Caf
Moto Retro Wieze zette onlangs de caféracers in de schijnwerpers. Dat was een schot in de roos: er kwamen bijzonder exemplaren naar het de grote Belgische klassiekerbeurs. En veel mensen die de cafëracers kwamen bekijken. Wieze 9 en 10 februari jongstleden. Een weekend met winterse temperaturen, dus niet direct het meest aangename weer om er met de motor op uit te trekken. Toch zijn er fanatiekelingen die met hun klassieke – of moderne – motor naar het Oost-Vlaamse stadje trekken voor de voorjaarseditie van Moto Retro Wieze. Zelfs met caféracers komen ze er heen. Niet onlogisch, want caféracers staan immers letterlijk in de schijnwerpers op de showstand tijdens deze retrobeurs. Een twintigtal motoren staat de glimmen en te blinken n het felle licht van de spotlights tegen een zwarte achtergrond. Enkele Nortons (een in Métisse-Rickman-frame, een ander in een replica-Seeley-frame), Triumphs, BSA’s, een Vincent in Egli-frame, een Harley in een Norton-frame, een volledig bekuipte Velocette, een Yamaha XS650 als vreemde eend in de bijt… En de meeste motoren zijn gebouwd volgens de codes van de caféracers: een aluminium tank, clip-ons, rem-schakelsetjes en een racezitje. De twee dagen van de beurs dromt het publiek (onder wie echte rockers in hun leren jacks, jeans en witte sportkousen die over de rand van de laarzen zijn geslagen) rond deze bijzondere klassieke motoren. Yves Demanet, organisator van de Moto Retro Wieze, geeft elke beurs een thema: “De showstand is belangrijk omdat het een ander – eenmalig – publiek meebrengt en dus telkenmale verse zuurstof voor de beurs betekent.” Voor de februari-editie viel de keuze dus op caféracers. De voornamelijk Engelse motoren die de arbeidersjeugd in Engeland eind jaren vijftig, begin jaren zestig in elkaar schroefden, om ermee op pad te gaan en elkaar te ontmoetten bij de café’s langs doorgaande wegen. De themakeuze maakte Demanet begin vorig jaar al: “Normaal gesproken opteer ik steeds voor een merk, maar omdat ik niet onmiddellijk een merk voor ogen had, viel mijn oog op de caféracers. Een berekende gok. Ik denk dat caféracers nooit echt weg zijn geweest. De mannen die nu aan hun motor sleutelen, deden dat ook al 10, 20 of 30 jaar geleden ook al. Dit zijn geen ‘weekendmotards’ maar echt liefhebbers die van het sleutelen houden, lifestyle inbegrepen. Op dit ogenblik is er een ook brede belangstelling voor, allicht gedragen door motortijdschriften, de nieuwe media en een tv-programma als Café Racer op Discovery Channel.” Demanet stipt ook aan dat het makkelijk was eigenaars van caféracers zover te krijgen om hun motor tentoon te stellen. Demanet: “De eigenaars van caféracers hebben hun motor zelf in elkaar gestoken, zijn er voortdurend mee bezig en trots op. De drempel om hun kleinood tentoon te stellen ligt dan ook lager dan bij bijvoorbeeld de FN-verzamelaar die zijn viercilinder in de huiskamer heeft staan.” De caféracers kwamen uit Wallonië, Vlaanderen en Nederland. MotoPlus sprak met vier liefhebbers: Wilfried Vanbeneden, Paul Coene, Luc Notebaert en Yves Van Heers. Hun motoren zijn staaltjes van huisvlijt, van uren noest werken. Wilfried Vanbeneden is de eigenaar van een Rickman-Métisse Norton. Het frame stamt uit 1997 en is een exemplaar dat gemaakt is door Pat French, die de rechten op de productie van de Rickman-broers gekocht had. Het 750 cc motorblok uit 1963 kocht Vanbeneden in 1991 in de Verenigde Staten. “Als kleine gast ging ik altijd naar het Salon in Brussel. De Triumph Bonnevilles stonden er toen nog en ik was daar zot van. Daarna is dat veranderd en wilde ik een Norton hebben. Ik heb die Norton nadat ik die gekocht had, eerst een paar jaar laten staan en in 1997 heb ik die omgebouwd tot een ‘racer’. Voor mij is rechtop zitten op een motor met een hoog stuur alsof je op toilet zit. Je moet plat op een motor kunnen liggen, het moet een buikschuiver zijn,” zegt hij. “Het is moeilijk uit te leggen wat het speciale is aan een caféracer. Je wordt ernaar toe ‘gezogen’, je bent door die microbe gebeten en het wordt erger en erger. Daarbij moet een caferacer voor mij wel Engels zijn!” Zijn Norton is ook van binnen aangepast. Van de krukas is 600 gram afgedraaid en opnieuw uitgebalanceerd. Er zitten veel Steve Maney-onderdelen in zoals hogere zuigers en grotere kleppen. De nokkenas is een PW3-exemplaar, waarbij PW staat voor de Britse ex-coureur en Norton-medewerker Peter Williams. De Norton is nu goed voor 56 pk. Vanbeneden reed er eens 196,5 km/uur bij 6.500 toeren mee. Dat was zijn limiet. “Ik was bang dat de motor kapot zou gaan als ik nog meer gas gaf.” Vanbeneden rijdt veel met de Norton: “Ik heb er al meer dan 100.000 kilometer mee gedaan. Overal naar toe: Schotland, Italië en Spanje.” Yves Van Heers is de eigenaar van een replica Seeley-Norton. Van Heers (62) is een bekende verschijning op retro-manifestaties en valt onder meer op door zijn oude Cromwell-potje. Zijn motor – op de halve kuip voorzien van opschrift ‘The Big Spender’ – is smetteloos en zwaar gepolierd. “Gereden of niet, elke week wordt die compleet gepoetst. En dat is dan met oorstokjes en tandenborstel!” zegt hij. Het frame is in begin jaren tachtig gemaakt door de Brit Roger Titchmarsh naar het voorbeeld van een MK-II Seeley uit 1969. Van Heers: “Titchmarsh is de enige die de rechten van Colin Seeley heeft en hij bouwt nog steeds die frames. Het exemplaar dat ik heb, heeft framenummer 006.” Van Heers heeft de Seeley pas sinds 2008. Hij heeft werkte in de jaren zeventig bij de Belgische Kawasaki-importeur en kwam daar in contact met de jetski, voor hem de ideale combinatie van motor- en watersport. Uiteindelijk stapte hij over naar de jetski-business. “Maar in 2008 ben ik onder druk van mijn vrouw daarmee gestopt; ik moest eens aan mijn pensioen denken. Als een dwaas liep ik in huis rond. Mijn vrouw verzuchtte ‘Begin eens aan iets’. En dat iets werd dit Seeley-Norton-project. Jaren geleden had ik van een oud-Kawasaki-collega al eens een Norton Commando gekocht die meer dan vijftien jaar stil had gestaan. Die heb ik toen gerestaureerd en er een caféracer van gemaakt. Dat Seeley-frame kwam pas later. Ik wilde persé zo’n frame, maar nieuw waren ze heel duur. Via een vriend vond ik echter een tweedehands exemplaar in Duitsland, dus kon ik echt beginnen. De tank was groen gespoten en die wilde ik ‘puur’ hebben. Na het zandstralen bleek hij echter vol dichtgeplamuurde deuken te zitten. Ik heb de bodem eruit gesneden, de blutsen eruit geklopt en de tank weer dicht gelast en gepolierd. Alleen in die tank zitten al 60 werkuren. Ook motorisch veranderde er een en ander. Er kwamen nieuwe carters, andere zuigers en grotere kleppen. De motor is nu betrouwbaar en ik rij zo’n 10.000 kilometer per jaar mee.” Maar is de Seeley-Norton van hem wel een caféracer? “Ik mag het in feite geen caféracer noemen,” zegt hij. “Dat is een wegmotor waaraan je het uiterlijk geeft van een racemachine. Dat deden de rockers toen indertijd. Het was meer esthetisch. Mijn motor was oorspronkelijk niet bedoeld voor weg; ik heb van een racer een wegmotor gemaakt.” Paul Coene (58) zit met hetzelfde dilemma. Hij kreeg de vraag van de Belgische Norton-club om zijn Norton Combat uit 1972 productieracer op de stand in Wieze te zetten. “Is mijn motor een caféracer? Ik denk van niet. Het is een productieracer, maar aangezien er licht op zit, zou het ook een straatfiets zijn. Ik ben het daar niet helemaal mee eens, maar alles is relatief.” Coene’s Norton is mooi met de gele tank, zitje en halve stroomlijn en in 2011 won hij al eens een groot concours d’élégance in de categorie ‘caféracers’. Kennelijk vinden anderen dus wél dat het een caféracer is. Hij heeft de Norton nu iets meer dan drie jaar. “Ik heb die min of meer zo gekocht, de vorige eigenaar heeft er tien jaar aan gewerkt. Hij wilde alles helemaal goed hebben, maar toen de motor klaar was, kon hij er vanwege gezondheidsredenen niet meer mee rijden. De motor stond in de kamer met een deken erover, maar moest op een gegeven moment toch weg.” Voor Norton-liefhebber Coene was dat de kans: “Als zestienjarige zat ik al eens op zo’n productieracer en kon amper bijna bij de clip-ons kon. Maar vanaf dat moment was ik gevallen voor zo’n Norton. Ik raakte begeesterd door het design en het Norton Commando-concept,” zegt Coene. Toch duurde het lang eer hij zelf een Norton had; eerst reed hij met onder andere een Ducati en een Buell, pas laat in zijn motorcarrière kocht hij een Norton. Ik hunkerde er niet naar, maar het zat toch wel in mijn achterhoofd. Totdat je dan zo’n advertentie ziet staan…” Coene ging kijken. De motor startte aanvankelijk niet, waardoor hij niet meteen toehapte, maar na een paar dagen nadenken en slecht slapen, kocht hij de motor toch. “Hij sprak tot de verbeelding. En bovendien: alles wat retro is, zit in de lift.” Volgens Luc Notebaert (54) zijn de klassieke caféracers steeds meer een alternatief voor de moderne supersportmotoren: “Die snelle motoren worden minder verkocht, iedereen krijgt er teveel boetes mee.” Notebaert had een fraaie BSA 500 cc Goldstar in Wieze staan. De basis van die motor was een DB3-34 uit 1956. “Dat was de crossversie, maar het frame was hetzelfde als van de wegmotor. Ik maakte er een Clubman-versie van, met een aluminium tank en een carbon racezitje. Verder kwamen er een close-ratio versnellingsbak, verbeterde voorrem en elektronische ontsteking op. De krukas werd onder handen genomen en de drijfstang is nu van titanium. Tot slot werd de hele elektrische installatie van 6 naar 12 volt omgebouwd. Toen ik de motor kocht, verkeerde die in slechte staat. De drijfstang was gebroken en had een hoek van de aluminium cilinder af geslagen. Ik heb er een stuk moeten inlassen en een nieuwe bus moeten plaatsen. In principe kan ik dat allemaal zelf; ik reviseer veel, ook voor anderen. Ik heb er in totaal een jaar of vier aan gewerkt.” Notebaert is een BSA-liefhebber en rijdt daarnaast ook nog met een Laverda. “Mijn eerste motor was een BSA B31. Die heb ik ook nog. De BSA doet me vooral denken aan de jaren zeventig, toen ik nog jong was. Ik vond die motoren toen fantastisch. Bovendien hebben de oude Engelse motoren het voordeel dat alle nog steeds wordt gemaakt. Alle onderdelen kun je krijgen en die zijn ook niet te duur. Als ze er veel vraag is naar een onderdeel, dan starten ze in Engeland gewoon weer een kleine productie.” [[kader]] WIEZE 2014: CAFÉRACERS DEEL 2 Caféracers Part One stond er groot op de showstand van deze Moto Retro Wieze. Part Two staat gepland voor februari 2014: dan ligt de nadruk vooral op de jaren zeventig caféracers. De september-editie van de Moto Retro Wieze staat dit jaar in het teken van de 50 cc Honda’s. [[bijschriften]] [opening] Een prominente plek voor de caféracers op Retro Wieze. 1 De Rickman-Métisse Norton van Wilfried Vanbeneden, van wie een caféracer uitsluitend uit Engeland kan komen. 2 Yves van Heers is de eigenaar van een replica Seeley-Norton. 3 De Norton Combat uit 1972 van Paul Coene (58) in in feite een productieracer. 4 Volgens BSA Goldstar-eigenaar Luc Notebaert zijn de klassieke caféracers steeds meer een alternatief voor de moderne supersportmotoren.