Column Mirte van Dijk MP 04-2008
Woensdagmiddag, de eerste rijles. Zou ik zenuwachtig moeten zijn, vraag ik me af? Ik probeer me een voorstelling te maken van de les, maar weet niet wat me te wachten staat. Wel een beetje kriebels in mijn buik, maar ik heb er vooral veel zin in.In de afgelopen weken heb ik al twee keer op de motor van mijn vriend gezeten. Hij heeft me laten zien wat de bedoeling is. Koppeling in, één tikje naar beneden met mijn voet, koppeling langzaam los en een beetje gas erbij. Ik reed ineens zelf en ik durfde zelfs mijn voeten op de stepjes te zetten. Hoe mijn instructeur me de rest gaat leren? Ik heb geen idee, ik ga er vanuit dat het vanzelf goed komt als ik gewoon doe wat hij zegt.Dus pakken we op woensdagochtend de motorkleding uit de kast en rij ik achterop bij m’n vriend op ons gemak de stad uit naar de rijschool. Na dagen regenachtig weer is het eindelijk droog. Echt warm is het nog niet, maar daar ben ik op gekleed. Cornelis, mijn rijinstructeur, bekijkt mijn uitrusting tevreden. Goeie laarzen, een broek en jas met bescherming rondom, een helm en degelijke handschoenen. Hij legt uit hoe het oordopje werkt, waarmee ik tijdens het rijden zijn instructies kan horen en hij legt ook uit wat de bedoeling is. Niet van het remmen, sturen of gas geven maar van zijn lessen. Hij wil me niet klaar stomen voor het examen, hij wil een motorrijdster van me maken. Daarin zit voor hem een belangrijk verschil en dat is precies wat ik wilde horen.De rest van het ‘praatje pot’ verhaal komt de volgende les wel, zegt Cornelis na een half uurtje. Het is tijd om iets leuks te gaan doen. Buiten op de oprit staat een 500 cc lesmotor. Lang niet zo groot als de motor waar we net op gekomen zijn, maar voor m’n gevoel nog steeds loeizwaar. Johan laat zien hoe de motor op de standaard moet, het stuur een slag gedraaid zodat hij niet omvalt. Daarna pak je ‘m daar en daar beet en dan zet je ‘m zo op de bok. Mijn beurt. Ik klem een hand om het stuur en de ander ergens onder de buddyseat. Door de knieën en omhoog. Er gebeurt niks, ik loop rood aan, maar de motor beweegt niks.Niet erg, volgens Cornelis, de meeste meisjes hebben er moeite mee. Ik wil niet zijn zoals de meeste meisjes. Maar goed, dat komt later wel. Ik haal de motor van de standaard en duw hem over het grind van de oprit naar de weg. De rijschool ligt aan een stil weggetje op het platteland, alle ruimte om een eindje heen en weer te rijden. Ik weet nog hoe het moet; koppeling, één naar beneden en dan een beetje gas erbij. Cornelis rijdt in de auto achter me aan. Na een paar keer stoppen en wegrijden stelt hij voor naar het oefenterrein een eindje verderop te gaan. Bij een splitsing gaat hij me voor in de bocht naar links zodat de weg voor me vrij is. Ik bedenk me in een flits dat ik nog niet eerder zo’n echte bocht gemaakt heb en ga dan achter hem aan. Veel harder dan 30 kilometer per uur rij ik niet, maar ik kom te ver naar rechts uit en ik ben bang dat ik in de berm terecht kom. Ik moet sturen, remmen, iets met de koppeling en het gas doen en mijn hersens houden er mee op. Ik hoor Cornelis in mijn oor roepen wat ik moet doen, maar mijn handen werken gewoon niet mee. Van te ver recht ga ik daardoor opeens veel te ver links, geef ik ineens een stoot gas erbij en zie mezelf regelrecht op een sloot afrijden…Alle clichés blijken waar te zijn. Het gaat allemaal heel langzaam en het lijkt alsof het niet met jezelf gebeurt maar dat je er van buiten af naar staat te kijken. Dit gaat fout, wist ik. En dan gaat het weer héél snel. Ik kom met een klap in het grind terecht en ik kan even helemaal niks bewegen. Ik hoor Cornelis rennen en ik wil rechtop gaan zitten maar ik krijg mijn hoofd niet omhoog. Het valt mee, dat voel ik gelijk wel. Alleen mijn been doet zeer. Maar er wordt geen risico genomen en een ambulance gebeld. Al snel horen we de sirenes naderen. Ik lig nog steeds met mijn gezicht in het grind en denk alleen maar shitshitshit. Zo moet mijn eerste rijles niet eindigen! En meteen daarna schiet het door me heen dat ik het zelf rijden deze zomer ook wel kan vergeten. Godzijdank voor goede motorkleding die ik aan heb. Met enig overredingskracht weet ik de verpleegkundige te overtuigen dat ik niet naar het ziekenhuis hoef. Het is tot daar aan toe dat ik val, maar mijn eerste les moet niet eindigen ergens op een eerste hulp afdeling. Alle ledematen worden gecontroleerd: geen gebroken botten, alleen een ernstige deuk in mijn ego.Dankzij een paar politieagenten, die verveeld door de omgeving reden en een kijkje kwamen nemen, stond er de volgende dag wel een spannend stukje in de krant: ‘Een 31-jarige vrouw uit Groningen heeft woensdagmiddag weinig geluk gehad tijdens haar eerste motorrijles. Onderweg naar een oefenterrein raakte ze door duistere oorzaak in de berm waarna ze in een droge sloot onderuit ging. Ze is naar het ziekenhuis gebracht…’Mirte van Dijk