BMW’s van garage Kloppers
Het begon met een BMW-zijspancombinatie met brandschade, die een klant van het Rotterdamse garagebedrijf van de familie Kloppers eind jaren zestig liet staan. “Kijk maar wat jullie er mee doen”, luidde destijds de afscheidsrede. Dat was voor de broers Paul en Henk Kloppers zonder dat ze het toen direct beseften de eerste aanzet voor wat een bijzondere collectie BMW’s zou worden, uiteenlopend van een prachtig gerestaureerde R50/S tot een serie K1’s.
De basis voor deze collectie werd ruim 77 jaar geleden al gelegd toen de vader van Paul en Henk in een klein kelderpakhuisje in het volksbuurtje van het Rotterdamse Kralingen begon met het repareren van motorfietsen. Na het allesverwoestende bombardement van Rotterdam in mei 1940 werd de draad in 1942 weer opgepakt in een kleine woning met werkplaats in het Oude Westen. “Mijn vader werkte daar aan auto’s en motoren en mijn moeder maakte en bekleedde er kinderwagenkappen”, gaat Paul tussen de familieverzameling terug in de tijd. “Na de oorlog was het nog sappelen, want er waren bijna geen onderdelen verkrijgbaar. De echte welvaart kwam zo rond 1955. De mensen hadden ineens geld voor een brommertje of een scooter en daar sprong mijn vader direct op in. Daarna begon het te rollen, want na verloop van tijd groeiden die mensen weer door naar iets anders. Mijn moeder had er een winkeltje bij met huishoudelijke spulletjes. Kochten de mensen luxeartikelen als een elektrische koffiemolen. Op afbetaling, 2,50 gulden in de week. Dat kon ineens allemaal.”
Na het afronden van de technische school kwam Paul in 1962 op 17-jarige leeftijd in het bedrijf van zijn vader terecht, broer Henk werkte er toen al een aantal jaar. “Ik was hoofdzakelijk met auto’s bezig, maar een motorfietsje kwam ook wel eens voorbij. Dat werd meer toen in de periode daarna de eerste echt grote motorzaken hier in Rotterdam kwamen. Breeman, Malta en het Motorpaleis waren de grote namen. We hadden bij ons in de zaak ook wel eens een paar motorfietsen en scooters in consignatie staan, maar dat liep niet zo heel hard. Mensen gingen toch liever naar de zaken waar ze de meeste keuze hadden.”
Voor onderhoud wist men in die bloeiperiode wel de weg naar het garagebedrijf van de familie Kloppers te vinden, wat indirect ook de eerste aanzet voor de huidige BMW-collectie werd, de BMW-zijspancombinatie. Paul: “Daar is het mee begonnen. Een klant van ons, die het ding bij ons in onderhoud had, reed er eens mee naar Hoek van Holland, tot ‘ie in brand vloog. Hij zei toen: ‘Kom hem maar halen, ik hoef hem niet meer terug. Kijk maar wat je er mee doet’. Rond 1968 zijn we hem gaan opknappen. Niet zo intensief en nauwkeurig als we tegenwoordig doen hoor, helemaal kaal maken en stralen. Nee, toen was het niet meer dan schuren, lak er op en dan was ‘ie weer netjes.”
Sindsdien zijn de meeste andere BMW’s uit de collectie ‘een beetje aan komen waaien’, zoals Paul het zelf uitdrukt. “Af en toe kwamen we er weer een tegen, in meer of minder gerestaureerde staat. Ook een mooie R50/S. Die werden heel weinig verkocht in die tijd. Een S was wat sneller dan een gewone 500, had andere zuigers en een aangepaste versnellingsbak, en was eigenlijk net zo snel als een 600. Maar de mensen wilden toch liever die 600, want die was zwaarder. De cilinderinhoud moest blijkbaar zo hoog mogelijk zijn.” Een aantal van de BMW’s werd via een netwerkje opgeduikeld in het voormalige Oost-Duitsland en Roemenië. Paul: “Best vreemd eigenlijk, want de mensen daar hadden in die tijd niet veel, maar wel zulke BMW’s. Ik denk dat het voornamelijk legermotoren waren, die na de oorlog zijn blijven staan. Meestal kun je die aan een grotere tankdop herkennen, om sneller bij te kunnen tanken waarschijnlijk. We hebben er zelf ook een staan. Die hebben we goed kunnen kopen, want niemand gaf er in die jaren nog wat voor.”
De BMW’s in de voormalige autoshowroom op de huidige locatie van het garagebedrijf zien er stuk voor stuk uit als om door een ringetje te halen. Tot in de kleinste finesses met ontegenzeggelijk veel liefde gerestaureerd door de gebroeders Kloppers. Zo veel mogelijk origineel is daarbij het uitgangspunt. “Dat proberen we wel”, vertelt Paul. “De R26 die we hier hebben staan, had bijvoorbeeld standaard een klein achterlicht. Toen we hem kochten, zat er het grote achterlicht van zijn opvolger, de R27, op. Dat hebben we dus vervangen door een kleintje, want dat hoort nu eenmaal zo. Op dat soort details let ik wel. Maar soms moet je een compromis sluiten, omdat bepaalde onderdelen niet meer te krijgen zijn. Dan maken we het gewoon zelf. Ik doe alles samen met mijn broer en inmiddels ook met mijn zoon. Mijn broer doet meestal het mechanische gedeelte, het motortje en de wielen, en ik doe het spuitwerk.”
Het echt oude spul vormt weliswaar de hoofdmoot in de collectie van de familie Kloppers, maar voor wat jonger materiaal worden de ogen zeker niet gesloten getuige ‘youngtimers’ als een K75S en een aantal K1’s in de verzameling. Paul: “In ’89 kwam hier eens iemand langs de deur met zo’n K1. Maar ik vond het eigenlijk helemaal niet mooi, zo’n plastic ding. En dat vonden blijkbaar meer mensen, want ze zijn uiteindelijk maar vier jaar gemaakt. Nu zijn ze nog goed betaalbaar en kom je ze op internet al voor 3.000 euro tegen. Die gele is misschien wel de meest bijzondere, dat is een Ultima. Die hoorde bij de laatste serie van honderd stuks. Die zijn Dakar-geel gespoten en genummerd verkocht. Dit is nummer 4. Er zijn er nog een stuk of twintig zoek, maar die kunnen inmiddels ook wel gesloopt zijn voor de onderdelen. Gek genoeg hebben de rode en de blauw/gele altijd het meeste bekijks, waarschijnlijk omdat het de eerste kleuren waren. Met die rode rijd ik nog wel eens een ritje met de K1 Club, staat pas net 10.000 kilometer op de klok. En van de oudjes komt de R50/S nog wel eens buiten.”
De BMW’s van Kloppers zijn in Rotterdam en omstreken goed bekend. Zo werd Kloppers een paar jaar terug benaderd om een van de BMW’s beschikbaar te stellen voor een film over de oorlog in Schiedam, nog altijd een gevoelig onderwerp in de omgeving Rotterdam. “Vond ik geen probleem”, vertelt Paul. “Maar er moest ook op gereden worden. Tja, dat doe ik dan liever zelf. Moest ik opeens een Duits militair pakje aan. Nou heb ik overduidelijk niets tegen Duits, maar dat kon ik niet maken. Mijn vader was in ’44 opgepakt bij een razzia en naar Duitsland overgebracht om te werken. Nou heeft hij het daar niet heel slecht gehad, maar hij zou het nooit goed gevonden hebben als ik zo’n pakje had aangetrokken.”
Als het over zijn ouders gaat, heeft Paul trouwens van één ding spijt als het om de motorcollectie gaat en dat is dat er niets van zijn ouders tussen staat. Paul: “Daar hadden we graag iets van gehad. Voor de oorlog reed mijn vader bijvoorbeeld een Eysink en de laatste BSA die ze hadden, ging in ’53 de deur uit. Daar was geen plek meer voor toen ze nog in het Oude Westen zaten. En het geld was toen ook welkom natuurlijk. Met zijspan bracht die BSA iets van 700 gulden op. Kocht ‘ie voor 500 gulden een Simca uit ’48 terug. In de buurt ging het dan al snel van: ‘’t Gaat wel goed met Kloppers. Hij heeft nu zelfs een auto!’. En dan had ‘ie ook nog 200 gulden over, haha. Ach, de mensen waren iets simpeler in die tijd. Tuurlijk, er was wel eens ruzie, maar dat was een dag later alweer vergeven en vergeten. Tegenwoordig is het al snel haat en nijd allemaal. Maar door die eigen zaak waren we eigenlijk altijd in de straat en er gebeurde natuurlijk wel eens iets. Een ongelukje of zo. Dan reden wij de mensen naar het ziekenhuis als het moest. Dat is wel eens twee keer op één dag gebeurd. Daar hebben we een leuke tijd gehad, echt een volksbuurt was het, waar de mensen op elkaar aangewezen waren en elkaar hielpen.
De drie panden die de familie Kloppers in het Oude Westen bezat, vormen de fundering onder de huidige locatie, die in 1982 betrokken werd en waar her en der nog wat projectjes op restauratie wachten. Maar dat laat onverlet dat de Kloppers oren en ogen openhouden. “Als we iets interessants zien, kopen we het er wel bij. Daar hebben we echt nog lol in”, vertelt Paul. “Een NSU Max bijvoorbeeld. Technisch heel mooi met excentrische schuiven voor de klepbediening. Een enigszins opgeknapte koop je voor een duizendje of zeven. Aan de andere kant moeten we ook realistisch zijn. Ik ben inmiddels 71 en mijn broer 73, dus eigenlijk moeten we een keer ophouden met kopen natuurlijk. Bovendien staan er op zolder nog een stuk of vijf die moeten worden aangepakt. We hebben haast te veel. We genieten van het restaureren, maar misschien nog wel meer van het er naar kijken!”