Column Sebastiaan Labrie 12-2010
Elke lente ben ik weer verbaast hoe een winter tussen de oren gaat zitten. De kou verandert je rijstijl. De gure wind zorgt ervoor dat je niet veel beweegt tijdens het rijden, maar daardoor klim je niet echt lekker meer in een bocht. Bovendien tempert een beslagen vizier iedere vorm van enthousiasme. De pakken sneeuw langs de weg of het ijs op de wateren laten er geen misverstand over bestaan dat het glad is, terwijl het verminderde gevoel in de vingers maant tot veilig rijden. Maar goed ook, anders zou het aantal motorrijders ieder jaar heftig worden gereduceerd. Het probleem is alleen dat de winter je motor degradeert tot een gewoon vervoersmiddel. Je moet van je huis naar je werk en verwacht file, dus wordt er een dik motorpak aangetrokken en je stapt op de tweewieler. Je weerstaat de kou en rijdt geconcentreerd naar je warme bak koffie op het werk. Geen bal aan, toch? Het enige pluspunt is het tuffen door de file and that’s it. Na de maanden eindigend op -er en -ri zit het praktisch rijden zo in je systeem dat je niet anders meer weet. Totdat de lente aanbreekt en het zonnetje het asfalt ietwat opwarmt. Totdat Nederland weer beseft dat rijden niet eng is en een gashendel een vriend kan zijn. Plots is het moment daar dat een bocht, die je al maanden achtereen rustig doorschuifelde, je toelacht. ‘O ja, bij deze rotonde kan ‘ie zo fijn’, schiet je door het hoofd en je stuurt naar buiten en heel bewust laat je de motor laat in de bocht vallen. Een split second het luchtledige van het hellen naar een kant en dan voel je de apex en kan het gas worden opengedraaid. Het lichaam wordt een beetje het zadel ingedrukt en zachtjes fluistert de achterband dat ‘ie nog wel meer kan hebben. Met liefde geef je meer gas en terwijl de motor het randje van de bocht opzoekt, geniet je van het vertrouwen in de wetenschap dat je het toch gaat halen. Heerlijk. Het mag weer. Het kan weer. Man, wat kan ik het gooien en smijten door bochten toch missen. Ik ben niet een echte speedfreak en hoef dus niet perse 300 km/uur te rijden, maar strak een hoekie om sturen is iets dat ik al twintig jaar zeer graag doe. En ook dat hoeft niet eens met een idiote snelheid. Ik geniet al als ik met een lekker tempo netjes langs de witte lijn aan de binnenkant van een lange bocht kan blijven sturen. Of een auto inhalen, waarbij je precies op de ideale lijn zit en de automobilist zich wél moet gaan afvragen hoe dat nou precies voelt. Het mooie aan bochten zit hem voor mij in de details, maar ik vraag me af of ik ooit de knie aan de grond zal krijgen. Goed platleggen lukt me wel, maar aangezien ik geen supersport in de schuur heb staan, heb ik ook geen leren pak met kneesliders in de kast hangen. En dan kan een knie op het asfalt een bijzonder pijnlijke ervaring worden….. Misschien moet ik à la Kenny Roberts sr in zijn vroege jaren zelf ook iets verzinnen met dik tape om de knieën. Deze held uit de gouden eeuw van het motorracen introduceerde nog een revolutie in de GP-racerij: de drift. Hij had het, als rechtgeaarde Amerikaan, natuurlijk geleerd bij dirtbike en paste die techniek van succesvol toe in zijn GP-carrière. Dat legde hem met drie wereldtitels geen windeieren. Tegenwoordig beheerst iedere MotoGP-rijder dit trucje, maar zo’ slide ieder keer weer fascineren om te zien. Altijd kippenvel. Schitterend. Ga ik nooit kunnen. Maakt me ook niet uit. Bochten zijn op vele manieren goede minnaressen. Godzijdank is het weer zomer![Streamer]BOCHTEN ZIJN OP VELE MANIEREN GOEDE MINNARESSEN. GODZIJDANK IS HET WEER ZOMER!