Column Maarten Siffels MP 07-2008
Meestal haal ik het einde van een motorreisverhaal niet. Dat komt door het hoge van/naar gehalte. De schrijver gaat ’s morgens ergens weg en komt ’s avonds ergens anders weer aan. Intussen stopt hij om te plassen, eet, tankt en spreekt daarbij een aantal mensen. ’s Avonds drinkt hij (vrouwelijke motorreisschrijvers zijn schaars) meestal iets te veel, wordt licht verliefd op de lokale bardame en de volgende ochtend begint het hele verhaal weer van voren af aan.In grote lijnen natuurlijk, want er zijn (inter-) nationale verschillen. Zo drinken ze in Engelse reisverhalen drie keer zoveel, waarna ook de ontmoeting met de lokale bardame gierend uit de klauwen loopt. En in Duitse reisverhalen wordt de tweede tot en met laatste alinea in beslag genomen door filosofische bespiegelingen over de wijsheid van de mensen die je ontmoet tijdens het tanken, de intrinsieke schoonheid van een linkerbocht en “das ewig Weibliche” van (alweer) de lokale bardame. Waar deze eenvormigheid van het genre aan ligt? Ik vermoed een verband met “de eenzaamheid van de helmervaring” (Duitse verklaring), een ongelofelijke kater waardoor je niks zinnigs op papier krijgt (Engelse verklaring) of een dosis Hollandse nuchterheid. Wij beschrijven wat we zien. Misschien is dat wel een Nederlandse schrijftraditie. Ik moest op school voor mijn boekenlijst Nederlands nog Camera Obscura van Hildebrand (een pseudoniem van Nicolaas Beets) lezen. De Camera Obscura uit de titel was de voorloper van het fototoestel. In dit boek uit 1839 beschrijft Hildebrand situaties en mensen alsof het foto’s zijn. Hij legt dingen vast op de gevoelige plaat van ons geheugen. Verhalen hebben dan ook prozaïsche titels als “Een oude kennis. Hoe warm het was, en hoe ver!” What you see is what you get, kortom, maar dan wel mooi opgeschreven. Om de motorrijervaring te verdiepen (ja, je moet toch de winter doorkomen) heb ik me trouwens wel op klassiekers als “The art of motorcycle maintenance” gestort. Maar ook daar ben ik voor pagina 50 afgehaakt. En nu zit ik ineens midden in een motorreisboek! Van een goede vriendin gehad, die boeken bespreekt voor damesbladen en soms titels krijgt opgestuurd, die daar geheel niet in passen. Het boek heet “Dromen van Jupiter” en is geschreven door Ted Simon. Simon beschrijft hierin de (motor-)reis om de wereld die hij rond de laatste eeuwwisseling maakte.Tot zover niks nieuws, ware het niet dat Ted Simon op het moment van zijn vertrek al 69 jaar was en dezelfde reis al een keer eerder gemaakt had, 23 jaar eerder. Toen op een Triumph, nu op een BMW GS die hij gratis van een onbekende krijgt. De man had hem helemaal klaar gemaakt voor zijn eigen reis, maar zijn vrouw had liever dat hij thuis bleef. Er zijn een paar dingen aan Teds verhaal, die het sympathiek en aantrekkelijk maken. Ten eerste kan Ted Simon niet zo goed motorrijden. Hij vindt de GS (waarop hij veel te veel bagage meesleept) een imponerend zwaar apparaat. Hij laat hem dan ook bijna dagelijks een keer omvallen. Verder heeft hij nooit geleerd hoe je een beetje fatsoenlijk off-road rijdt. Dus als er een moeilijk stuk door het zand komt of een rivier doorwaad moet worden, blijkt Simon een overtuigd aanhanger van de benen-los-bungelen-en-veel-bidden-school. Het gaat in het boek dan ook twee keer goed mis. Bij het eerste ongeluk breekt hij een onderbeen, het tweede moet ik nog lezen.Storend is wel de knullige vertaling. Het is toch handig als een vertaler iets van motorrijden weet. Zo kom ik een paar keer de term “knobbelige banden” tegen, ongetwijfeld bedoeld als vertaling van ‘knobbly tires’. Maar het klinkt alsof de banden een heel erg geval van huiduitslag hebben, in plaats van gewoon voorzien zijn van noppen! En ze hebben het de hele tijd over motors in plaats van over motoren.Waarom dit verhaal nou wel en andere niet? Waarschijnlijk omdat Simon tussen het motorrijden door zoveel andere dingen aansnijdt. Toevallige vriendschappen van 23 jaar terug, die je gewoon weer blijkt te kunnen oppakken. De hulp die hij altijd krijgt als hij weer eens met overbeladen motor in de modder zakt. Een vrouw waarop hij toen heel verliefd werd en nu eigenlijk weer. Nee, niet de lokale bardame, maar wel mooie romantiek op leeftijd. En misschien zit daar wel het geheim. Ik wil romantiek, ik wil een beetje Boer-zoekt-vrouw, zelfs in een motorreisverhaal. Of meer bardames, daar valt ook over te praten. Maarten Siffels