Eindverslag duurtest Harley-Davidson XL1200CA
Een dikke twintig jaar geleden voerden onze collega’s van Motorrad al eens een duurtest uit met een 1200-Sportster. En die Amerikaan bleek opvallend betrouwbaar. De toevoeging Sportster beslaat inmiddels een hele modellijn, maar de 1200 is gebleven. En hoe zit het met de betrouwbaarheid?
Ergens ging het ook om de familie-eer. Vijf jaar lang voerde Harley’s Road King het duurtestklassement aan. Toen kwam de Honda CBR600F, die echter niet lang van de eerste plek kon genieten, aangezien de BMW R1200R al snel zijn plekje had ingepikt. Maar ook dat is inmiddels geschiedenis, want de Yamaha MT-07 staat ondertussen al weer een tijdje op de hoogste plek van onze ranglijst met de meest betrouwbare en voordeligste motoren. De Road King vinden we in deze lijst terug op de vierde plek.
De XL1200CA kwam in maart 2015 dus precies op het goede moment om de boel weer recht te trekken. De vooruitzichten daarop waren in ieder geval goed, want de Road King had immers tien jaar geleden al laten zien dat de machines uit Milwaukee zeer betrouwbaar kunnen zijn, en kostentechnisch zou de 1200 zeker niet slechter dan zijn grote broer moeten kunnen presteren.
Tijdens de drie jaar dat we de Harley in onze duurteststal hadden staan, liet hij nagenoeg geen van zijn rijders koud. Het logboek was ook nooit eerder zo goed gevuld met indrukken en commentaren. Maar halverwege de duurtest werd duidelijk dat de XL het niet heel makkelijk zou gaan krijgen om een soortgelijk prestatie als de Road King neer te zetten, laat staan om de hoogste plek onder de zon te bestijgen.
Na de aanvankelijke lof voor zijn ontspannen persoonlijkheid en de relaxt tokkelende twin verschenen namelijk de eerste klachten in het logboek. In eerste instantie af en toe, maar uiteindelijk steeds vaker. Zo paste het veercomfort niet helemaal bij het ontspannen optreden van de Harley. Dat betrof niet alleen de wat stug aansprekende achterschokdempers, maar ook de voldoende demping missende voorvork. Zeker in combinatie met het wat grof afregelende ABS. De in de naaf geplaatste krans voor de ABS-sensor is passend klein gehouden. Dat zorgt weliswaar voor een mooi cleane look van het voorwiel, maar levert ook minder impulsen per wielomwenteling aan de ABS-module dan een grotere op de remschijf gemonteerde krans. Ook de geringe grondspeling was reden tot klagen – uiteraard alleen bij droge omstandigheden, bij regen gingen de banden, ongeacht of ze nu van Franse, Italiaanse of andere herkomst waren, door de knieën wegens een deels uiterst magere natte grip.
Die banden waren de XL natuurlijk niet aan te rekenen. Maar toch was er wel degelijk zonneschijn, en wel wanneer de Harley zijn rijder lekker ontspannen door het landschap mocht rijden. Dat deed de Amerikaan namelijk met een heel behoorlijk uithoudingsvermogen. Hij veroorloofde zich zelfs maar één korte pauze, toen er bij kilometerstand 15.726 startproblemen optraden. Bij de direct daarop volgende onderhoudsbeurt werd een defecte dynamo als dader aangewezen en vervangen. Rond deze tijd doken ook de eerste berichten over ‘konstantfahrruckeln’ in het logboek op. Daarnaast kon ook de weinig ergonomische zitpositie, die door de naar geplaatste voetsteunen uit het accessoiregamma van Harley trouwens iets verbeterde, op weinig bijval rekenen. Maar dat zijn zaken, die alleen op het onderdeel comfort tot puntaftrek leiden. Afgezien daarvan tokkelde de XL domweg lekker voor zich uit, marcheerde dapper door en draaide, ook dankzij de met 17 liter voldoende grote tank, vlijtig zijn kilometers. Ook in de tweede helft van deze marathontest. De Harley liep en liep en liep. Dat kwam inderdaad akelig dicht in de buurt van zijn grote merkgenoot, de Road King. Alles koek en ei? Dat zou je denken. Maar zo betrouwbaar als de XL aanvankelijk zijn kilometers maakte, doken er in die tweede helft toch een paar kleine ongemakken op, zoals een gebroken beschermkap van de tandriemaandrijving en een afgetrild achterlichtglas. Daarnaast kregen we nog te kampen met één echt defect: het voorwiellager was na dik 31.000 kilometer aan het eind van zijn Latijn. Maar verder hield de techniek dapper stand!
Bij de Sportster van 1998 was het blok nog star in het frame gemonteerd en dat kostte destijds ontelbare gloeilampen, drie kentekenplaathouders en evenveel nummerplaten, een dashboarddrager en de bevestiging van de voorste cilinderkop. Die malaise is de XL bespaard gebleven. Wel verminderde het rijplezier met het toenemen van de kilometers.
De matige prestaties van de veerelementen wist de handen, net als de slecht doseerbare remmen, niet op elkaar te krijgen, terwijl de nieuwe mapping, die de Harley bij kilometerstand 25.168 kreeg, ook het ‘konstantfahrruckeln’ niet verhielp. In tegendeel. Klachten over dit verschijnsel doken steeds vaker op in het logboek. Laagtoerig wat rond boemelen was nauwelijks nog mogelijk, de gasaanname bij deellast was rukkerig en van mooi rondlopen bij lage toeren was ook slechts maar matig sprake. En dat met name bij koude motor. Pas in het middengebied draaide het blok mooi rond. Bij de 32.000-beurt werden al deze zaken nog eens een keer op de ‘to-do-lijst’ gezet – helaas zonder echt bevredigend resultaat. Bovendien begon ook de koppeling bij kilometerstand 42.600 te slippen. Dat was vervolgens weer weg na wat stelwerk aan de drukstift, maar op het eind van de duurtest dook het weer op. De lol met de Harley had er, ondanks de verder enorme betrouwbaarheid, wel een beetje onder te lijden. Zo bleef de sleutel van de XL steevast liggen als op vrijdagmiddag de motoren voor het weekend werden gekozen. Dat de Harley kort voor het einde van de duurtest op een ochtend in november weigerde te starten en daarmee herinneringen aan de startproblemen vanwege de defecte dynamo opriep, voelde bijna als een eigenwijs protest. Waarschijnlijk trok het alarmsysteem te veel stroom, wat bij de dealer trouwens keurig werd verholpen door het vervangen van de veiligheidsmodule.
Maar verder, en we benadrukken het nog maar eens, heeft de Harley ons nooit echt in de steek gelaten en met een stoïcijnse gelatenheid zijn kilometers gemaakt. Maar ongetwijfeld hebben er een paar opgelucht adem gehaald toen onze werkplaatschef aan de demontage van de Amerikaan begon. Uiterlijk heeft de Harley de drie winters die we er mee reden in ieder geval goed doorstaan. Lak en chroom verkeren nog in prima staat en ook de kwaliteit van de grotere oppervlakten en de afwerking mogen er zijn. Bij de demonteren van het motorblok waren een paar flinke handen nodig, want flink wat onderdelen ogen enorm massief en als voor de eeuwigheid gebouwd. De enorme krukas bijvoorbeeld of het carter met de forse rollagers van de krukas en de versnellingsbakassen. Dat de XL verder niet noemenswaardig olie verbruikte en ook bij de afsluitende prestatiemetingen geen afwijkende waarden liet noteren, zouden er, zo luidde de verwachting, ook geen onaangename verrassingen voor de dag moeten komen. Die prognose werd al snel door de meetapparatuur bevestigd. Naast loopsporen op de cilinders en zuigerhemden valt de zuigerspeling op. Deze ligt buiten de tolerantie. Daarnaast hebben de zuigerpennen duidelijke loopsporen in de zuigers achtergelaten, die dan ook aan vervanging toe zijn. Dat geldt ook voor de oliepomp, waarvan de behuizing aan de binnenzijde een flinke groef heeft. De koppelingsproblemen zouden veroorzaakt kunnen zijn door een slap geworden veer en door de sporen op de koppelingskorf.
Maar voor de rest van de mechaniek kunnen de duimen omhoog! Versnellingsbak, schakelwalsen en -klauwen; allemaal als nieuw. Slechts minimale sporen op een van de schakelvorken verraden dat deze onderdelen daadwerkelijk zijn gebruikt. Ze kunnen zo weer worden gebruikt voor de volgende 50.000 kilometer. De volledige kleppentrein van de nokkenassen, tot de tuimelaars en de kleppen heeft de test prima doorstaan. Ook de klepzittingen zijn nauwelijks verbreed en vertonen slechts lichte brandsporen. Schoongemaakt kunnen ze zo weer terug in de cilinderkop.
Maar de XL ging niet alleen zorgzaam met de techniek om, ook met de portemonnee. Dat begint met het verbruik: 1 op 20,4 over de gehele testafstand. Een stukje zuiniger dan de 1 op 17,5, die de Sportster twintig jaar terug noteerde. Daar valt dus niets over te klagen. De kosten van de onderhoudsbeurten waren met bedragen tussen 163 en 315 euro ook zeer acceptabel. De enige uitschieter naar boven was de 32.000-beurt, die 460 euro kostte. Maar daarentegen versleet de 1200 slechts een set remblokken, terwijl de tandriem het de volledige testafstand volhield.
Wat de waardevermindering betreft, komt de XL niet aan de sensationele 25 procent van Road King, maar met 37,2 procent zit ook deze Harley in de top van het veld. De kosten per kilometer zijn met 5,7 cent (zonder brandstof en waardevermindering) zelfs het laagst van alle duurtestmachines die we hebben gehad en daarmee nestelt de Harley zich nog voor gekende budget-wonders als de Yamaha MT-07 en de Honda NC700. En aangezien rijpret in deze duurtestbeoordeling niet mee telt en de XL slechts één keer weigerde te starten, eindigt de Amerikaan, ondanks de kleine smetjes op de rijbeleving, op een uiterst respectabele vierde plek in de totaalstand, net achter de Road King. De familie-eer is dus gered!