Conceptvergelijking naked bikes – groot vs. klein
Superbike en secundaire weg? Dat was ooit, de hedendaagse sportieve motorrijder valt de bochten met opgeheven hoofd aan in het zadel van een naked bike, met ruime vermogensreserves, fijngevoelige elektronica en lichtvoetige rijwielgedeeltes. Maar wat gebeurt er wanneer we voldoende vervangen door veel? Wordt het dan een typisch gevalletje van overdaad schaadt?
Hoeveel motor heb je nu eigenlijk echt nodig? De echte klassieke vraag waarop iedereen een eigen antwoord heeft. Een vraag ook waar wij al vaker aandacht aan hebben besteed. En dat verveelt zelden, want hoewel de onderzoeksvraag hetzelfde blijft, veranderen de proefpersonen regelmatig. Net als de cijfers en daarmee samenhangend weer de onderzoeksresultaten. Het conflicterende gebied tussen vermogen en rijdynamiek blijft in wezen ook hetzelfde. Want hoe meer motorvermogen, hoe meer eisen dit stelt op het gebied van rijwielgedeelte, remmen, vering en elektronica. Uiteraard leidt dit weer tot een toename van het gewicht, wat op zijn beurt weer de wendbaarheid onder druk zet. Het is een soort van vicieuze cirkel, waarvan de grenzen door de vooruitgang op verschillende vlakken in de loop der jaren, wel steeds verder worden opgerekt. Met onder meer als gevolg dat het vermogen van de gemiddelde naked bike de laatste jaren stevig is gegroeid.
Tijd daarom om eens te kijken naar wat de verschillende fabrikanten vandaag de dag allemaal in de aanbieding hebben op het naked vlak. En dan met name qua high-end topmodellen versus de meer toegankelijke middenklasse variant. In het geval van de drie testparen blijkt het verschil tussen de Eredivisie en Champions League uit eigen huis opmerkelijk groot. In het beste geval bedraagt het verschil ‘slechts’ 47 pk en € 7.100,- (Yamaha MT-09 SP en MT-10 SP). Tussen beide KTM’s echter zit al een verschilletje van 67 pk en een flinke € 10.620,-, maar Kawasaki spant de kroon: de Z H2 SE gooit er maar liefst 75 pk extra uit ten opzichte van de Z900 SE, daarvoor moet je evenwel ook € 12.150,- extra euro’s aan de Japanners overmaken.
Zoals algemeen bekend is de lucht op de top ijl en de klim omhoog het zwaarst op de laatste meters. Ga je echt voor het hoogst haalbare, dan moet dat natuurlijk in eerste instantie überhaupt kunnen (niet iedere portemonnee is even dik immers), maar wil je het ook echt? Voor het verschil tussen de high-end machines en de toch ook niet bepaald karig uitgevoerde middenklassers (zowel qua prestaties als uitrusting) koop je namelijk ook een heel erg leuke motor voor erbij, en zelfs dan blijft er nog de nodige pecunia over voor wat brandstof.
De middenklasse nakeds die hier dienst doen, in het geval van de Japanners betreft het ook nog de hoogwaardiger SP en SE uitvoeringen, bieden wat dat betreft meer dan genoeg. Strakke rijwielgedeeltes met hoogwaardige vering, een rijke uitrusting en motorblokken die qua prestaties voldoende bieden voor een uiterst sportief stukje stuurwerk. Wat ze daarentegen dan weer niet hebben is dat aura van echte exclusiviteit die je gevoelsmatig doet baden weelde. Dat bieden alleen de oversized broers met hun semi-actieve elektronische rijwielgedeelten, de allerbeste remmen, elektronische voodoo van een andere planeet en, last-but-not-least, exotische en krachtige motoren. Waar anders vind je een viercilinder die klinkt als MotoGP-racer (Yamaha), een tjirpende vierpitter die fluitend de overdruk van een supercharger afblaast (Kawasaki) of de krachtigste productie V-twin ter wereld (KTM)? Sterker en duurder dus, maar ook op emotioneel en rationeel vlak meer te bieden. Wat ons weer terugbrengt tot de kern van de zaak: mag het ietsje meer zijn, of is voldoende al goed genoeg?