Alpenmasters 2019 (1) – Toer en Adventures
Op en neer, steeds weer opnieuw. Twintig motorfietsen laten in de grootste vergelijkingstest ter wereld zien wat ze waard zijn in de bergen. Dit keer vormt het uitdagende bochtenwerk van de Dolomieten het decor voor de test. In dit eerste deel komen de toermachines en middenklasse allroads aan bod.
Als eerste moeten de toerbuffels de Dolomieten bedwingen. Deze vier toermachines vormen niet alleen kleurtechnisch een bont gezelschap, maar ook qua karakter verschillen ze enorm. Welk concept komt in de bergen het best uit de verf? Machtige bergen, machtige motorfietsen – dat moet haast wel bij elkaar passen, of niet? Het antwoord houdt het midden tussen ja en nee. Dat deze jongens bij uitstek geschikt zijn om comfortabel naar de bergen te reizen, moge duidelijk zijn. Met een beschermende stroomlijn, veel ruimte voor bagage en flink wat vermogen zijn deze vier is staat om je, samen met een passagier, pijlsnel en bijzonder aangenaam naar de Dolomieten te transporteren. De Kawasaki Z1000SX Tourer is met een rijklaargewicht van 244 kilo (inclusief de zijkoffers) de lichtste van dit kwartet zwaargewichten, maar helemaal uitbuiten doet de Japanner dat voordeel niet. De viercilinder van de Kawasaki loopt onderin weliswaar heerlijk soepel, maar vanaf zo’n 7.000 toeren zijn er duidelijk wat vibraties voelbaar en ook de versnellingsbak is een af en toe een tikje stroef. Het rijwielgedeelte van de Z1000SX Tourer komt keurig voor de dag – zo lang we in het dal blijven. In haarspeldbochten heeft de op Bridgestone S20 geschoeide Kawasaki het lastiger en moet hij met enige nadruk op de gewenste lijn worden gehouden. Met name op de Pordoi met zijn zestig haarspeldbochten kun je er dan redelijk druk mee worden, aangezien je niet echt lekker in een ritme komt.
Het plaatsaanbod zou voor een machine van dit kaliber ook net wat ruimer mogen zijn. Bovendien zit een passagier behoorlijk hoog, wat bij remmen bergaf voor veel gewicht op de polsen van de rijder zorgt. Qua remweg ligt de Kawasaki trouwens in het middenveld. Op goede wegen blinkt de Z1000SX Tourer uit met een uitstekende bochtenstabiliteit en zijn enorme grondspeling. Maar een echte berggeit is het echter niet. In de Dolomieten eindigt hij daarom op plek vier.
De tweede Japanner in dit gezelschap, de Yamaha FJR1300AE met elektronische instelbare vering, gaat het wat dat betreft wat beter af. Het is een toermachine volgens klassiek recept en bouwt dus lang en breed, zonder daarbij overigens afschrikwekkend te werken. Met zijn verstelbare zithoogte, elektrisch verstelbare ruit, middenbok en handvatverwarming is deze Japanner bovendien erg compleet uitgerust.
Yamaha gaf deze machine in 2001 de doopnaam ‘Fast Journey and Ride’ (FJR). De Yamaha is dus al een poos op de markt en onderging in de loop der jaren uiteraard de nodige updates, waarvan de laatste in 2016, toen Yamaha de FJR eindelijk van de zo gewenste zesde versnelling voorzag. Op het listige testparcours over de passen Fedaia, Falzarego, Valparola, Campolongo en Pordoi kom je met de Yamaha niet voor ongewenste verrassingen te staan, want de FJR kan alles, doet alles en geeft alles. Echter wel met een kleine kanttekening, want echt heel swingend wordt de bochtendans niet. Wat handling betreft blinkt deze zware en lange machine niet uit en vraagt het enige inspanning om alle passen te meesteren. Desondanks reageert de Yamaha wel heel nauwkeurig op stuurbevelen en bouwt hij met goede feedback al snel veel vertrouwen op.
Het karakter van de FJR wordt door fans vaak omschreven als ‘soeverein en gelaten’, maar in het hooggebergte voelt de Yamaha wat traag aan. Aan vermogen ontbreekt het niet, maar ondanks een gemeten vermogen van 141 pk mist de viercilinder bij lagere toerentallen punch, wat het bestormen van de bergreuzen hier net even wat minder vanzelfsprekend maakt. De remmen zouden ook wat daadkrachtiger mogen zijn, terwijl het ABS wat aan de grove kant afregelt. Tijdens onze testmeting duurde het verhoudingsgewijs lang voor de FJR tot staan kwam. Zonder deze klassieker te kort te willen doen, maar het concept en het design van de FJR zouden best een update kunnen gebruiken om hem net even wat meer van deze tijd te maken. Een paar kilo minder gewicht en een scheut extra temperament kunnen geen kwaad.
De tegenpool van de Yamaha is de KTM. De 1290 Super Duke GT weegt 60 kilo minder dan de FJR en loopt juist over van temperament. Op de vermogensbank komt de Oostenrijker tot 181 pk, en daarmee dondert deze V-twin dermate hard over de bergpassen, dat je als rijder nauwelijks tijd hebt om adem te halen, laat staan een pauze nemen. Dat geldt ook voor een passagier, want die zit net als de rijder actief naar voren gebogen. Dat de handgrepen aan de achterzijde zitten en niet aan de zijkant, maakt eigenlijk niet uit, aangezien je toch al dicht tegen de rijder geplakt zit en je dus min of meer op de tank afsteunt. En dat met de prettige bijkomstigheid dat je als passagier heel actief meerijdt en al even ademloos en gelukkig als de rijder bovenop een bergpas aankomt.
Een ritje op de KTM is zondermeer een inspannende aangelegenheid en daardoor een echt adrenalinekick. De Oostenrijker knalt als aan een elastiek uit haarspeldbochten, en dankzij de stugge vering heeft de KTM een enorme bochtenstabiliteit. Punch is altijd en overal voorhanden. De remweg zou alleen wat korter mogen zijn, terwijl het ABS erg defensief regelt. Tijdens het remmen vraagt de KTM wel een stevige hand, de softe aanpak is niet zijn ding. Ook de quickshifter, die alleen bij opschakelen werkt, werkt het fijnst met een stevige tik van de linkervoet. De kreet ‘No Limits’ is in ieder opzicht op de KTM van toepassing, van het vermogen tot het uitlaatgeluid en de lol die je er mee hebt. Het is een rasechte powerbike, en eigenlijk geen toerfiets. Punten verzameld de Oostenrijker dus genoeg, maar te weinig voor de winst in deze categorie.
Daar gaat de BMW R1250RT namelijk mee aan de haal. De boxer maakt de lastige spagaat tussen dynamiek en comfort op een haast perfecte wijze. Achter de haast bedrieglijke looks van een uit de kluiten gewassen elektrische scooter gaat namelijk een uitgesproken sterk karakter schuil, een karakter dat je heel ontspannen door de haarspeldbochten begeleidt maar je tegelijkertijd heerlijk vurig over de passen kan laten knallen. En dat terwijl het rode speelgoed uit Duitsland in vol ornaat ruim 290 kilo op de schaal zet en nogal fors van formaat is. De vele rijmodi bieden haast oneindig veel stelmogelijkheden, maar in principe rijdt deze BMW is iedere motor- en veermodus goed. Slecht asfalt en grotere hobbels worden soepel glad gestreken, terwijl de nieuwe 1250-boxer een enorm enthousiasme aan de dag legt en altijd de juiste dosis vermogen paraat heeft. Ook het zwaartepunt is goed gekozen, want ook in het krapste bochtenwerk voelt de RT nooit wiebelig aan. Zo ontspannen en toch ook vurig reed een mastodont van dit formaat nooit eerder door de bergwereld. En dan neem je het nadrukkelijk stevige bedrag dat voor deze BMW moet worden neergeteld ook voor lief. Echte kwaliteit mag wat kosten, nietwaar?