Blue Stratos crossteam
Het is tegenwoordig ondenkbaar dat een linkse politicus zich met zijn hele ziel en zaligheid inzet voor vervuilende sporten als motorcross. PVDA-coryfee Jan Schaefer deed het. Hij richtte zelfs een eigen crossteam op dat hij deels financierde met bedenkelijk geld, maar dat desondanks een sociale inslag had.
De Amsterdamse wethouder Jan Schaefer (1940 – 1994) stampt in 1985 net zo makkelijk een nieuwe woonwijk als crossteam uit de grond. Als motorsportfanaat legt hij dat jaar de opzet en achterliggende gedachte van zijn Blue Stratos Kawasaki team uit: “De doelstelling was en is om op verantwoorde wijze jong talent te begeleiden en coachen, opdat Nederland in de toekomst over topmensen kan beschikken in het Grand Prix gebeuren. Het is een investering in de toekomst.”
Het idee voor een team vol jong talent leeft al jaren bij Schaefer. Hij vindt het uiterst knap dat Frans Sigmans gezien zijn leeftijd hoog eindigt in het NK, maar dat zegt volgens hem ook iets over het niveau van de rest. Dat moet dus omhoog, te beginnen bij de jeugd. Volgens Schaefer kijken sommigen met verbazing naar zestienjarigen die bovenin meedraaien in de GP’s. “Naar mijn zienswijze is die verbazing niet op zijn plaats, omdat door de ontwikkelingen van de laatste jaren, waarbij op steeds jongere leeftijd wordt begonnen met de echte wedstrijdsport op crossgebied, het logisch is dat de leeftijd waarop men doorbreekt ook naar beneden gaat.”
Er zijn mensen die een blijvende indruk maken. Jan Schaefer is er zo een. De onconventionele en populaire PvdA-politicus presenteert zich als een volksjongen die geen blad voor de mond neemt. Aan Haagse etiquette heeft hij lak. Schaefer steekt zichzelf nooit in pak met stropdas, maar draagt ook in de Tweede Kamer vrijwel altijd een spijkerpak. In politiek Den Haag gaat in die tijd de mop rond dat hij dat spijkerpak, als hij thuiskomt, onmiddellijk verruilt voor ‘gewone’ kleding. De goedgebekte Amsterdammer spreekt de taal van het volk, is recht voor zijn raap en schroomt stevige uitspraken niet. Zijn beroemdste doet hij in zijn tijd als staatssecretaris van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening: “In gelul kun je niet wonen”. Door zijn onverzettelijkheid en directheid geeft hij een grote impuls aan de stadsvernieuwing. Het levert hem een positie op als wethouder van volkshuisvesting in Amsterdam. Daar beleeft hij zijn hoogtijdagen en het is ook de tijd waarin hij begint na te denken over een jeugdcrossteam.
Als socialist draait het bij hem niet alleen om sportieve prestaties, ook zaken als een schoolopleiding, algemene vorming en representatie maken onderdeel uit van de teamfilosofie. Teamleden ontvangen zelfs een identieke bonus voor een (geslaagd) schoolexamen of naar een volgende klas overgaan als voor een crosskampioenschap. “Wat heeft een motorcrosser aan honderd overwinningen, als hij na zijn crosscarrière nog eens serieus aan een maatschappelijke positie moet werken? Wij vinden dat de basis daarvoor dan al gelegd moet zijn.”
Denk ook vooral niet dat een van Schaefers rijders naar Zuid-Afrika mag. Hij verbiedt een van zijn rijders (en stuurt een kopie van zijn vlammende betoog naar de KNMV) de Grand Prix van Zuid-Afrika te rijden. De Verenigde Naties heeft vanwege de apartheid opgeroepen tot een boycot op onder meer sportgebied en daaraan heeft iedereen zich maar te houden.
Schaefer mag dan wel de initiator zijn, maar het Blue Stratos Team is ook weer geen soloproject. De stevige Amsterdammer legt zijn plannen voor aan een andere stevige Amsterdammer – the one and only Henk Vink – en die weet wel een sponsor. Aftershave-fabrikant Blue Stratos produceert naar eigen zeggen ‘de geur van avontuur’ en daar past een crossteam prima bij. Het legt het merk geen windeieren. Het merk groeit pijlsnel met 35% en neemt na Freshup en Tabac spoedig de derde plek qua marktaandeel in.
Schaefer tekent in 1985 een driejarig sponsorovereenkomst met Blue Stratos en strikt: Pennzoil, White Power, Champion, Dunlop en Phase 1 als subsponsors. De opzet is simpel: Blue Stratos brengt geld, Kawasaki brengt de nodige motoren en onderdelen in. Schaefer gaat niet eerst op zoek naar rijders, maar naar mensen die het project kunnen dragen. Hij stelt Rudi Boom – en later ook nog Gerard Rond – als rijderscoach aan. Chris Groeneweg van Kawasaki doet de technische kant en Kees van der Weijde (eveneens Kawasaki) is coördinator. Schaefer neemt het management voor zijn rekening.
Uiteindelijk doorstaan zeven rijders de selectie. Het is het maximum aantal wat de begeleiding aan kan. De geselecteerden gaan een traject in waarin ze continu op twee punten worden beoordeeld: prestaties op de cross, maar ook de voortgang op de opleiding. De rijders van het eerste uur zijn: Ilbér Hulzebos, Theo Eggens, Jacky Hulzebos, Marcel Pieter Flore, Ronnie Kreeft, Jan van Neerbos en Evert Dijkstra.
De contacten tussen het crossteam en de schoolleiding is de taak van Van der Weijde. Volgens Schaefer gaan drie jongens in dat eerste jaar over op school die anders waren blijven zitten. Schoolverlaters moeten een cursus volgen. Blue Stratos betaalt de helft van de kosten en als ze slagen ook nog eens zeventig procent van de rest.
De jonge crossertjes vallen bij het professionele team met hun neus in de boter. Kawasaki levert verschillende: KX80, KX125, KX250 en KX500 modellen. Trainen doen ze op de circuits van: Den Dungen, Lelystad, MCA Amsterdam (ook conditietraining) en de Harskamp. Zelfs de teambuilding is voor elkaar: met de omgebouwde Mercedes 513D bus gaan ze op de lange latten in Winterberg. Het gaat ze als brandhout af.
Zijn pupillen mogen jong zijn, maar toch gooit Boom er regelmatig de knoet over. Tijdens de winterstop 1985 mogen ze tussen 1 en 15 december absoluut geen wedstrijden rijden, maar blijft de conditietraining absoluut wel op het programma staan. Boom: “Iedereen weet waar hij aan toe is, het worden al flinke kerels en dan mag de zweep er best af en toe over.” Bij de conditietesten gaat het er serieus aan toe. Het team meet dan al zaken als: conditiegetal, zuurstofopname, spiermassa en gewicht.