Column Maarten Siffels 05-2010
Ook zo genoten van de vierde (of vijfde?) keer dat deze winter het Nederlands kampioenschap op natuurijs werd gehouden? Geef toe, het is een rustgevende gedachte dat het kampioenschap tot en met 2014 (of 2015) al beslist is. We hebben nu een moreel recht op drie (of vier) zachte winters, met veel motorvriendelijke dagen.Na de beurs in Utrecht heb ik de knop in mijn hoofd finaal omgezet. Ook al sta ik nog weken tot aan mijn oksels in de sneeuw, ik kijk alleen maar vooruit! Sindsdien verheug ik me dagelijks op alle dingen die ik binnenkort weer op twee wielen kan doen. Met bovenaan de lijst het eerste rondje België van dit jaar. Nooit gedacht, maar ik kan het echt: blij worden bij de gedachte aan 150 kilometer op de A2. Langs Utrecht rijden en denken: “Gut, wat is het hier lekker breed geworden. En wat een prachtige geluidswal. Wie zou de architect van dit juweeltje zijn?” Voor het passeren van Den Bosch heb ik een compliment voor de asfaltstorter klaar (lekker strak geworden) en bij Eindhoven (de eerste bocht) geniet ik van de hoog gelegen rondweg die zo’n weids uitzicht biedt. De motormaat pik ik op bij AC Nederweert. Kop koffie, even bijpraten. Nog een stukje snelweg en daarna mogen we de binnenlanden in. Zonder kaart of GPS, want dit rondje rij ik al zo lang, dat zit in mijn geheugen gegrift. Bij het passeren van de grens klinkt een driewerf “hoera” in mijn helm. Ik ben weer op Belgisch wegdek! Dat betekent kuilen en gaten en minstens tien jaar achterstallig onderhoud. Het zal er deze winter vast niet beter op geworden zijn. Heerlijk vertrouwd, nooit iets aan veranderen.De eerste stop voor de afgekoelde blaas is bij een helling in de buurt van het Lac de la Gileppe. Omdat het bos nog dun begroeid is, mikken we op de driezitsbank die daar een jaar of vijf geleden halverwege de helling is gedumpt. Nog nooit geraakt en over een maand is hij verdwenen in het struikgewas. Bovenop de Hoge Venen is het volgens traditie vroeg in de lente nog koud. Er zullen dit jaar zeker resten sneeuw liggen. Dan is het tijd voor een broodje, bij de bakker in Stavelot als we laat of langzaam zijn. Als we vroeg zijn, bewaren we de honger dwars door Luxemburg (tanken bij de grens) om een pizzaatje te eten in Martelange, net voor je het groothertogdom weer uit rijdt. Als het mee zit aan een tafeltje buiten, in het lentezonnetje. Dan hebben we de afdaling naar Kautenbach net gehad (de eerste haarspelden van 2010!) en het stuk met die verraderlijk korte bochten tussen Kautenbach en Wiltz. Eenmaal terug in België rijden we de Semois af. Favoriete zijrivier van de Maas. Als er ruimte in de tanktas is, maken we een korte stop in Rochehaut (mooi uitzicht over de meanderende Semois) voor een doosje lokale sigaartjes. We pakken een puntje Frankrijk mee, waar de rivier tijdelijk de Semoy heet. Daar krijg ik altijd zo’n zuidelijk gevoel van. Ook al zijn we dichter bij Tilburg dan bij Parijs, Frankrijk staat voor stokbrood, voor Alpen, voor Le Mans en voor de Route des Crêtes naar Cassis. In dit puntje laat Frankrijk zich overigens niet van zijn beste kant zien. Vervallen fabrieksdorpen, veel tv-schotels en hangjongeren. We rijden verder langs de Maas en over de snelweg, als Namur weer Namen heet. Nog één korte stop maken we, voor motorsap en een Mars. Op naar het volgende hoogtepunt (ja, ik blijf blij): de rondweg Antwerpen en de rij windmolens voor de Nederlandse grens. Omdat het meestal schemert als we op dit punt komen, zie ik de lampjes boven op de molens al van verre. Rijdt de HSL-trein langs de snelweg nu eindelijk op snelheid? Ben benieuwd. Net zoals ik benieuwd ben of de Belgische benzinepompen in 2010 eindelijk werken op mijn creditcard. Terug in Nederland wordt het meteen drukker op de weg. De motormaat is al afgeslagen, richting vriendin. Ik ga alleen verder, om Breda heen. Heb naar huis een sms’je gestuurd, dat ik er over een uurtje ben. Ook weer iets om naar uit te kijken. Voor het eerst thuis komen na een lange dag op de motor. Beetje spierpijn hier of daar, beetje moe in het hoofd, beetje nagenieten. “Kon je het nog?”, vraagt ze, als we het eten op hebben. “Natuurlijk”, is het antwoord. “Beetje roestig, maar weer helemaal klaar voor het grote werk”. Maarten Siffels