcelona bracht niet het gehoopte vuurwerk om de wereldtitel. Terwijl Enea Bastianini zich opwond over de agressie die Martins goede vriend Aleix Espargaro in zijn 339e en – voorlopig – laatste Grand Prix liet zien, Pedro Acosta door remproblemen naar een tiende plaats terugzakte en Alex Marquez’ lange adem genoeg was om Espargaro uiteindelijk van de vierde plaats te verdringen, waren de eerste drie plekken al snel verdeeld. Voor de vijfde keer in 2024 leidde polesitter Bagnaia van de eerste tot en met de laatste ronde, maar groter dan een seconde was zijn voorsprong op tweede man Marquez pas in de laatste ronde. Martin liet in de laatste ronden de teugels enigszins vieren en kwam als derde en als wereldkampioen over de streep; een negende plaats was ook voldoende geweest. Zeven ronden voor het einde begon bij Martin het besef in te dalen dat hij de titel voor het grijpen had. Dat maakte het er niet eenvoudiger op. “Ik was zó gefocust”, vertelde hij zijn verhaal. “Maar die laatste zeven ronden waren moeilijk. M’n hele carrière trok aan me voorbij. Dat m’n vader hele weekends en ook door de week met me trainde, m’n moeder die altijd kookte toen ik met pocket bikes reed. M’n opa die hier niet meer is, maar van bovenaf meekijkt… Toen bedacht ik me wel ‘Jorge, je moet er bij blijven, je moet het karwei afmaken, het is pas klaar als je over de finish bent’. Toen ik over de finish kwam, kwamen de tranen, ook in de laatste ronde voelde ik ze al.”
Martin wilde vooral vieren met zijn team, familie en vrienden na ‘een lange reis’. “Vorig jaar had ik de kans op de titel, maar ik was er nog niet klaar voor. Dit was mijn jaar.” Vorig jaar was hij geobsedeerd geweest door het kampioenschap, dit jaar was de laatste race ‘alsof het training met een Supermoto was, maar nu met een MotoGP-machine’. “Ik ben zo blij dat ik van het moment heb kunnen genieten. Toen ik in 2018 wereldkampioen werd in de Moto3 was mijn eerste gedacht ‘en nu wil ik de titel in de Moto2′. Ik genoot niet van het moment, nu wel. Wat er nu in mijn carrière ook nog gaat komen, het maakt me niet uit. Natuurlijk ga ik proberen om de beste versie van mezelf te zijn, ik zal proberen te winnen met Aprilia, maar nu draait het om genieten.”
Martin maakte in 2021 zijn debuut in de MotoGP op een Pramac Ducati. De nu 26-jarige Martin claimde al bij zijn tweede GP de pole en finishte op het podium. Maar tijdens het volgende wedstrijdweekend in Portimao crashte de Spanjaard hard. Met negen botbreuken en een ernstig gedeukt zelfvertrouwen miste Martin vervolgens vier GP’s. Bij zijn zesde Grand Prix op de razendsnelle Red Bull Ring liet de spectaculair sturende rookie echter iedereen achter zich. “In 2021 werd ik nog gezien als de ster van de toekomst, maar 2022 was heel moeilijk, door een blok dat me totaal niet beviel. Ducati stond onder druk om een keus te maken (tussen Enea Bastianini en Martin, red.) en op het laatste moment veranderden ze hun keus. Maar het is niet zo dat ik daarna hun ongelijk heb willen bewijzen. Ik wilde het voor mezelf en voor het team. Dankzij die beslissing heb ik de titel gewonnen met Pramac. Zij verdienen het..”
Na zijn tweede plaats van 2023 sloegen twijfel en onzekerheid in de eerste maand van het nieuwe jaar. “Dit jaar in januari had ik het mentaal moeilijk. Vorig seizoen was geweldig, ik was happy met m’n tweede plaats. Maar in januari werd ik bang, bang dat ik nooit MotoGP-wereldkampioen zou worden. Toen ben ik met m’n coach aan het werk gegaan en heb ik me gefocust op de hoop om de winnen in plaats van de angst om te verliezen. Als ik zou verliezen, zou ik er niet aan dood gaan en zou het niet het eind van de wereld zijn. Die hoop was heel belangrijk voor mij, naar m’n familie toe, naar het team en naar m’n naasten.”
Ook dit jaar leek Martin op weg naar het Ducati-fabrieksteam, maar in Mugello werd duidelijk dat de leiding koos voor Marc Marquez. Martin besloot direct te tekenen voor Aprilia en niet veel later maakte Pramac-baas Paolo Campinoti bekend dat er een einde zou komen aan de samenwerking met Ducati die al in 2005 was begonnen. Ook voor Campinoti, die eerder Bagnaia, Jack Miller, Danilo Petrucci en Andrea Iannone klaarstoomde voor het fabrieksteam, was de unieke titel als eigenaar van een satellietteam een hoogtepunt. Martin werd de eerste Red Bull Rookies-kampioen – hij won de competitie in 2014 – die ook de MotoGP-wereldtitel op zijn cv bij kon schrijven. Martin deed dat met drie GP-overwinningen, zestien podiums in de twintig zondagse wedstrijden en zeven Sprint-zeges. Terwijl Bagnaia de meeste punten scoorde in de GP’s – 370 tegen 337 voor Martin – waren Martins in de Sprints gescoorde 171 punten – tegen 128 voor Bagnaia doorslaggevend. Na de Grand Prix van Aragon greep Martin definitief de leiding in het WK. “Voor mij maakt deze titel de cirkel van een perfecte carrière rond”, vond Martin. “Ik zou morgen naar huis kunnen gaan, stoppen en de gelukkigste man op aarde zijn. Maar ik ben ook nog heel gemotiveerd voor de toekomst. Ik ben nog jong, ik heb nog acht tot tien jaar. Ik weet nu hoe het is om een titel te winnen, dus in de toekomst ben ik beter voorbereid.”
Voor Bagnaia waren de harde cijfers zuur. Niet alleen won hij met een totaal van elf GP’s meer races dan ooit eerder in zijn carrière, scoorde hij ondanks de vele uitvalbeurten meer punten dan in zijn laatste kampioensjaar, leidde hij verreweg de meeste ronden (235 in veertien GP’s), maar Bagnaia kroonde zichzelf ook tot de Ducati-coureur met de meeste overwinningen, poles en podiums. In twaalf van de twintig GP’s finishte Bagnaia hoger dan wereldkampioen Martin. Dertien maal stonden de twee samen op het podium, negen maal stond Bagnaia minimaal een trede hoger. Toch voerde de Italiaan maar na drie weekends de tussenstand aan – na de openingsrace in Qatar, na Duitsland en na Oostenrijk – en nooit was zijn voorsprong groter dan tien punten. “Ik zal het in de komende tijd wel gaan accepteren, maar na de crash in Maleisië (in de Sprint, red.) realiseerde ik mezelf wel dat het heel moeilijk zou gaan worden. Ik heb geprobeerd om alles te geven, maar Jorge heeft het gewoon beter gedaan. Hij was constanter dan ik”, aldus de onttroonde wereldkampioen. “Je kunt je maar moeilijk voorstellen dat je wereldkampioen wordt met acht nullen. Ondanks dat hebben we meer punten dan vorig jaar en denk ik dat we goed werk hebben gedaan. We hebben races gedomineerd, als je kijkt naar het aantal overwinningen. Maar het was niet genoeg.”
Met de ‘acht nullen’ liet Bagnaia uiteindelijk 75 punten liggen, 43 in de GP’s en 32 in de Sprints – Sprints, die volgens Bagnaia ook sinds hun introductie in 2023 de mentale belasting hadden vergroot. Negen keer crashte Bagnaia in 2024, zeven valpartijen maakte hij in de races mee. Het contrast: Martin noteerde vijftien schuivers, drie daarvan in wedstrijden; een ‘kostenpost’ van 57 punten. “Ik moet leren bepaalde situaties beter te begrijpen”, keek Bagnaia vooruit. “In Portimao met Marc, in Jerez met Brad (Binder) en in Aragon met Alex Marquez. Ik werd er door iemand anders afgereden, maar ik had die situaties misschien kunnen voorkomen. Die met Marc… Hij was sneller, maar misschien had ik even moeten wachten om zijn lijn te kruisen. Dat zeg ik nu, maar als ik in de wedstrijd zit, wil ik zo snel mogelijk terugkomen. Misschien is het iets om voor volgend jaar te verbeteren. Met Alex… Ik was véél sneller, hij ging wijd en ik wilde niet wachten, hij raakte me en ik crashte. Ik moet daarvan leren. De andere momenten waren lastiger om te analyseren. Ik deed hetzelfde, ging langzamer de bocht in en toch crashte ik.”
Tien jaar geleden eindigde Gigi Dall’Igna’s eerste volledige seizoen (18 GP’s) als Ducati Corse-baas met Andrea Dovizioso als vijfde in het WK (met twee podiums) en Andrea Iannone op een Pramac Ducati als tiende. In 2024 werden de eerste vier plekken bezet door Ducati-vertegenwoordigers en Aprilia’s Maverick Viñales was in Amerika verantwoordelijk voor de enige niet-Ducati-zege. “De beslissende factor was Ducati”, benadrukte Jorge Martin dan ook nog eens. “Ook al wilden ze me niet voor volgend jaar, ze hebben me dit jaar alle middelen gegeven. Gigi heeft in me geloofd vanaf het moment dat ze me een contract aanboden toen ik nog Moto2 reed. Maar omstandigheden kunnen veranderen. Misschien was ik niet op het juiste moment op de juiste plek. Maar zo is het leven. Ik ben Claudio Domenicali (CEO van Ducati, red.) heel dankbaar. Ik denk dat niemand hier had gedacht dat Ducati me zou laten vechten, maar dat hebben ze wel gedaan.”