Er bovenop – weer rijden na een ongeval
Iedere motorrijder kent die momenten waarop het bijna fout afliep. Auto’s die je niet zien, olie op de weg, gladde putdeksels en foute inhaalmanoeuvres zijn stuk voor stuk ervaringen die je tot een betere motorrijder kunnen maken. Ook van ervaringen van anderen is veel op te pikken – zeker als het gaat om mensen bij wie het niet altijd goed ging. Wim Timmer, Rob Groentjes, Laura van Schagen en Frank Switser praten vrijuit over wat ze beter niet of wel hadden kunnen doen, over hoe ze met de schrik omgingen en over hoe hun ervaringen bijgedragen hebben aan hoe ze nu rijden. Want dat doen ze allemaal nog steeds, en nog altijd even enthousiast.
WIM TIMMER
Wim Timmer weet als geen ander wat vallen is: op zijn tiende crosste hij al op de brommers van zijn oudere broertjes, op straat ging het ook nog wel eens mis, en als wegracer stapte hij heel consequent twee keer per jaar onvrijwillig af. Van al die keren zal hij er eentje nooit vergeten – maar ook toen zwaaide hij al een paar maanden later zijn been weer over het zadel.
“Mijn broers vertelden me wel hoe het gas open moest, weet ik nog, op die crossbrommer. Maar hoe je moest remmen hadden ze er niet bij verteld. Natuurlijk gingen we in die tijd aan de lopende band onderuit. Dan raapte je die brommer op en ging je weer verder, zonder enig besef van de mogelijkheid dat het wel ’s fout zou kunnen aflopen. Dat kregen we gewoon niet mee. Toen ik een jaar of veertien was ging ik een keer flink over de kop, bij de oude spoordijk in Aalsmeer. Ik bleef even liggen. Lekker. Toen ik mijn ogen opendeed stonden er allemaal mensen om me heen. ‘Hij doet het nog’, zei iemand. ‘Ja, natuurlijk doe ik het nog’, zei ik. ‘Hoezo?’”
“Op de weg ben ik natuurlijk ook wel ’s onderuit gegaan. De eerste keer was toen ik net m’n rijbewijs had en dus eindelijk legaal mocht rijden. Biertje na het werk, en in de eerste bocht ging ik onderuit. Ging ik niet meteen naar huis, hoor. Eerst even langs Wegman Motoren voor een nieuwe spiegel en een knipperlichtje, en er dan pas thuis achter komen dat mijn hele ellenboog open lag.”
In de zes jaar racete, ging het maar een keer echt mis. “We reden op Assen. Er werd gevlagd omdat er een paar rijders op elkaar zaten, maar ik zag dat de man voor mij en ik er makkelijk langs konden. Draaide mijn voorganger op het laatste moment zijn gas dicht, dus ik ging vol in de remmen. Daardoor werd mijn ZXR400 gelanceerd. Ik schoof op mijn buik verder. Dat leek goed te gaan, maar die motor moest natuurlijk ook weer landen. Op mij, jammer genoeg. In het ziekenhuis bleek dat er zeven uitsteeksels van mijn lendenwervels gebroken waren. Ja, dat was wel even angstig, moet ik zeggen. Toch wilde ik maar een ding, en dat was zo snel mogelijk weer opstappen.” Drie maanden na die schuiver reed hij zijn eerste wedstrijd weer. Van de angst die hij gevoeld had, had hij geen last meer – behalve op het circuit van Assen. “Op geen enkel ander circuit reed ik er minder om, maar in Assen heb ik nooit meer zo gereden als daarvoor. Dat gold voor het hele circuit, en niet alleen op de plaats waar het mis ging.”
Tijdens zijn racecarrière reed Wim bewust zo weinig mogelijk op de weg. “Ik wist hoe het daar mis kon gaan. Die combinatie leek me niet zo geweldig. Ja, ik heb het wel gedaan, hoor. Nog net even die twee auto’s voorbij, zodat ik die rotonde voor mezelf had. Circuittrucs op de weg. Moet je niet doen. Ik schoof er dus halverwege af. Hele blok open, alle olie eruit.” Toch rijdt hij nog altijd flink door. “Als je veel circuitervaring hebt, neem je bochten gewoon makkelijker. Je weet hoe je die motor kan laten rollen.”
Gebruik de weg dus niet als circuit en ga niet over je grenzen heen. Nog meer tips? “Als je weet dat je onderuit gaat, laat dan je motor meteen los en laat je gaan. Als je kunt voorkomen dat je gaat rollen is dat mooi, maar probeer alsjeblieft niet met je armen of benen iets tegen te houden, want daar kunnen ze echt niet tegen. En zorg dat je weet wat je banden kunnen en bezuinig niet op dat rubber”, adviseert Wim, die behalve op zijn 165 pk sterke zijspan ook op de Suzuki Bandit van zijn vrouw rijdt. “Da’s natuurlijk helemaal geen sportieve fiets, maar er zitten wel sportieve banden onder. Ik wil helemaal geen band die lang meegaat. Ik wil banden die maximaal grip bieden. Ja, dan slijten ze sneller. En dus?”
LAURA VAN SCHAGEN
Nu Laura van Schagen niet meer fulltime motorrijles geeft, brengt ze jaarlijks ‘nog maar’ zo’n 45.000 kilometer op twee wielen door. Daarbij ging het op de weg slechts één keer mis, toen ze bij het afstappen haar jiffy vergat uit te zetten en voor een volle supermarkt haar GSA heel zachtjes moest neerleggen. In het zand was de klap groter – maar ook toen kon ze nauwelijks wachten tot ze weer mocht opstappen.
Zelfs de datum weet ze nog: 28 november 2010. Een KNMV-offroadrit bij Hengelo. Laura, tijdens haar opleiding tot instructeur besmet met het offroadvirus, vindt de hevige kou geen enkele belemmering om te gaan rijden, op haar bijna nieuwe KTM 450. “Tijdens het tweede rondje ging het mis. Op een bijna bevroren knippenpad ging ik – heel stom – van het gas af. Voorwiel naar beneden, mijn rechtervoet van z’n step af en daar ging ik. Ik lag nog maar net, met mijn ogen dicht, toen alles opeens van zwart naar wit verschoot. ‘Dat is niet goed’, dacht ik. Ik had last van mijn nek, maar dat er iemand per ongeluk op mijn gebroken enkel ging zitten, deed veel meer pijn. De eikel…”
Toch was die enkel niet het grootste probleem. De man die achter haar reed, had haar niet meer kunnen ontwijken. Hij raakte haar hoofd, waarbij ze haar bovenste nekwervel brak. ”Het mooie van die wervel is dat je niet verlamd kunt raken, als je ‘m breekt,” lacht ze. “Er zijn maar twee mogelijkheden: je bent er meteen geweest, of je overleeft. Ik had er zelfs geen pijn van, maar ik heb wel een hele tijd alleen maar op mijn rug mogen liggen. Dat slaapt niet lekker, en die nekbrace tegen mijn kin maakte eten ook geen feestje, dus ik was redelijk vel over been. Wat ik veel erger vond, was dat ik niet kon rijden. Ik moest echt afkicken.”
Een maand of drie na haar val was Laura alweer op de Utrechtse motorbeurs. “Kwam ik in m’n rolstoel en met een brace om mijn nek naar de stand voor de Libië-ralley, vragen hoe ik me kon aanmelden. Die man stond me toch raar aan te kijken…. Maar ik ben natuurlijk eerst gewoon weer op de weg gaan rijden. De eerste keer dat ik weer opstapte vergeet ik nooit: Wat een bevrijding! Alleen als er mensen vlak achter me zaten, vond ik dat niet prettig.” De terugkeer in het zand verliep minder makkelijk: “Ik was alleen maar bezig met de angst om te vallen. Na drie pogingen heb ik mijn KTM verkocht. Het ding had nauwelijks schade, en ik stond er echt met tranen in mijn ogen bij.”
Voor haar lespraktijk kocht Laura een F800GS, waar ze ook mee het circuit op ging. “Ik wilde iets gaan doen wat me diezelfde adrenalinekick gaf als offroad rijden, en voor een deel werkt dat ook zo. Alleen is die GS er niet zo geschikt voor, naar mijn idee, met die smalle hoge voorband: ik reed op Zandvoort, waar behoorlijk wat rubber op het asfalt zit. Beetje regen erbij, en dan wordt het spekglad. Dus daar ging ik op m’n plaat, heel zachtjes, in de Audi S-bocht.” Echt schrikken deed ze niet. “Het was meer van ‘Tjonge, Lau, kan je die motoren niet ’s overeind houden,” schatert ze. Toch was de impact groter dan ze verwacht had: ze was het gevoel met haar motor kwijt. “Ik heb er nog ruim twee jaar mee doorgereden, in een soort haat-liefdeverhouding, en met een lichte afkeer van korte, overhaakse rechterbochtjes.” De oplossing kwam toen ze haar leerlingen kon gaan volgen op een motor van haar werkgever. Voor zichzelf kocht ze een R6. “Op slag had ik nergens last meer van, ook al omdat ik direct veel meer gevoel met het voorwiel had. Had ik eerder moeten weten. Ik zette zelfs m’n knie aan de grond, als redelijk verse circuitrijder. Woeha!”
Circuitrijden doet ze nog steeds, inmiddels met een zwarte 1200GSA, als instructeur. “Die motor kan dat prima aan hoor, al vinden mannen op racers het niet altijd leuk als ze door een vrouw op een allroad weggereden worden.” En offroad? ”Dat kriebelt nog altijd. Pure heimwee. Ik wil het dus zeker weer gaan oppikken. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat ik gewoon kan rijden en les kan geven. En dan straks dat zand weer in!”
ROB GROENTJES
Rob Groentjes was wel eens eerder onderuit gegaan, maar hij zag nooit eerder een bushokje op zich afkomen. Het was ook zijn eerste ongeval, waarbij een ander de fout inging. Dat laatste maakte hem sterker bewust van zijn kwetsbaarheid, maar het weerhield hem er niet van op weer op te stappen. “Zo zit ik niet in elkaar.”
Als vrachtwagenchauffeur weet Rob dat je met je motor nooit naast een vrachtwagen moet blijven rijden. “Mensen zijn van oorsprong jagers. We zien dus vooral beweging. Als je naast een vrachtwagen blijft hangen, sta je voor de chauffeur relatief stil.” Vanuit dat idee is het niet zo gek dat hij de scooterrijder die hij aanreed te laat zag. “Ik pakte een rotonde op een buitenweg, waar hij op driekwart stond te wachten tot hij kon oversteken. Hij had wel gekeken, maar mij niet zien aankomen. En ik zag hem pas op het moment dat hij optrok. ‘Fuck nee hè’, riep ik nog in mijn helm, maar dat hielp dus niet…” Rob raakte de scooter vol in de flank. “Die aanrijding zelf is één ding: die zie je vaak aankomen en dan kun je misschien nog proberen in te grijpen. Op wat er vanaf die klap gebeurt, heb je geen enkele invloed. Dat gaat zo snel.”
Hij raakte hem rechts. Daardoor sloeg zijn stuur om, brak z’n remhendel af en ging het gas vol open. “Ik schoot dwars de weg over en zag zo het bushokje aan de overkant op me afkomen. Dat is wel even schrikken.” Gelukkig haalde hij het hokje niet. Hij viel op links om, met als belangrijkste lichamelijke schade een diepe schaafwond op zijn enkel. “Ik ging naar mijn werk, dus ik droeg een werkbroek met leren chaps eroverheen. Da’s ideaal omdat je er snel in- en uitstapt, je kunt je schoenen of je laarzen aanhouden en het houdt nog een beetje regen tegen ook.”
Omdat de scooterrijder geen brommercertificaat had, schakelde Rob direct na het ongeval zijn rechtsbijstandsverzekering in. “Uiteindelijk ben ik helemaal schadeloos gesteld, inclusief een nieuwe helm, nieuwe chaps en alle onderdelen voor mijn motor. Verder heb ik er geen werk van gemaakt. Je kan zo’n jongen wel het vel over de neus halen, maar ik heb vroeger met m’n brommertje ook wel ’s wat gehad. Dan weet je hoe het is als je zelf alles moet betalen.” Omdat er nog een motor in huis was, kon hij eigenlijk meteen weer gaan rijden. Zijn broer, die met hem meeging, reed zonder na te denken richting de rotonde waar het mis ging. Voelde dat vreemd? “Het enige wat vreemd voelde was die motor. Een Suzuki TL1000, waar mijn vrouw heel blij mee was, maar ik vond het in het begin een draak van een ding. Wat ik wel merkte was dat ik alerter was op mensen die klaar stonden om over te steken, zoals die jongen daar die dag stond. En rotondes ben ik wat rustiger gaan nemen: ik weet nu uit ervaring dat er weinig te remmen valt als er opeens iemand voor je staat. Da’s toch iets waar je te weinig rekening mee houdt als je het zelf nooit aan de hand hebt gehad, ben ik bang.”
Belangrijker was dat ik er niks aan kon doen, hoewel ik herhaling probeer te voorkomen door nog beter op te letten. Als je door je eigen stommiteit onderuit gaat, door een inschattingsfout of omdat je rommel op de weg te laat ziet, dan kun je kwaad op jezelf worden. Nu maakte ik voor het eerst mee hoe afhankelijk je bent van beslissingen van anderen en hoe kwetsbaar je dat kan maken. Dan kun je er van alles aan doen om zo veilig mogelijk te rijden, maar niemand kan je leren hoe je inspeelt op onverwachte fouten van anderen.”
De crash inspireerde hem wel om weer meer op het circuit te gaan rijden. “Door die gecontroleerde omstandigheden wordt hard rijden alleen nog maar leuker. Er steken nooit jongens met scooters zomaar de baan over. Ik kan daar dus lekker m’n ei kwijt. Dat maakte mijn behoefte om als een malle over gewone wegen te scheuren een stuk minder. Ben ik na al die jaren toch een beetje verstandig geworden.”
FRANK SWITSER
In zijn ruim 37-jarige motorcarrière ging het bij Frank Switser drie keer flink mis. Over wat hij van die incidenten opstak, vertelt hij graag en onderhoudend. Net zo boeiend is zijn idee over waarom hij altijd minder schrok als het fout ging dan wanneer het net goed afliep, en zijn praktische benadering van het fenomeen angst.
“De eerste keer was meteen de hevigste”, vertelt Frank, motorbandenspecialist in Purmerend. ”Ik had mijn CBF550 net ingeruild voor een Honda Super Bol d’Or en zou die nieuwe aanwinst even aan een vriendin in Amsterdam laten zien.” Het was donker, een uur of tien ’s avonds, en bij de Heineken-brouwerij aan de Stadhouderskade draait opeens een zwarte auto zonder verlichting de weg op. Frank ging vol in de remmen. “Iets té vol. Ik had die motor net drie uur in mijn bezit, en dat ding remde veel harder dan z’n voorganger.” Hij ging dus onderuit en kwam terecht onder de auto die hij had willen vermijden. “Die reed vervolgens over me heen. Ik had de nodige inwendige bloedingen en uiteindelijk heeft het me mijn milt gekost.” Van zijn Bol d’Or had hij precies 48 kilometer plezier gehad. “Beetje weinig, niet? Ik heb me wel meteen voorgenomen om bij elke volgende motor eerst even te voelen hoe de remwerking is. Daar moet je je dus niet door laten verrassen. Ja, en ABS had de hele klap kunnen voorkomen, denk ik, als het toen al bestaan had.”
Het duurde, door andere omstandigheden, uiteindelijk bijna drie jaar voordat hij weer ging rijden. Van het verzekeringsgeld kocht hij een gloednieuwe Honda CBX750F. “Ik stapte meteen weer op, zonder een spoor van angst. Voor wat gebeurd is, is mijn filosofie, hoef ik niet meer bang te zijn. Het heeft bij mij veel meer impact als het nét goed gaat: dat kan de volgende keer dus nét fout gaan.”
Dat was bijvoorbeeld die keer dat hij in het donker een auto inhaalde. “Bleek er aan die andere kant van de weg een wegafzetting te staan. Ik heb ‘m nog net kunnen ontwijken. Toen zat m’n hart wel in mijn keel, hoor. Maar angst vind ik zonde van mijn energie. Als je motorrijdt, hoor je te weten dat je een verhoogd risico loopt. Schrik je zodanig van een ongeval dat je daarna niet meer durft op te stappen, dan heb je mogelijk niet voldoende stilgestaan bij de impact die zo’n klap kan hebben ¬– en dat kun je maar beter wel doen.”
Frank hield aan dat eerste ongeval dan ook geen angst over voor Amsterdam, de Stadhouderskade of zwarte auto’s. “Ik ben wel weer op die plek gaan kijken, in het donker, om uit te vinden of ik die auto echt niet had kunnen zien, en of er omgevingsfactoren waren die een rol gespeeld zouden kunnen hebben. Nee, dus. Daar leer je dan weer van.” Van een ander ongeval leerde hij niets meer dan dat je domme pech kunt hebben. Terwijl hij stond te wachten tot hij over kon steken richting de Amsterdamse Schellingwouderbrug, werd hij geschept door een auto die de verdrijvingsvlakken even liet voor wat ze waren. “Het enige positieve van dat ongeval was dat er op die plek verkeerslichten en verhoogde rijbaanscheidingen zijn gekomen. Da’s toch ook weer wat waard, niet?” Incident nummer drie dateert van vier jaar terug, toen Frank voor de introductie van een nieuw type band in Frankrijk was. “Ik reed met de snelste testgroep, met een man of acht. Normaal organiseer ik zelf ritten en rij ik voor of achter aan de groep, maar nu zat ik in het midden. Onbekende plek, onbekend terrein, onbekende mensen en een onbekende motor, en dan lag er ook nog rommel van een onverharde weg in een bocht. De nummers 1 en 2 hielden het gas erop en ik verwachtte dat nummer 3 dat ook zou doen. Helaas. Ik moest dus om hem heen, haalde de bocht niet en kwam aan de andere kant van een muurtje terecht. Ook daar heb ik weer het nodige van opgestoken. Rij in een groep voor jezelf, laat je niet meedrijven op de stroom, denk niet dat je weet wat de man voor je gaat doen, en hou altijd voldoende ruimte om op onverwachte acties te kunnen reageren. Neem het maar van me aan. Echt. Dan loop ik niet voor niks met die schroeven in mijn voet.”